SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
24 juillet 2008 24 juli 2008
________________
Question écrite n° 4-1294 Schriftelijke vraag nr. 4-1294

de Helga Stevens (CD&V N-VA)

van Helga Stevens (CD&V N-VA)

à la vice-première ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Malades chroniques - Forfait de soins - Chiffres Chronisch zieken - Zorgforfait - Aantallen 
________________
maladie chronique
assurance maladie
remboursement
statistique officielle
coût de la santé
chronische ziekte
ziekteverzekering
aflossing
officiële statistiek
kosten voor gezondheidszorg
________ ________
24/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/8/2008)
20/10/2008Antwoord
24/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 29/8/2008)
20/10/2008Antwoord
________ ________
Question n° 4-1294 du 24 juillet 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1294 d.d. 24 juli 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

J’aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. Combien de personnes sont-elles entrées en ligne de compte ces cinq dernières années pour l’intervention forfaitaire aux malades chroniques ?

2. Est-il possible de fournir les chiffres demandés avec une ventilation par année et par région (Flandre, Bruxelles, Wallonie) ?

3. Quelle interprétation la ministre donne-t-elle à l’évolution chronologique de ces chiffres ?

 

Graag kreeg ik een antwoord op volgende vragen:

1. Hoeveel personen kwamen de laatste vijf jaren in aanmerking voor de forfaitaire tegemoetkoming aan chronisch zieken?

2. Is het mogelijk de gevraagde cijfers te bezorgen uitgesplitst per jaar en per gewest (Vlaanderen, Brussel, Wallonië)?

3. Welke interpretatie geeft de geachte minister aan de chronologische evolutie van dit cijfermateriaal?

 
Réponse reçue le 20 octobre 2008 : Antwoord ontvangen op 20 oktober 2008 :

1. Une distinction peut être établie entre le nombre de forfaits pour malades chroniques comptabilisés sur la période 2002 à 2007 et le nombre de forfaits pour malades chroniques prestés sur la période 2002 à 2007.

1.1. Le nombre de forfaits comptabilisés sur la période 2002 à 2007 est repris dans le tableau ci-dessous :


2002

2003

2004

2005

2006

2007


128 911

195 033

169 967

206 464

177 073

167 663

Évolution


51,00%

-13,00%

21,00%

-14,00%

-5,00%

Par forfaits comptabilisés au cours d’une année x on entend les forfaits qui ont été comptabilisés au cours de l’année x qu’ils aient été prestés au cours de l’année x ou d’une année antérieure.

1.2. Le nombre de forfaits prestés sur la période 2002 à 2007 est repris dans le tableau ci-dessous :


Presté total (x+(x+1)


2002

2003

2004

2005

2006


171 493

173 562

197 907

198 022

146 182

Évolution


1,00%

14,00%

0,00%

-26,00%

Par forfaits prestés pour une année x on entend ici les forfaits qui ont été octroyés au cours de l’année x et comptabilisés au cours de l’année x et de l’année (x+1).

2. La répartition par région est reprise dans le tableau ci-dessous :


Presté total (x+(x+1)


2006


Bruxelles

12 092

8,27%

Flandre

85 981

58,82%

Wallonie

48 109

32,91%


146 182


Les données dont l’INAMI dispose pour les années antérieures à 2006 ne permettent pas de communiquer une répartition régionale fiable.

3. Le retard dans la comptabilisation des forfaits pour malades chroniques nécessite, comme le montre la comparaison des données 1.1 et 1.2 que l’analyse de la série chronologique se porte sur des données prestées et non comptables.

De l’analyse des données prestées il ressort que le relèvement au 1er janvier 2003 des plafonds des tickets modérateurs à atteindre avait conduit à maîtriser l’évolution des dépenses à 1%. Après une hausse de 14% en 2004, une croissance nulle est à relever en 2005. Les mesures d’économie entrées en vigueur au 1er janvier 2006 ont conduit à une évolution négative des dépenses. 

Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen het aantal forfaits voor chronisch zieken dat geboekt is over de periode 2002 tot 2007 en het aantal forfaits voor chronisch zieken dat verricht is over de periode 2002 tot 2007.

    1.1.Het aantal forfaits dat over de periode 2002 tot 2007 is geboekt, is vermeld in de onderstaande tabel:


2002

2003

2004

2005

2006

2007


128 911

195 033

169 967

206 464

177 073

167 663

Evolutie


51,00%

-13,00%

21,00%

-14,00%

-5,00%

Onder tijdens een jaar x geboekte forfaits moet worden verstaan de tijdens het jaar x geboekte forfaits, ongeacht of ze zijn verricht tijdens het jaar x of tijdens een vorig jaar.

1.2. Het aantal chronische forfaits dat over de periode 2002 tot 2007 is verricht, is vermeld in de onderstaande tabel:


Totaal verricht (x+(x+1)


2002

2003

2004

2005

2006


171 493

173 562

197 907

198 022

146 182

Evolutie


1,00%

14,00%

0,00%

-26,00%

Onder tijdens een jaar x verrichte forfaits moet worden verstaan de forfaits die zijn toegekend in de loop van een jaar x en die zijn geboekt tijdens het jaar x en het jaar (x+1).

2. De uitsplitsing per gewest is vermeld in onderstaande tabel:


Totaal verricht (x+(x+1)


2006


Brussel

12 092

8,27%

Vlaanderen

85 981

58,82%

Wallonië

48 109

32,91%


146 182


Op grond van de gegevens waarover het RIZIV beschikt voor de jaren vòòr 2006 kan geen betrouwbare regionale uitsplitsing worden gegeven.

3. De achterstand in de boeking van de forfaits voor chronisch zieken noodzaakt, zoals blijkt uit de vergelijking van de gegevens 1.1 en 1.2, dat de analyse van de chronologische reeks gebaseerd moet zijn op de verrichte gegevens en niet op de geboekte gegevens.

Uit de analyse van de verrichte gegevens blijkt dat het optrekken, op 1 januari 2003, van de grensbedragen voor de remgelden die moesten worden bereikt, ertoe had geleid dat de evolutie van de uitgaven tot 1% is beperkt gebleven. In 2004 werd een stijging met 14% genoteerd en in 2005 een nulgroei. De bezuinigingsmaatregelen die op 1 januari 2006 in werking zijn getreden, hebben geleid tot een negatieve evolutie van de uitgaven.