SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
23 juillet 2008 23 juli 2008
________________
Question écrite n° 4-1259 Schriftelijke vraag nr. 4-1259

de Yves Buysse (Vlaams Belang)

van Yves Buysse (Vlaams Belang)

au vice-premier ministre et ministre de la Justice et des Réformes institutionnelles

aan de vice-eersteminister en minister van Justitie en Institutionele Hervormingen
________________
Police fédérale - Véhicules saisis - Possibilité d’utilisation comme véhicules de service Federale politie - In beslag genomen voertuigen - Mogelijkheid om als dienstvoertuig te kunnen gebruiken 
________________
police
saisie de biens
confiscation de biens
automobile
politie
beslag op bezittingen
verbeurdverklaring van goederen
automobiel
________ ________
23/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 22/8/2008)
1/10/2008Antwoord
23/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 22/8/2008)
1/10/2008Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 4-1258
Question similaire aussi posée à : demande d'explications 4-415
Aussi posée à : question écrite 4-1258
Question similaire aussi posée à : demande d'explications 4-415
________ ________
Question n° 4-1259 du 23 juillet 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1259 d.d. 23 juli 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La police utilise déjà dans la pratique des véhicules qui ont été confisqués à la suite d’une décision judiciaire.

La loi-programme votée fin 2002 a également autorisé la police fédérale à utiliser temporairement comme véhicules de service (banalisés) des voitures saisies par le parquet.

Il ressort de la réponse à ma question écrite nº 3-5573 (Bulletin des Questions et Réponses nº 3-88, p. 9857) et à ma demande d’explications nº 3-1943 (Annales nº 3-191 du 30 novembre 2006, p. 43) que les dispositions de la loi-programme du 24 décembre 2002 n’étaient pas encore appliquées dans la pratique pour des raisons techniques et juridiques et que, dès lors, aucun véhicule saisi n’avait encore été attribué à la police fédérale.

La question serait étudiée plus avant en collaboration avec le SPF Justice et l’Organe central pour la saisie et la confiscation.

Voici mes questions concrètes :

1. Quel a finalement été le résultat de l’étude menée par le SPF Justice et l’Organe central pour la saisie et la confiscation ?

2. Quelles modalités ont-elles été élaborées ?

3. Combien de véhicules saisis ont-ils déjà entre-temps été mis à la disposition de la police fédérale par le biais d’une décision du parquet ?

4. Combien de véhicules saisis à la suite d’une décision judiciaire sont-ils actuellement utilisés par la police ?

 

De politie maakt in de praktijk reeds gebruik van voertuigen die ingevolge een gerechtelijke beslissing werden verbeurdverklaard.

Eind 2002 werd via een programmawet de wet aangepast om de federale politie de mogelijkheid te geven om ook auto’s die door het parket in beslag worden genomen, tijdelijk te kunnen gebruiken als (anoniem) dienstvoertuig.

Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 3-5573 (Vragen en Antwoorden nr. 3-88, blz. 9857) en op mijn vraag om uitleg nr. 3-1943 (Handelingen nr. 3-191 van 30 november 2006, blz. 43) bleek toen dat de bepalingen van de programmawet van 24 december 2002 nog niet in de praktijk werden toegepast omwille van technische en juridische redenen en werden bijgevolg nog geen in beslag genomen voertuigen aan de federale politie toegewezen.

In samenwerking met de FOD Justitie en het Centraal Orgaan voor inbeslagneming en verbeurdverklaring zou verder onderzoek gebeuren.

Mijn concrete vragen:

1. Wat was uiteindelijk het resultaat van het onderzoek dat door de FOD Justitie en het Centraal Orgaan voor inbeslagneming en verbeurdverklaring werd gevoerd?

2. Welke modaliteiten werden uitgewerkt?

3. Hoeveel in beslag genomen voertuigen werden ondertussen al via beslissing van het parket ter beschikking gesteld van de federale politie?

4. Hoeveel gerechtelijk verbeurdverklaarde voertuigen worden op dit ogenblik door de politie gebruikt?

 
Réponse reçue le 1 octobre 2008 : Antwoord ontvangen op 1 oktober 2008 :

En ce qui concerne la première question, il résulte de l'enquête menée par le SPF Justice et l'Organe central pour la saisie et la confiscation (OCSC) que les critères de base qui devaient permettre de déterminer quels véhicules pouvaient être mis à disposition de la police, seraient de préférence déterminés lors d'une concertation entre la police fédérale et l'OCSC (voir circulaire 62bis du SPF Justice du 22 décembre 2005 — texte à consulter sur www.confiscaid.be). Cette concertation a démontré que les véhicules saisis devaient répondre à une vingtaine de critères pour pouvoir être utilisés comme véhicules de service. Cette multiplicité de critère a rendu le système de mise à disposition en soi contre-productif.

Entre-temps, vu les griefs qui furent immédiatement émis par la jurisprudence (Cour d'Arbitrage, 3 novembre 2004 — www.arbitrage.be) et l'absence de directives de politique criminelle (voir ma réponse à la question écrite nº 3-5574, Questions et Réponses nº 3-72, p. 7671), les tentatives visant à aboutir à un système opérationnel ont été arrêtées.

En réponse à la deuxième question, il peut être répondu qu'aucune modalité n'a été développée.

En réponse à la troisième question, il y a lieu de répondre logiquement qu'aucun véhicule saisi n'a été mis à disposition de la police fédérale.

En réponse à la quatrième question, il y a lieu de souligner le fait que le droit de propriété sur un véhicule saisi de manière répressive, qui a été confisqué par un juge, passe par la décision de confiscation du saisi au domaine public, soit la Trésorerie, et que je ne suis pas compétent pour statuer sur le sort à réserver à ces véhicules de ce fait. La réponse à la quatrième question relève dès lors des compétences du ministre des Finances et du ministre de l'Intérieur (question écrite nº 4-1258).

Wat de eerste vraag betreft : uit het onderzoek dat door de FOD Justitie en het Centraal Orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV) werd gevoerd is gebleken dat de basiscriteria, die moesten toelaten te bepalen welke voertuigen ter beschikking konden gesteld worden van de politie, bij voorkeur in gezamenlijk overleg door het COIV en de federale politie zouden worden vastgelegd (zie omzendbrief 62bis van de FOD Justitie van 22 december 2005 — tekst te raadplegen op www.confiscaid.be).

Dit overleg heeft uitgewezen dat in beslag genomen voertuigen aan een twintigtal criteria moesten beantwoorden om als dienstvoertuig te worden gebruikt. Deze veelheid aan criteria maakte het systeem van terbeschikkingstelling op zich reeds contraproductief. Mede gelet op de bezwaren, die inmiddels waren gerezen vanuit de rechtspraak (Arbitragehof, 3 november 2004 — www.arbitrage.be) en de afwezigheid van richtlijnen van strafrechtelijk beleid (zie mijn antwoord op schriftelijke vraag nr. 3-5574, Vragen en Antwoorden nr. 3-72, blz. 7671) werden de pogingen om tot een operationeel systeem van terbeschikkingstelling te komen gestaakt.

In antwoord op de tweede vraag dient dan ook te worden gesteld dat geen modaliteiten werden uitgewerkt.

Op de derde vraag dient logischerwijs te worden geantwoord dat geen enkel in beslag genomen voertuig werd ter beschikking gesteld van de federale politie.

In antwoord op de vierde vraag dient gewezen te worden op het feit dat het eigendomsrecht op een strafrechtelijk in beslag genomen voertuig, dat door de vonnisrechter wordt verbeurd verklaard, door de beslissing tot verbeurdverklaring overgaat van de beslagene naar het publiek domein, de Schatkist, en ik derhalve niet bevoegd ben om over deze voertuigen te beschikken. Het antwoord op de vierde vraag behoort tot de bevoegdheid van de minister van Financiën en van de minister van Binnenlandse Zaken (schriftelijke vraag nr. 4-1258).