SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2008-2009 Zitting 2008-2009
________________
17 novembre 2008 17 november 2008
________________
Question écrite n° 4-1991 Schriftelijke vraag nr. 4-1991

de Bart Martens (sp.a+Vl.Pro)

van Bart Martens (sp.a+Vl.Pro)

au ministre de la Coopération au développement

aan de minister van Ontwikkelingssamenwerking
________________
Coopération au développement - Problématique du climat Ontwikkelingssamenwerking - Klimaatproblematiek 
________________
aide au développement
réchauffement climatique
développement durable
réduction des émissions de gaz
effet de serre atmosphérique
gaz à effet de serre
pollution atmosphérique
politique énergétique
Protocole de Kyoto
ontwikkelingshulp
opwarming van het klimaat
duurzame ontwikkeling
vermindering van gasemissie
broeikaseffect
broeikasgas
luchtverontreiniging
energiebeleid
Protocol van Kyoto
________ ________
17/11/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/12/2008)
19/12/2008Antwoord
17/11/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 18/12/2008)
19/12/2008Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 4-503 Requalification de : demande d'explications 4-503
________ ________
Question n° 4-1991 du 17 novembre 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1991 d.d. 17 november 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le sujet du climat revêt une très grande importance. Dans le cadre de la coopération au développement, il conviendra également d'accorder l'attention nécessaire à la lutte contre le réchauffement climatique. Ces derniers mois, vous aviez promis d'accorder plus d'attention au problème du changement climatique. Ainsi, vous avez entre autres organisé, le 7 mars 2008, au Palais d'Egmont, une conférence portant sur le climat et la coopération au développement. Lors de cette conférence, le professeur Jean-Pascal van Ypersele a donné des explications en citant quelques propositions extraites de son rapport sur le climat et la coopération au développement. Le professeur van Ypersele signale que 71% de tous nos projets dans le Sud concernent des secteurs qui sont très vulnérables en raison des changements climatiques. En d'autres termes, si nous continuons à nier le problème du climat, vos efforts dans le Sud risquent en grande partie de devenir un combat d'arrière-garde. Le rapport indique aussi que tant chez nos partenaires qu'au niveau belge, il y a un manque de capacité et de personnel et que la communication et la cohérence avec d'autres niveaux de pouvoir peuvent être meilleures.

Vous réalisez une belle augmentation du budget jusqu'à 0,6% du produit national brut (PNB) et annoncez que l'année prochaine nous atteindrons le 0,7% promis depuis longtemps. Il n'empêche cependant que l'accord international visant à consacrer 0,7% du PNB à l'aide au développement est bien antérieur au moment où est apparu l'énorme problème du climat.

D'énormes problèmes additionnels exigent d'énormes moyens additionnels. Pour vous donner une idée de l'ordre de grandeur, je citerai quelques chiffres. Le Centre pour le développement durable (CDO) a calculé la dette historique de carbone accumulée par la Belgique et la part dont nous sommes débiteurs vis-à-vis du Sud. Même à un prix du marché très faible de 20 euros pour une tonne de CO2, cela représente quelque 80 milliards d'euros. Si la Belgique veut respecter le principe du pollueur payeur, ce que le professeur van Ypersele considère comme “indispensable”, il faut progressivement payer cette dette de carbone, qui est aussi à la base des problèmes actuels. Outre cette question éthique, on a aussi fixé, au niveau des Nations unies, des clés de répartition des efforts. Durant le “Printemps de l'environnement”, on a effectué un petit calcul dont il ressort que la Belgique devrait consacrer chaque année 810 millions d'euros à l'atténuation et l'adaptation, dont une grande partie devrait provenir du secteur privé. Un eurobaromètre récent a montré que 62% des Européens considèrent que le changement climatique est le plus grand défi auquel le monde est confronté.

C'est pourquoi j'aimerais recevoir une réponse aux questions suivantes :

Êtes-vous disposé à prévoir des moyens supplémentaires spécifiques pour appréhender les problèmes climatiques ?

Lors du “Climate Change and Finance meeting” de fin septembre 2008, avez-vous, comme la France par exemple, et comme le conseille le professeur van Ypersele, défendu l'idée de consacrer à l'atténuation et l'adaptation d'une partie des recettes de la mise aux enchères des droits d'émission, qui constituent de l'argent du secteur privé ?

Au cours de la conférence de presse sur le rapport de van Ypersele, vous avez annoncé qu'un scanning climatique aurait lieu pour chaque projet. L'objectif est-il de supprimer des projets s'ils ne sont pas satisfaisants ou d'investir davantage s'il s'avère que leur adaptation nécessite des fonds supplémentaires ? Voyez-vous l'utilité de nouveaux projets spécifiques aux changements climatiques?

Êtes-vous disposé à prévoir du personnel supplémentaire pour une augmentation de capacité au sein de la direction générale de la Coopération au développement (DGCD) concernant le climat, par exemple pour suivre ces scannings et les négociations climatiques?

Pensez-vous participer vous-même au prochain Sommet international sur le climat, la “Conference of Parties” à Poznan début décembre 2008, comme le professeur van Ypersele le conseille ?

Estimez-vous que notre pays fait tout ce qu'il faut pour aider les économies du Sud dans leur transition vers le développement durable? Voyez-vous encore la possibilité d'accomplir davantage d'efforts en matière de transfert de technologie?

 

Het klimaatthema staat hoog op de agenda. Ook in het kader van de ontwikkelingssamenwerking zal de nodige aandacht moeten besteed worden aan de klimaatbestrijding. De afgelopen maanden beloofde u dan ook om meer aandacht te geven aan het probleem van de klimaatverandering. Zo organiseerde u onder andere op 7 maart 2008 een conferentie in het Egmontpaleis met betrekking tot het thema klimaat en ontwikkelingssamenwerking. Op deze conferentie gaf Professor Jean-Pascal van Ypersele toelichting bij enkele voorstellen uit zijn rapport inzake klimaat en ontwikkelingssamenwerking. Zo stelt professor van Ypersele dat 71 % van al onze projecten in het Zuiden deel uit maken van sectoren die direct kwetsbaar zijn door klimaatveranderingen. Met andere woorden : als we het klimaatprobleem blijven negeren, dreigen uw inspanningen in het Zuiden grotendeels een achterhoedegevecht te worden. Verder stelt het rapport dat er zowel bij onze partners als op Belgisch niveau een gebrek aan capaciteit en personeel is en dat de communicatie en coherentie met andere beleidniveaus beter kan.

U realiseert een mooie verhoging van het budget naar 0,6 % van het bruto nationaal product (BNP) en kondigt aan dat we volgend jaar de lang beloofde 0,7 % zullen halen. Dat neemt echter niet weg dat de internationale afspraak om 0,7 % van het BNP aan ontwikkelingshulp te besteden, dateert van lang voor er sprake was van het gigantische klimaatprobleem.

Additionele gigantische problemen vereisen additionele gigantische middelen. Om u een idee van de grootte-orde te geven, citeer ik graag een paar cijfers. Het Centrum voor duurzame ontwikkeling (CDO) berekende de historisch opgebouwde koolstofschuld voor België en het aandeel daarvan dat we aan het Zuiden schuldig zijn. Zelfs aan een zeer lage marktprijs van 20 euro voor een ton CO2 komt dit neer op ongeveer 80 miljard euro. Als België het principe van de vervuiler betaalt echt wil naleven, iets wat ook Professor van Ypersele als "noodzakelijk" omschrijft, moet het deze koolstofschuld, die mee aan de basis van de huidige problemen ligt, geleidelijk afbetalen. Naast deze ethische kwestie zijn er ook de op Verenigde Naties niveau afgesproken verdeelsleutels van inspanningen. Tijdens de "Lente van het leefmilieu" werd een kleine berekening gedaan waaruit blijkt dat België per jaar 810 miljoen euro aan mitigatie en adaptatie samen zou moeten besteden, waarvan een groot deel van de private sector zou moeten komen. Een recente Eurobarometer toonde aan dat 62 % van de Europeanen vindt dat klimaatverandering de grootste uitdaging is waar de wereld voor staat.

Ik zou u dan ook graag het volgende willen vragen :

Bent u bereid bijkomende middelen vrij te maken, specifiek voor de aanpak van het klimaatprobleem ?

Hebt u op de "Climate Change and Finance meeting" van eind september 2008, net zoals bijvoorbeeld Frankrijk en zoals geadviseerd door Professor van Ypersele, geijverd om een deel van de opbrengst van de veiling van emissierechten, geld uit de privésector, te besteden aan mitigatie en adaptatie ?

Tijdens de persconferentie van het rapport van van Ypersele kondigde u aan om voor elk project een klimaatscan te doen. Is het de bedoeling projecten te schrappen als ze niet voldoen of meer te investeren als blijkt dat ze extra aanpassingsgeld nodig hebben ? Ziet u het nut van bijkomende nieuwe projecten specifiek rond klimaatverandering in ?

Bent u bereid om te voorzien in extra mankracht voor capaciteitsopbouw binnen directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) rond het klimaatthema om bijvoorbeeld deze scans en de klimaatonderhandelingen op te volgen ?

Denkt u ook zelf deel te nemen aan de komende Internationale klimaattop, de "Conference of Parties" in Poznan begin december 2008, zoals door Professor van Ypersele wordt aangeraden ?

Bent u van mening dat ons land er alles aan doet om economieën in het Zuiden te helpen bij hun omschakeling naar duurzame ontwikkeling ? Ziet u nog ruimte voor meer inspanningen op vlak van technologieoverdracht ?

 
Réponse reçue le 19 décembre 2008 : Antwoord ontvangen op 19 december 2008 :

La Belgique souscrit au principe de "responsabilités communes mais différenciées" de la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques (CCNUCC) et prend acte des efforts que nous devons fournir pour lutter contre le réchauffement climatique.

Le développement humain durable par le biais de la lutte contre la pauvreté est l’objectif de nos actions de coopération. Ceci inclut l’environnement et plus particulièrement le changement climatique. Concrètement, la Coopération belge aide déjà ses pays partenaires à lutter contre le changement climatique. De nombreux projets de la coopération bilatérale sont en effet liés, directement ou indirectement, à la lutte contre le changement climatique, car le changement climatique est un problème transversal qui influence les cinq autres thèmes prioritaires de la Coopération belge dans le domaine de l’environnement (gestion durable des ressources en eau, lutte contre la désertification et la dégradation des terres, la protection et la gestion durable des forêts, la protection et la gestion durable de la biodiversité, l’amélioration de la gestion écologique des zones urbaines et péri-urbaines, la lutte contre et la réduction des effets du changement climatique).

Des projets qui soutiennent la gestion durable de l’eau, la lutte contre la désertification et la dégradation des sols, le développement urbain durable peuvent donc potentiellement participer à la lutte contre les effets du changement climatique sur les populations. La plupart des projets mis en œuvre dans le cadre de la coopération bilatérale concerne pour l’essentiel l’appui institutionnel et le renforcement des capacités (par exemple dans le domaine des énergies renouvelables). De même, la Coopération belge soutient l’atténuation des émissions de CO2 et l’adaptation au changement climatique des pays en développement via ses programmes non-gouvernementaux (universités, les institutions scientifiques et organisations non-gouvernementales - ONG), notamment dans le secteur des énergies renouvelables et le renforcement des connaissances.

Au niveau multilatéral, la direction générale de la Coopération au développement (DGCD) contribue au budget de plusieurs instruments tels la Convention des Nations unies sur le changement climatique (UNFCCC) et le protocole de Kyoto. La DGCD finance également des programmes de lutte contre le changement climatique dans les pays en développement via le Programme des Nations unies pour l’Environnement (PNUE).

La DGCD finance ou cofinance plusieurs actions multilatérales dans le domaine de la protection et de la gestion durable des forêts en République démocratique du Congo (RDC), qui jouent un rôle important en matière de changement climatique.

S’agissant des engagements financiers, la Belgique a déjà dépassé les engagements auxquels elle avait souscrit dans le cadre de la Déclaration de Bonn (2001). Pour un objectif de 12 millions de dollars américains, la Belgique a consacré à la lutte contre le changement climatique 20,14 millions de dollars américains en 2005, 30,88 millions de dollars américains en 2006 et 37,14 millions de dollars américains en 2007.

La future architecture financière à mettre en place pour faire face au changement climatique et à son impact sera l’un des principaux enjeux des négociations internationales pour le cadre post-2012. Cette architecture financière devra mobiliser des financements nouveaux et de sources variées : le secteur public mais également le secteur privé (l'investissement privé devant être à terme la principale source de financement et jouer un rôle prépondérant pour le transfert de technologies), le marché du carbone et les instruments innovants. Dans ce cadre, nous sommes par principe disposés à dégager davantage de moyens pour financer des projets de lutte contre le réchauffement climatique.

La Belgique étudie attentivement les instruments financiers actuels (par exemple: Fonds pour l'environnement mondial), afin d'évaluer dans quelle mesure ils peuvent soutenir les processus d'atténuation et d'adaptation dans les pays en développement. Si les discussions à différents niveaux devaient faire apparaître l'importance de créer de nouveaux mécanismes ou instruments de financement, la Belgique se montrerait ouverte à cette idée, mais elle prendrait également en considération leur valeur ajoutée.

La question du financement ne donne pas uniquement lieu à un dialogue interne entre les différents départements responsables, il s'agit également de parvenir à une position européenne en vue des négociations pour le cadre post-2012. Je renvoie ici l'honorable membre au mandat confié à la Commission européenne par le Conseil européen en juin 2008 de présenter une stratégie sur le sujet au printemps 2009.

Le Parlement européen et le Conseil européen viennent de trouver un compromis sur le paquet législatif « climat-énergie », en ce compris l’affectation des revenus des enchères. Le résultat de ce compromis est que le taux d'enchères à atteindre en 2020 est fixé à 70 %, en vue d'atteindre 100 % en 2027, sachant que le niveau initial en 2013 est fixé à 20 %. Concernant l’utilisation des recettes des enchères, le Conseil européen a adopté une déclaration politique qui rappelle que « les États membres détermineront, conformément à leurs exigences constitutionnelles et budgétaires respectives, l’utilisation du produit de la mise aux enchères des quotas dans le cadre du système d'échange des droits d'émission de l'Union européenne. Il prend note de leur volonté de consacrer au moins la moitié de ce montant à des actions visant à réduire les émissions de gaz à effet de serre, à atténuer le changement climatique et à s'y adapter, à des mesures destinées à éviter la déforestation, à développer les énergies renouvelables, l'efficacité énergétique, ainsi que d'autres technologies pouvant aider à assurer la transition vers une économie à faibles émissions de CO2, sûre et durable, y compris par le renforcement des capacités, les transferts de technologies, la recherche et le développement. Dans le cadre d'un accord international sur le changement climatique à conclure à Copenhague en 2009, et pour ceux qui le souhaitent, une partie de ce montant servira à faciliter et à financer des actions visant à atténuer le changement climatique et à s'y adapter dans les pays en développement qui auront ratifié cet accord, en particulier dans les moins développés d'entre eux.

Le résultat du «test climat» sera soumis pour chaque projet à une analyse propre et c'est en fonction de celle-ci que les décisions nécessaires pourront être prises projet par projet.

Comme l'indique la Déclaration de Paris sur l'efficacité de l'aide, la question de l'utilité de certains projets ne doit pas être posée qu'aux seuls donateurs. Le principe d'appropriation enjoint aux pays en développement de décider eux-mêmes de leur politique de développement. Il est aisément concevable que les pays du Sud ne perçoivent pas toujours la nécessité directe d'actions visant à lutter contre le changement climatique. Il appartient donc aux différents acteurs de la coopération au développement de les sensibiliser aux défis que pose le changement climatique.

Depuis le 1er octobre 2008, la DGCD compte un nouveau fonctionnaire temps plein dont la mission principale porte sur la problématique du climat dans la coopération au développement.

La délégation belge à Poznan sera conduite par les ministres de l'Environnement (fédéral et Région de Bruxelles-Capitale).

De manière générale, les efforts de la Coopération belge sont axés sur le soutien à un développement durable des pays en développement. Comme je l’ai souligné dans ma note de politique générale pour l’année 2009, la Coopération belge se concentrera particulièrement sur la réalisation des Objectifs du Millénaire ayant un lien avec le secteur de la santé, des droits des enfants, l’égalité homme-femme ainsi que le défi que représente le changement climatique pour la réalisation de ces objectifs. La consolidation d’une politique ambitieuse pour l’agriculture et la sécurité alimentaire sera également une dimension importante de notre travail en matière de développement durable.

Dans le domaine spécifique du transfert des technologies, la Coopération belge soutient déjà activement les initiatives des universités ; le secteur privé aura néanmoins un rôle considérable à jouer.

België onderschrijft het principe van de “gedeelde, maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid” van de United Nations Framework Convention Climate Change (UNFCCC) en erkent de inspanningen die we moeten doen voor de bestrijding van klimaatverandering.

Duurzame ontwikkeling van de mens door middel van de strijd tegen armoede is het doel van onze samenwerking. Dit geldt ook voor het milieu en vooral de klimaatverandering. Concreet helpt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking haar partners al in de strijd tegen de klimaatverandering. Veel projecten van de bilaterale samenwerking zijn inderdaad gekoppeld, direct of indirect, aan de strijd tegen klimaatverandering. Klimaatverandering is een transversaal thema dat van invloed is op de andere vijf prioritaire thema's van de Belgische samenwerking op vlak van het milieu (duurzaam beheer van watervoorraden, strijd tegen de woestijnvorming en bodemaantasting, bescherming en duurzaam beheer van bossen, bescherming en duurzaam beheer van biodiversiteit, het verbeteren van het beheer van het milieu van stedelijke en peri-urbane gebieden, de bestrijding en vermindering van de effecten van klimaatverandering).

Projecten ter ondersteuning van een duurzaam beheer van water, de strijd tegen woestijnvorming en bodemaantasting, duurzame stedelijke ontwikkeling zouden kunnen helpen in de strijd tegen de gevolgen van klimaatverandering op mensen. In het kader van de bilaterale samenwerking bestaat het merendeel van de projecten uit institutionele steun en capaciteitsopbouw (bijvoorbeeld op het vlak van hernieuwbare energie).

De Belgische Ontwikkelingssamenwerking ondersteunt ook de vermindering van de CO2-uitstoot en de aanpassing aan klimaatverandering in ontwikkelingslanden via haar niet-gouvernementele programma’s (universiteiten, wetenschappelijke instellingen en niet-gouvernementele organisaties - NGO's), met name in de sector van hernieuwbare energie en kennisopbouw.

Op multilateraal niveau, draagt de directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking (DGOS) bij in de begroting van verschillende instrumenten, zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC) en het Kyoto-protocol. DGOS financiert ook programma’s gericht op de strijd tegen de klimaatverandering in ontwikkelingslanden via het United Nations Environment Program (UNEP)

DGOS financiert of cofinanciert verschillende multilaterale acties op het vlak van bescherming en duurzaam beheer van de wouden in de Democratische Republiek Congo (DRC), welke een belangrijke rol spelen bij klimaatverandering.

En wat betreft de financiële engagementen, heeft België de verbintenissen die zijn aangegaan in het kader van de Verklaring van Bonn al overschreden. Met een doelstelling van 12 miljoen amerikaanse dollar gaf België respectievelijk 20,14 miljoen amerikaanse dollar in 2005, 30,88 miljoen amerikaanse dollar in 2006 en 37,14 miljoen amerikaanse dollar in 2007.

De toekomstige financiële architectuur die men moet uitbouwen om de strijd aan te gaan met de klimaatverandering en met impact ervan zal een van de belangrijkste onderwerpen zijn van de internationale onderhandelingen voor het post-2012 kader. Deze financiële architectuur zal nieuwe bronnen van financiering moeten mobiliseren, alsook diverse bronnen: de publieke sector, maar ook de privésector (privé-investering moeten op termijn de belangrijkste bron van financiering zijn en een overheersende rol spelen voor de overdracht van technologieën), de koolstof-markt en innovatieve instrumenten. In dat kader zijn wij principieel bereid om meer middelen vrij te maken voor de financiering van klimaatgerichte projecten.

België bestudeert aandachtig de huidige financiële instrumenten (zoals bijvoorbeeld Global Environment Facility), om te zien in welke mate zij het proces van matiging en aanpassing in de ontwikkelingslanden kunnen ondersteunen. Als uit de besprekingen op verschillende niveaus zou blijken dat het wenselijk is om nieuwe financieringsmechanismen, -kanalen of -instrumenten op te richten, dan zal België daar voor openstaan, maar er zal rekening gehouden worden met hun toegevoegde waarde.

Deze financieringskwestie geeft dus niet alleen aanleiding tot een interne dialoog tussen de verschillende verantwoordelijke departementen, maar we moet ook tot een Europees standpunt komen met het oog op de onderhandelingen voor het post-2012 kader. Ik verwijs hier naar het mandaat dat de Europese Raad aan de Europese Commissie in juni 2008 heeft toevertrouwd, met name om een strategie hierover voor te leggen in het voorjaar van 2009.

Het Europees Parlement en de Europese Raad hebben net een akkoord bereikt over het pakket wetgevende maatregelen “klimaat-energie”, inclusief de verdeling van de inkomstenveiling. Het resultaat van dit compromis is dat de veilingkoers die moet worden bereikt in 2020 is vastgesteld op 70 %, en op 100 % in 2027, wetende dat het oorspronkelijke niveau in 2013 is vastgesteld op 20 %. Wat betreft het gebruik van de inkomsten uit veilingen, heeft de Europese Raad een politieke verklaring afgelegd die ons eraan herinnert dat de Lidstaten, in overeenstemming met hun grondwettelijke bepalingen en budgettaire verantwoordelijkheden, het gebruik bepalen van de opbrengst van de veiling van quota’s op grond van het systeem van emissiehandel in de Europese Unie. De raad neemt nota van hun bereidheid om ten minste de helft van dat bedrag te besteden aan acties ter vermindering van de uitstoot van broeikasgassen, gericht op matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, aan maatregelen om ontbossing te voorkomen, de ontwikkeling van hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en andere technologieën die kunnen helpen om de overgang naar een economie met een lage CO2-uitstoot te verzekeren, veilig en duurzaam, met inbegrip capaciteitsopbouw, overdracht van technologie, onderzoek en ontwikkeling. In het kader van een internationaal akkoord inzake klimaatverandering dat in 2009 in Kopenhagen zal worden aangenomen en voor degenen die willen, zal een deel van dat bedrag dienen om acties gericht op aanpassing aan en matiging van de klimaatverandering in ontwikkelingslanden die dat akkoord ondertekenen, in het bijzonder de minst ontwikkelde landen, te vergemakkelijken en te financieren.

Het resultaat van de “klimaattest” zal voor elk project een eigen analyse vragen en afhankelijk daarvan kunnen dan project per project de nodige beslissingen genomen worden.

In het licht van de Verklaring van Parijs over effectieve ontwikkelingshulp moet de vraag over het nut van bepaalde projecten niet alleen aan de donor gesteld worden. Volgens het principe van ownership moeten de ontwikkelingslanden zelf beslissen over hun ontwikkelingsbeleid. Landen in het Zuiden zien begrijpelijkerwijs niet altijd het nut in van acties rond klimaatverandering. Er is een taak weggelegd voor de verschillende actoren in de ontwikkelingssamenwerking om de partners in het Zuiden bewust te maken van de uitdagingen van de klimaatverandering.

Sinds 1 oktober 2008 heeft DGOS een nieuwe fulltime ambtenaar die voornamelijk werkt rond het thema klimaat binnen ontwikkelingssamenwerking.

De Belgische delegatie in Poznan zal geleid worden door de Milieuministers (federaal en Brussels-Hoofdstedelijk Gewest).

In het algemeen zijn de inspanningen van de Belgische samenwerking gericht op de ondersteuning van duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden. Zoals ik in mijn beleidsnota voor het jaar 2009 heb toegelicht, zal de Belgische Ontwikkelingssamenwerking zich specifiek concentreren op de realisatie van de Milleniumdoelstellingen die betrekking hebben op de sector gezondheid, rechten van het kind, gelijkheid tussen man-vrouw alsook op de uitdaging die de klimaatverandering stelt om de doelstellingen te realiseren. De consolidatie van een ambitieus beleid voor landbouw en voedselzekerheid zal ook een belangrijke dimensie zijn in ons werk rond duurzame ontwikkeling

Op het gebied van technologie-overdracht, steunt de Belgische Ontwikkelingssamenwerking reeds actief de inspanningen van de universiteiten ; de private sector zal niettemin ook een belangrijke rol spelen.