SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
24 juillet 2008 24 juli 2008
________________
Question écrite n° 4-1308 Schriftelijke vraag nr. 4-1308

de Martine Taelman (Open Vld)

van Martine Taelman (Open Vld)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen
________________
Namur - Tribunal de première instance - Arriéré judiciaire Namen - Rechtbank van eerste aanleg - Gerechtelijke achterstand 
________________
arriéré judiciaire
juridiction judiciaire
gerechtelijke achterstand
judiciële rechtspraak
________ ________
24/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/8/2008)
12/9/2008Antwoord
24/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/8/2008)
12/9/2008Antwoord
________ ________
Question n° 4-1308 du 24 juillet 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1308 d.d. 24 juli 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L’arriéré judiciaire est un problème qui n’a pas perdu de son actualité au cours des dix dernières années. Les ministres de la Justice ont ces derniers temps pris diverses initiatives afin d’y remédier. On peut dire dans l’ensemble que l’arriéré se concentrait encore ces dernières années principalement au niveau des cours d’appel, mais que des progrès importants ont été réalisés dans la plupart d’entre elles, par exemple à Anvers et à Gand.

On a toutefois à nouveau le sentiment, à lire quelques articles de presse récents, que les retards s’aggravent au niveau des tribunaux de première instance. Il est fait référence aux récentes lois sur la réforme du divorce et sur la résorption de l’arriéré judiciaire.

Afin de permettre une meilleure compréhension du problème, de détecter éventuellement des différences régionales et des tendances dans le temps, et afin de comparer ces éléments à la perception de la justice par le citoyen, j’aimerais poser au ministre les questions suivantes :

1. Quel était en moyenne le délai de traitement des affaires au tribunal de première instance de Namur en 2007 et 2006 ainsi que pour la période située entre le 1er janvier et le 30 juin 2008 ?

2. Quel était en moyenne le délai d’attente (entre le dépôt du dossier et le premier examen par le tribunal) avant d’entamer un procès devant le tribunal de première instance de Namur en 2007 et 2006 ainsi que pour la période située entre le 1er janvier et le 30 juin 2008 ?

3. Quel était le délai d’attente pour les affaires de divorce, y compris les divorces par consentement mutuel ?

4. Quelles conclusions le ministre tire-t-il de ces chiffres ?

 

Gerechtelijke achterstand is een probleem dat de laatste decennia niet van de agenda is geweest. Er zijn verschillende initiatieven genomen door de recente ministers van Justitie om hieraan te verhelpen. Globaal genomen kan men stellen dat de achterstand zich de laatste jaren nog in hoofdzaak concentreerde bij de hoven van beroep, doch dat in de meeste van die hoven, zoals bijvoorbeeld in Antwerpen en Gent, grote vooruitgang werd geboekt.

Thans leeft er echter opnieuw het gevoel, zoals in enkele recente persberichten vermeld, dat er meer vertraging optreedt in de behandeling van rechtszaken op niveau van de rechtbanken van eerste aanleg. Er wordt verwezen naar de recente wetten inzake de hervorming van de echtscheiding en tot terugdringen van de gerechtelijke achterstand.

Om inzicht te krijgen over deze problematiek, of er mogelijke regionale verschillen zijn, en mogelijke tendensen in de tijd, en om deze te vergelijken met de perceptie die leeft bij de bevolking ten opzichte van het gerecht, wens ik de geachte minister volgende vragen te stellen :

1. Wat was de gemiddelde behandelingstermijn van rechtszaken voor de rechtbank van eerste aanleg te Namen in 2007 en 2006 en in de periode tussen 1 januari 2008 en 30 juni 2008 ?

2. Wat was de gemiddelde wachttijd (tijd tussen neerleggen van het dossier en de eerste behandeling door de rechtbank) eer een proces begon voor de rechtbank van eerste aanleg te Namen in 2007 en 2006 en in de periode tussen 1 januari 2008 en 30 juni 2008 ?

3. Welke was deze wachttijd voor echtscheidingszaken, inclusief echtscheidingen met onderlinge toestemming ?

4. Welke conclusies trekt de geachte minister uit deze cijfers ?

 
Réponse reçue le 12 septembre 2008 : Antwoord ontvangen op 12 september 2008 :

Je prends note de votre question concernant le tribunal de première instance de Namur et constate que vous avez posé des questions similaires pour tous les tribunaux de première instance.

Concernant les questions 1,2 et 3, j'attire votre attention sur le fait le service des Statistiques du Service public fédéral Justice ne dispose pas actuellement de renseignements statistiques globaux concernant les délais de traitement et les délais d'attente dans nos tribunaux et dans les affaires de divorces.

Je ne peux donc pas donner de réponses aux questions 1,2 et 3.

Ces données pourront être collectées dans le futur pour les cours et tribunaux. Comme vous le savez, j'ai conclu le 4 juin 2008 un protocole avec les autorités judiciaires dans lequel toutes les parties s'engagent à développer et implémenter une mesure de la charge de travail pour le siège.

Le délai de traitement sera mesuré par le biais d'une mesure de la charge de travail, qui se base sur l'utilisation du temps de travail par les magistrats et le personnel. À l'avenir, ces données devraient donc être à la disposition du ministre de la Justice. J'espère pouvoir m'en servir pour vous répondre.

4. L'arriéré judiciaire est à juste titre une de mes préoccupations majeures en tant que ministre de la Justice. Je souhaite faire deux remarques à ce sujet :

Je me réfère à nouveau au protocole portant sur la mesure de la charge de travail que j'ai signé le 4 juin 2008 avec les autorités judiciaires.

Cette mesure de la charge de travail doit mener à une répartition objective des moyens en personnel dans les cours et tribunaux et à des processus et méthodes de travail uniformes et efficaces. Un cadre équilibré et suffisant dans les cours et tribunaux n'est qu'un élément dans la problématique de l'arriéré judiciaire, mais il s'agit là d'un élément important.

Je renvoie en second l'honorable membre à la brochure « Justice en chiffres 2008 » que le Service public fédéral Justice vient de publier récemment.

Selon les chiffres que vous trouverez dans cette brochure, le nombre d'affaires clôturées dans les affaires civiles dans les tribunaux de première instance a augmenté de 23 % depuis 2000 et le nombre d'affaires clôturées est supérieur au nombre de nouvelles affaires depuis 2003. L'arriéré judiciaire commence donc à diminuer progressivement.

Pour les affaires pénales le nombre d'affaires clôturées est supérieur au nombre de nouvelles affaires depuis 2000, avec toutefois un ralentissement en 2003. Le nombre d'affaires pendantes a baissé de 15 % depuis 2000.

En tant que ministre de la Justice je continue à surveiller de près cette évolution et, avec les autorités judiciaires, je continuerai à œuvrer à la suppression de l'arriéré judiciaire.

Dès lors que les questions écrites nos 4-1308 à 4-1334 concernent la même question pour les vingt-six autres tribunaux de première instance, je vous informe que cette réponse vaut aussi pour ces questions écrites.

Ik neem kennis van uw vraag met betrekking tot de rechtbank van eerste aanleg van Namen en stel vast dat u gelijkaardige vragen heeft gesteld voor alle rechtbanken van eerste aanleg.

Wat de vragen 1, 2 en 3 betreft moet ik u evenwel melden dat de Statistische diensten van Federale Overheidsdienst Justitie momenteel niet beschikken over globale statistische inlichtingen inzake behandelingstermijnen en wachttijden in onze rechtbanken en in echtscheidingszaken.

Derhalve kan ik geen antwoord geven op de vragen 1, 2 en 3.

Deze gegevens zouden in de toekomst wel worden verzameld voor de hoven en rechtbanken. Zoals u weet heb ik op 4 juni 2008 een protocol afgesloten met gerechtelijke autoriteiten waarin alle partijen zich engageren voor de ontwikkeling en de implementatie van een werklastmeetsysteem binnen de zetel.

Bij een werklastmeting die uitgaat van het tijdsgebruik van magistraat en personeel, zal de behandelingstermijn worden gemeten. In de toekomst zou deze cijfergegevens dus ter beschikking moeten staan van de minister van Justitie. Ik hoop u dan van antwoord te kunnen dienen.

4. Als minister van Justitie is het probleem van de gerechtelijke achterstand terecht een van mijn hoofdbekommernissen. Met betrekking daarmee, wens ik twee opmerkingen te geven :

Nogmaals wijs ik op het protocol voor de werklastmeting dat ik op 4 juni 2008 met de gerechtelijke autoriteiten heb afgesloten.

Die werklastmeting moet leiden tot een objectieve verdeling van de personeelsmiddelen over de hoven en rechtbanken en naar uniforme en efficiënte werkprocessen en werkwijzen. Een evenwichtig en voldoende kader in de hoven en rechtbanken is maar één element in de problematiek van de gerechtelijke achterstand, maar het is een belangrijke.

Ten tweede verwijs ik het geachte lid naar de brochure « Justitie in cijfers 2008 » dat de federale overheidsdienst Justitie recentelijk heeft gepubliceerd.

Uit de cijfers, die u kan terug vinden in deze publicatie, blijkt dat voor burgerlijke zaken in de rechtbanken van eerste aanleg het aantal afgehandelde zaken sinds 2000 met 23 % is gestegen en dat sinds 2003 het aantal afgehandelde zaken superieur is aan het aantal nieuwe zaken. Er is dus een begin van afbouw van de gerechtelijke achterstand.

In strafzaken ligt het aantal afgehandelde zaken al sinds 2000 hoger dan het aantal nieuwe zaken, zij het met een kleine dip in 2003. Het aantal hangende zaken is sinds 2000 met 15 % gedaald.

Als minister van Justitie blijf ik deze evolutie uiteraard van nabij opvolgen en zal ik samen met de gerechtelijke autoriteiten verder werken aan de afbouw van de gerechtelijke achterstand.

Omdat de schriftelijke vragen nrs. 4-1308 tot en met 4-1334 dezelfde kwestie betreffen, maar dan voor de zesentwintig andere rechtbanken van eerste aanleg kan ik u meedelen dat dit antwoord ook geldt voor deze andere schriftelijke vragen.