SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
12 janvier 2009 12 januari 2009
________________
Question écrite n° 4-2514 Schriftelijke vraag nr. 4-2514

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au ministre de la Justice

aan de minister van Justitie
________________
Projet Phénix (Informatisation des cours et tribunaux) Phenix-project (Informatisering van hoven en rechtbanken) 
________________
Phenix
gestion électronique des documents
administration électronique
base de données
pouvoir judiciaire
système judiciaire
procédure judiciaire
système informatique
système d'information
traitement des données
transmission de données
Phenix
elektronisch document management
elektronische overheid
gegevensbank
rechterlijke macht
rechtsstelsel
rechtsvordering
informatieverwerkend systeem
informatiesysteem
gegevensverwerking
datatransmissie
________ ________
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
26/1/2009Antwoord
12/1/2009Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 12/2/2009)
26/1/2009Antwoord
________ ________
Herindiening van : schriftelijke vraag 4-689 Herindiening van : schriftelijke vraag 4-689
________ ________
Question n° 4-2514 du 12 janvier 2009 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2514 d.d. 12 januari 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L’informatisation des cours et tribunaux a déjà connu bien des difficultés. La précédente ministre de la Justice a décidé, l’an dernier, de rompre le contrat passé avec la firme UNISYS concernant Phénix, et ce après l’échec de plusieurs projets pilotes.

Le « groupe de travail des techniciens » a été mis sur pied dans ce cadre. Le 26 juin 2007, ce groupe de travail a déposé un rapport. Le Comité de gestion Phénix a émis des remarques à propos de ce rapport mais contrairement à ce qui avait été annoncé, ce groupe de travail n’a jamais remis de véritable « rapport final ».

Depuis lors, les tribunaux et parquets de police ainsi que les justices de paix poursuivent le développement de l’application MACH qui doit succéder au « Projet Mammouth ».

Le logiciel acquis dans le cadre du projet Phénix pourrait être utilisé à cet effet. Le savoir-faire des « travailleurs de terrain » des greffes et des parquets est d’une importance capitale pour la réussite de ce système.

Le logiciel « Mammouth » a fait ses preuves et le basculement vers un serveur central pourrait être un premier pas dans la bonne direction – l’intégration complète dans un système central de procédure électronique. C’est parfaitement réalisable sur le plan technique.

Le passé nous a appris qu’un projet global centralisé est très ambitieux et que l’approche par étapes (sur la base des expériences réalisées avec Mammouth et MACH) est probablement la seule qui ait une chance de réussir.

À mon sens, il importe toutefois que l’on garde constamment à l’esprit l’objectif final, à savoir une intégration complète et l’accès de tiers (avocats, notaires, huissiers de justice) au système. Étant donné que le cadre institutionnel existe et que l’on peut réaliser assez rapidement des progrès sur le terrain, il me paraît opportun d’obtenir sans tarder des éclaircissements sur la réorientation du projet Phénix.

J’aimerais que le ministre réponde aux questions suivantes :

1. Une décision a-t-elle été prise sur la base du rapport du groupe de travail précité afin que le projet Phénix renaisse de ses cendres ou, dans la négative, éventuellement sur la base d’une approche par étapes ? Le cadre institutionnel reste-t-il tel quel ?

2. Entend-il dès lors associer les « travailleurs de terrain » à la poursuite du développement de la procédure électronique ? Un pilotage par le SPF semble en effet difficile à mettre en œuvre eu égard aux expériences du passé et à la pénurie d’effectifs.

3. Dans quelle mesure les systèmes existants pourront-ils être élargis, après basculement des systèmes existants tels que le « logiciel Mammouth », en vue de permettre l’accès des avocats, notaires, huissiers de justice, etc, et ce dans le cadre d’une approche par étapes ?

4. Les moyens prévus pour le basculement de « Mammouth » vers MACH sont-ils disponibles ?

5. Le logiciel MACH est actuellement testé dans les justices de paix (notamment à Torhout). Quelles sont les premières constatations à ce sujet ?

 

De informatisering van de hoven en rechtbanken heeft reeds een hele lijdensweg achter de rug. De vorige minister van Justitie besliste vorig jaar om het contract met de firma UNISYS over Phenix te verbreken, na diverse mislukte proefprojecten.

Tevens werd in dit kader de “werkgroep van technici” opgericht. Op 26 juni 2007 diende deze werkgroep een verslag in. Het Beheerscomité Phenix maakte opmerkingen op dit verslag, doch een echt “eindverslag” van deze werkgroep is er blijkbaar, in tegenstelling tot wat was aangekondigd, nooit gekomen.

Intussen wordt er, op niveau van de politierechtbanken, politieparketten en vredegerechten verder gewerkt aan de opvolger van het “Mammoutproject”, de MACH applicatie.

De hardware aangekocht in het kader van Phenix zou hiervoor kunnen worden gebruikt. De know-how van de “veldwerkers” op griffies en parketten is van cruciaal belang in het succes van dit systeem.

De “Mammout” software heeft bewezen te kunnen werken en de omschakeling naar een centrale server zou een eerste stap in de goede richting – de totale integratie in één systeem van de elektronische procesvoering – kunnen zijn. Technisch is dit immers perfect mogelijk.

Het verleden heeft geleerd dat één allesomvattend project zeer hoog gegrepen is en dat een gefaseerde aanpak (op basis van de ervaringen met Mammout en MACH) waarschijnlijk de enige is die een kans op succes biedt.

Mijns inziens is het wel belangrijk dat steeds het einddoel, namelijk een volledige integratie en toegang van derden (advocatuur, notarissen, gerechtsdeurwaarders) tot het systeem, voor ogen wordt gehouden. Gelet op het feit dat het institutioneel kader voorhanden is en dat er op het terrein vrij vlug vooruitgang kan worden geboekt, lijkt het mij zinvol vlug duidelijkheid te krijgen over de heroriëntering van het Phenix-project.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op volgende vragen:

1. Wordt er op basis van het verslag van voormelde werkgroep een beslissing genomen om het Phenix-project uit zijn as te doen herrijzen of niet, zij het eventueel op basis van een stapsgewijze aanpak? Blijft het institutioneel kader overeind?

2. Zal hij dan ook bij het verderwerken aan de elektronische procesvoering de “veldwerkers” blijvend betrekken? Een sturing door de FOD blijkt immers, gelet op de ervaringen in het verleden en het gebrek aan mankracht, moeilijk uit te voeren.

3. In welke mate zullen de bestaande systemen, na omschakeling van de bestaande systemen zoals de “Mammout-software” van de politierechtbanken en – parketten, kunnen worden uitgebreid tot bijvoorbeeld de toegang voor advocaten, notarissen, gerechtsdeurwaarders, …, en dit in het kader van een stapsgewijze aanpak?

4. Zijn de middelen voor de omschakeling van “Mammout” naar MACH voorhanden?

5. De MACH-software wordt op dit moment getest in vredegerechten (onder andere in Torhout). Wat zijn de eerste bevindingen hieromtrent?

 
Réponse reçue le 26 janvier 2009 : Antwoord ontvangen op 26 januari 2009 :

1. Une approche graduelle est actuellement en cours d’élaboration. La première étape de celle-ci est l’application « MACH » dans les justices de paix, les parquets de police et les tribunaux de police.

Au cours de 2009, nous espérons entamer la modernisation des applications des tribunaux de première instance. Suivront ensuite les autres juridictions.

Une approche graduelle offre une mise en service plus rapide des applications partielles et engendre moins de risques.

L’objectif final englobe également la procédure par voie électronique, mais il sera veillé à rendre d’abord les nouvelles applications opérationnelles au plan interne.

2. L’intention est d’associer les « travailleurs de terrain » à ce projet, d’une part en raison de leur connaissance de la matière juridique et d’autre part parce qu’ils en sont finalement les bénéficiaires.

L’objectif est également de remédier sensiblement au manque d’effectifs au sein du service d’encadrement Information and Communication Technology (ICT) du Service public fédéral (SPF) Justice. Ces deux groupes collaboreront donc à la modernisation des applications au sein du SPF Justice.

3. Comme précisé dans la réponse au point 1, l’objectif est de permettre, à terme, la procédure par voie électronique, y compris les accès pour les avocats. Il convient toutefois d’attendre que les premières applications nouvelles soient opérationnelles en interne.

4. Les moyens pour le développement de la nouvelle application « MACH » ont déjà été réservés en 2007. Ils incluent le roll-out vers les différents cantons et arrondissements.

Un effort supplémentaire est encore prévu en 2008, dans le cadre du « management du changement », afin de garantir le bon fonctionnement et la bonne acceptation de l’application.

5. Les premiers résultats sont positifs. L’application répond aux attentes et s’avère très performante. On travaille évidemment encore à corriger les derniers bugs.

1. Er wordt nu gewerkt aan een stapsgewijze aanpak waarbij inderdaad is begonnen met de applicatie “MACH”voor de vredegerechten, de politieparketten en de politierechtbanken.

In de loop van 2009 wensen we modernisering van de applicaties van de rechtbanken van eerste aanleg aan te vatten. Daarna volgen de andere jurisdicties.

Een stapsgewijze aanpak biedt een snellere indienststelling van de deelapplicaties en geeft minder risico’s.

Het einddoel omvat ook de elektronische procesvoering, doch er wordt voor gezorgd dat intern de eerste nieuwe toepassingen operationeel zullen zijn.

2. Het is de bedoeling de “veldwerkers” bij dit project te betrekken, enerzijds omwille van hun kennis van de juridische materie en anderzijds omdat alles toch voor hen wordt gebouwd.

Daarnaast is het ook de bedoeling om het gebrek aan mankracht binnen de stafdienst Information and Communication Technology (ICT) van de Federale Overheidsdienst (FOD) Justitie gevoelig te verbeteren. Beide groepen zullen dus samenwerken aan de modernisering van de applicaties binnen de FOD Justitie.

3. Zoals reeds gezegd in het antwoord op vraag 1, is het de bedoeling om de elektronische procesvoering mogelijk te maken op termijn. Hier zijn de toegangen voor advocaten dan ook inbegrepen. Dit zal evenwel pas gebeuren als de eerste nieuwe applicaties intern operationeel zijn.

4. De middelen voor de ontwikkeling van de nieuwe toepassing “MACH” zijn reeds gereserveerd in 2007. Hierin is de roll-out naar de verschillende kantons en arrondissementen inbegrepen.

Er wordt nog een extra inspanning voorzien in 2008 in het kader van het “change management” zodat de goede werking en aanvaarding verzekerd worden.

5. De bevindingen zijn positief. De applicatie voldoet aan de verwachtingen en heeft een degelijke performantie aangetoond. Uiteraard wordt nog gewerkt aan het verbeteren van de laatste bugs.