SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
9 décembre 2008 9 december 2008
________________
Question écrite n° 4-2110 Schriftelijke vraag nr. 4-2110

de Dirk Claes (CD&V)

van Dirk Claes (CD&V)

au vice-premier ministre et ministre des Finances et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen
________________
Véhicules d'entreprise - Vente - Plus-values - Exonération d'impôt Bedrijfsvoertuigen - Verkoop - Meerwaarden - Vrijstelling van taxatie 
________________
automobile
exonération fiscale
impôt sur la plus-value
impôt sur les sociétés
pollution automobile
véhicule non polluant
véhicule utilitaire
amortissement
automobiel
belastingontheffing
belasting op de meerwaarde
vennootschapsbelasting
verontreiniging door auto's
minder vervuilend voertuig
bedrijfsvoertuig
afschrijving
________ ________
9/12/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2009)
5/1/2009Dossier gesloten
9/12/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 8/1/2009)
5/1/2009Dossier gesloten
________ ________
Réintroduite comme : question écrite 4-2269 Réintroduite comme : question écrite 4-2269
________ ________
Question n° 4-2110 du 9 décembre 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-2110 d.d. 9 december 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La vente d'un véhicule d'entreprise par une personne physique ou morale à un prix supérieur à sa valeur comptable crée une plus-value qui, en principe, est imposable.

L'article 44bis du Code des impôts sur les revenus prévoit cependant que les plus-values sur les véhicules d'entreprise peuvent être exonérées d'impôt à certaines conditions.

La condition principale est que cette plus-value soit réinvestie dans les deux ans dans des véhicules d'entreprise répondant à certains critères écologiques. L'interprétation de cette réglementation ainsi que son contrôle suscitent cependant plusieurs questions.

Je souhaite une réponse aux questions suivantes.

1. Le remplacement d'un parc automobile par le contribuable pour des raisons écologiques et l'enregistrement à cette occasion d'une plus-value non taxable telle que prévue à l'article 44bis peuvent-ils avoir pour conséquence que le contrôleur demande une révision et prolonge la durée d'amortissement en la portant de cinq à dix ans? Si le contrôleur demande une telle révision, quels arguments de droit peut-il invoquer?

2. Peut-on parler d'un accord individuel tacite lorsque le fisc a contrôlé à diverses reprises un contribuable sans jamais faire la moindre observation au sujet des pourcentages d'amortissement appliqués? Le fisc peut-il alors appliquer des pourcentages d'amortissement révisés uniquement s'il a signifié par écrit au contribuable qu'il souhaite modifier l'accord? Dans ce cas, cette révision n'est-elle pas applicable qu'à partir de l'année suivant celle au cours de laquelle cette communication a été faite?

3. Le fisc peut-il rejeter à titre de frais généraux les amortissements de véhicules d'entreprise achetés mais non encore immatriculés auprès de la DIV?

4. En cas d'achat d'un châssis de camion, avec facturation et attribution d'un numéro de châssis pendant l'année des revenus, le contribuable peut-il amortir le châssis si le camion n'est pas encore enregistré auprès de la DIV?

 

Indien een persoon, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon, een bedrijfsvoertuig verkoopt aan een prijs die hoger ligt dan de boekhoudkundige waarde van het voertuig, dan wordt er een meerwaarde gecreëerd. Deze meerwaarde is in principe belastbaar.

In artikel 44bis van het Wetboek van Inkomstenbelastingen is echter voorzien dat meerwaarden op bedrijfsvoertuigen onder bepaalde voorwaarden kunnen worden vrijgesteld van taxatie.

De voornaamste voorwaarde is dat deze meerwaarde binnen de twee jaren moeten worden herbelegd in bedrijfsvoertuigen die aan bepaalde ecologische criteria voldoen. Met betrekking tot de interpretatie van deze regelgeving en de controle hierop rijzen er echter enkele vragen.

Graag had ik van de geachte minister een antwoord gekregen op de volgende vragen :

1. Kan het vervangen van het wagenpark door de belastingplichtige om ecologische redenen en het hierbij boeken van een niet belaste meerwaarde zoals voorzien in artikel 44bis ertoe leiden dat de controleur een herziening vraagt en de afschrijvingstermijnen van vijf jaar verlengt tot tien jaar ? Indien de controleur dergelijke herziening vraagt, op welke rechtsgronden kan de controleur zich beroepen ?

2. Is er sprake van een stilzwijgend individueel akkoord wanneer de fiscus een belastingplichtige diverse malen controleerde in het verleden en nooit een opmerking maakte met betrekking tot de gehanteerde afschrijvingspercentages ? Kan de fiscus in een dergelijk geval slechts herziene afschrijvingspercentages toepassen indien schriftelijk gemeld wordt aan de belastingplichtige dat hij het akkoord wenst te wijzigen ? Is deze herziening dan niet pas vanaf het jaar volgend op het jaar waarin die mededeling gedaan werd van toepassing ?

3. Kan de fiscus afschrijvingen als bedrijfskosten verwerpen van bedrijfsvoertuigen die zijn aangekocht maar nog niet zijn ingeschreven bij de DIV ?

4. Indien er een vrachtwagenchassis wordt aangekocht, er hiervoor een factuur wordt geleverd en er aan het vrachtwagenchassis een chassisnummer wordt toegekend in het inkomstenjaar, kan de belastingplichtige dan het chassis afschrijven indien de vrachtwagen nog niet bij de DIV wordt ingeschreven ?