SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2517 Schriftelijke vraag nr. 4-2517

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Assistant paroissial - Statut Parochieassistent - Statuut 
________________
église
clergé
statut du personnel
rémunération du travail
kerk
geestelijkheid
personeelsstatuut
arbeidsbezoldiging
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
27/2/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
27/2/2009Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-697 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-697
________ ________
Question n° 4-2517 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2517 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

« Assistant paroissial » (AP) est une dénomination utilisée par l’Église pour une catégorie déterminée de travailleuses et travailleurs pastoraux. L’autorité religieuse a créé cette nouvelle fonction ecclésiale pour répondre aux nouveaux besoins résultant de la pénurie de prêtres. En droit civil, les AP sont considérés comme des vicaires, payés et traités comme tels. Pour le droit civil, il n’existe pas de AP mais seulement des « ministres du culte ».

Un arrêté ministériel a installé une commission (la « commission Onkelinx ») qui a été chargée de réaliser, entre le 1er novembre 2005 et le 1er novembre 2006, une étude sur le statut des ministres du culte. Cependant, tant que la justice n’a pas achevé l’étude sur le statut des assistants paroissiaux, on ne peut pas en engager de nouveaux, ce qui, compte tenu du « vieillissement » des prêtres et du fait qu’il y a peu de prêtres en formation, compromet la survie de certaines paroisses.

Au cours de l’étude susvisée, la « commission Harpigny » (du nom de l’Évêque de Tournai) a proposé à l’ancienne ministre de la Justice d’approuver 1 500 postes (sans cumul) pour l’ensemble de la Belgique, postes rémunérés au barème de licencié. La ministre n’a pas réagi à cette proposition mais elle a constitué, au début de l’année 2006, une commission des Sages. Ces derniers devaient inventorier le système de financement des ministres du culte et des délégués du Conseil central laïc (CCL), examiner les inégalités et les discriminations et formuler des recommandations au sujet du système de financement.

Dans un rapport très détaillé, cette commission a formulé une série de recommandations relatives à la mise en place d’un système de financement adapté au 21ème siècle. Elle s’est particulièrement intéressée au problème des AP.

Elle a abouti à la conclusion qu’il fallait au moins prévoir une carrière qui tient compte de l’ancienneté pécuniaire et des augmentations barémiques et souligné que les traitements des ministres du cultes sont inadaptés dans la pratique et doivent être augmentés afin de correspondre à leur niveau de formation et de responsabilité ainsi qu’au coût de la vie. La commission a également conclu que les différences entre les ministres du culte ne pouvaient se justifier..

La commission a ainsi une vision positive du rôle des cultes et des conceptions philosophiques dans notre société. Elle estime qu’ils méritent un soutien financier supplémentaire de la part des autorités en raison de leur rôle social. Pour les assistants paroissiaux, la commission appuie une série de demandes importantes :

- insérer dans la nomenclature la catégorie « assistant paroissial », ce qui permet de d’éliminer l’insécurité juridique du cadre de l’assistant paroissial ;

- suspendre le caractère extinctif de ce cadre, étant donné le rôle important que jouent les assistants paroissiaux en tant que ministres du culte catholique ;

- plaider pour une augmentation sensible de traitement, adaptée au niveau de formation et de responsabilité ;

- instaurer des barèmes sur la base de l’ancienneté ;

- éliminer les discriminations par rapport à d’autres ministres du culte/ délégués du CCL, en matière de traitement et de pension ;

- demander à l’autorité religieuse de prévoir un statut clair en matière de droit canon, statut de préférence uniforme pour tous les évêchés.

Je souhaite poser les questions suivantes au ministre.

1. L’étude relative au statut des assistants paroissiaux est-elle déjà achevée ? Dans l’affirmative, est-il exact que l’on ne puisse toujours pas engager de nouveaux assistants paroissiaux et si c’est le cas, quelle en est la raison ? Dans la négative, quand le sera-t-elle ?

2. Le ministre compte-t-il adapter la législation relative aux ministres du culte, en particulier, aux assistants paroissiaux, compte tenu des recommandations formulées par la commission des Sages ?

 

“Parochieassistent” (PA) is enkel een binnenkerkelijke benaming voor een bepaalde groep pastorale werksters en werkers. De kerkelijke overheid heeft dit nieuwe kerkelijke ambt gecreëerd om tegemoet te komen aan de nieuwe noden die zijn ontstaan vanwege het priestertekort. In het burgerlijk recht worden zij beschouwd als “onderpastoor” en als dusdanig betaald en behandeld. Voor het burgerlijk recht bestaan er geen PA’s, maar alleen “bedienaars van de eredienst”.

Door een ministerieel besluit werd een commissie aangesteld (de “commissie Onkelinx”) die tussen 1 november 2005 en 1 september 2006 belast werd met het onderzoek van het statuut van de bedienaars van de eredienst. Zolang justitie het onderzoek rond het statuut van de parochieassistenten niet zou hebben afgerond, zouden er echter geen nieuwe mogen worden aangeworven wat gelet op de “vergrijzing” van de priesters en het feit dat er nog maar weinig priesters in opleiding zijn, het voortbestaan van sommige parochies in het gedrang brengt.

Tijdens voormeld onderzoek heeft de “commissie Harpigny” (genoemd naar de bisschop van Doornik) aan voormalig minister van Justitie voorgesteld om 1 500 plaatsen (zonder cumul) goed te keuren voor heel België, betaald volgens het licentiaatsbarema. Minister Onkelinx heeft hier niet op gereageerd, maar heeft begin 2006 een Commissie van Wijzen aangesteld. Deze moesten het financieringsstelsel van de bedienaren van de eredienst en de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad (CVR) in kaart brengen, ongelijkheden en discriminaties onderzoeken en aanbevelingen doen in verband met het financieringsstelsel.

In een zeer uitgebreid verslag deed deze commissie een aantal aanbevelingen voor een financieringsstelsel dat aangepast is aan de 21ste eeuw. Ze schonk ook bijzondere aandacht aan de problematiek van de PA’s.

Zij besloot dat ten minste moet worden voorzien in een loopbaan met verrekening van geldelijke anciënniteit en met baremieke verhogingen en stelde dat de wedden van de bedienaren van de erediensten op het terrein onaangepast zijn en dienen te worden verhoogd tot een niveau dat overeenkomt met hun opleidingsniveau, verantwoordelijkheden en de levensduurte. De verschillen tussen de wedden van de bedienaren op het terrein zijn niet te rechtvaardigen, zo besloot de commissie nog.

De commissie heeft zodoende een positieve visie op de rol van de religies en levensbeschouwingen in onze samenleving, waarvan zij stelt dat die blijvende financiële ondersteuning van de overheid verdienen vanwege hun maatschappelijke rol. Voor de parochieassistenten ondersteunt de commissie een aantal belangrijke verzuchtingen:

- opname in de nomenclatuur van de categorie “parochieassistent”, waardoor de onzekere juridische basis van het kader van de parochieassistent weggenomen wordt;

- opschorting van het uitdovende karakter van dat kader, gezien de belangrijke rol die parochieassistenten spelen als bedienaren van de katholieke eredienst;

- pleidooi voor een gevoelige weddeverhoging, aangepast aan opleidingsniveau en verantwoordelijkheid;

- invoer van barema’s op basis van anciënniteit;

- wegwerken van discriminaties met andere bedienaren/afgevaardigden van de CVR op het vlak van verloning en pensioen;

- een vraag naar de kerkelijke overheid om te zorgen voor een duidelijk kerkrechtelijk statuut, bij voorkeur uniform voor alle bisdommen.

Vandaar mijn vragen aan de geachte minister:

1. Werd het onderzoek rond het statuut van de parochieassistenten reeds afgerond? In bevestigend geval, is het correct dat thans nog geen nieuwe parochieassistenten mogen worden aangeworven en zo ja wat is de reden hiervan? In ontkennend geval, wanneer zal dit onderzoek afgerond zijn?

2. Heeft de geachte minister de intentie de wetgeving rond de bedienaars van de eredienst, in het bijzonder rond de parochieassistenten aan te passen, rekening houdende met de aanbevelingen van de Commissie van Wijzen?

 
Réponse reçue le 27 février 2009 : Antwoord ontvangen op 27 februari 2009 :

1. La loi du 24 juillet 2008 portant des dispositions diverses a déjà porté le nombre de places d’assistants paroissiaux de 301 à 341 afin de pouvoir garantir la continuité des recrutements d’assistants paroissiaux.

La loi programme du 22 décembre 2008, notamment les articles 267 à 269, tient compte des remarques formulées par le Conseil d’État concernant la loi précitée.

La nomenclature contenue à l’article 26 de la loi du 2 août 1974 relative aux traitements des titulaires de certaines fonctions publiques, des ministres des cultes et des délégués du Conseil central laïque sera complétée par « assistant paroissial ». Le cadre deviendra désormais un cadre fixe de 341 places, avec effet rétroactif à la date des premières nominations d’assistants paroissiaux, à savoir le 1er janvier 1991, de sorte que les personnes déjà en service soient régularisées par la modification précitée.

2. Il s’agit d’un cadre de 341 places, mais il n’y aura pas une incidence budgétaire, étant donné que le nombre de places effectivement occupées sur le cadre des ministres du culte catholique montre une tendance à diminuer.

Une Commission a été chargée de trouver dans le cadre d’un débat global prenant en compte l’ensemble des religions et des organisations philosophiques un règlement définitif pour toutes les religions et toutes les organisations philosophiques ; elle devra rendre un rapport pour l’automne 2010.

1. In de wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen werd het aantal parochieassistenten reeds van 301 naar 341 eenheden opgetrokken, teneinde de continuïteit in de aanwervingen van parochieassistenten te kunnen verzekeren.

De programmawet van 22 december 2008, met name de artikelen 267 tot 269, komt tegemoet aan de door de Raad van State geformuleerde opmerkingen naar aanleiding van voornoemde wet.

De wet van 2 augustus 1974 betreffende de wedden van de titularissen van sommige openbare ambten, van de bedienaars van de erkende erediensten en van de afgevaardigden van de Centrale Vrijzinnige Raad wordt in artikel 26 aangevuld met de nomenclatuur van “parochieassistent”. Het kader wordt thans een vast kader van 341 plaatsen en zal terugwerkende kracht hebben op de datum van de eerste benoemingen van parochieassistenten, zijnde 1 januari 1991, zodat de personen die reeds in dienst zijn geregulariseerd worden door de voornoemde wijziging.

2. Het gaat over een totaal van 341 plaatsen, maar er zal geen bijkomende budgettaire last zijn, aangezien het aantal effectief ingevulde functies op het kader van de bedienaars van de katholieke eredienst een dalende tendens vertoont.

Tenslotte is een Commissie belast om in het kader van een globaal debat rekening houdend met alle religies en levensbeschouwelijke organisaties, een definitieve regeling te vinden voor alle religies en levensbeschouwelijke organisaties; zij zal tegen het najaar van 2010 verslag moeten uitbrengen.