SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
2 juillet 2008 2 juli 2008
________________
Question écrite n° 4-1201 Schriftelijke vraag nr. 4-1201

de Wouter Beke (CD&V N-VA)

van Wouter Beke (CD&V N-VA)

à la ministre des PME, des Indépendants, de l'Agriculture et de la Politique scientifique

aan de minister van KMO's, Zelfstandigen, Landbouw en Wetenschapsbeleid
________________
Chaîne alimentaire - Système d’autocontrôle Voedselketen - Autocontrolesysteem 
________________
inspection des aliments
Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire
traçabilité
protection du consommateur
Keuringsdienst van waren
Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen
traceerbaarheid
bescherming van de consument
________ ________
2/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 31/7/2008)
11/7/2008Antwoord
2/7/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 31/7/2008)
11/7/2008Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 4-375 Requalification de : demande d'explications 4-375
________ ________
Question n° 4-1201 du 2 juillet 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1201 d.d. 2 juli 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Conformément à l’article 3 de l’arrêté royal du 14 novembre 2003 relatif à l’autocontrôle, à la notification obligatoire et à la traçabilité dans la chaîne alimentaire, tout opérateur de la chaîne alimentaire – sauf pour ce qui concerne la production primaire – doit instaurer un système d’autocontrôle.

L’autocontrôle est l’ensemble de mesures prises par les opérateurs de la chaîne alimentaire pour faire en sorte que les produits, à toutes les étapes de la production, de la transformation et de la distribution, répondent aux prescriptions réglementaires relatives à la sécurité alimentaire, à la qualité et à la traçabilité.

Pour l’élaboration d’un système d’autocontrôle, les entreprises peuvent faire appel aux guides d’autocontrôle approuvés par l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire, établis par secteur ou sous-secteur.

Diverses organisations professionnelles ont déjà établi un guide qui a été approuvé par l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire. Les entreprises peuvent faire valider leur système d’autocontrôle. Cette validation peut se faire par un organisme indépendant de certification ou par l’Agence fédérale elle-même.

Les entreprises soumises à un contrôle par l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire doivent payer une contribution annuelle pour financer l’Agence. Mais si l’entreprise n’a pas fait valider son système d’autocontôle avant fin 2007, elle paye en 2008 une contribution majorée de 115%.

Il n’existe manifestement pas encore d’organisme indépendant de certification pour tous les secteurs ; pour le commerce de détail, par exemple, il n’y a pas encore d’organisme actif.

J’ai récemment été contacté par une école qui a été confrontée à la déclaration de la contribution pour le financement de l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire. Il s’avère que l’école n’est pas du tout au courant de l’obligation d’instaurer un système d’autocontrôle. Selon mes informations, de très nombreuses entreprises ne seraient pas informées de leurs obligations en matière de système d’autocontrôle.

Pour une école, un système d’autocontrôle signifie qu’elle doit contrôler les dates limites de consommation des bouteilles ou des emballages de poudre pour boissons chaudes. Cette mesure semble assez draconienne lorsque l’on pense que les distributeurs automatiques de boisons doivent être remplis au moins une ou deux fois par semaine et que, de ce fait, le risque de dépassement de la date est tout de même très faible.

Un autre exemple est le commerce du vin, pour lequel un système d’autocontrôle doit également être instauré. Lorsqu’un négociant en vins prend contact avec l’Agence fédérale pour la sécurité de la chaîne alimentaire, on lui dit que le système peut-être assez simple, à savoir un contrôle des vins entrants et des dates limites de consommation. Mais un problème se pose à cet égard, puisqu’il n’y a pas de date limite de consommation sur une bouteille de vin.

Pour ces raisons, j’aimerais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. La ministre envisage-t-elle des mesures afin de mieux informer les entreprises de leurs obligations en matière de système d’autocontrôle ?

2. Quand y aura-t-il des organismes indépendants de certification pour tous les secteurs ?

3. Une école tombe-t-elle sous le champ d’application de l’arrêté ministériel du 24 octobre 2005 relatif aux assouplissements des modalités d’application de l’autocontrôle et de la traçabilité dans certaines entreprises du secteur des denrées alimentaires ? Envisage-t-elle d’étendre le champ d’application de cet arrêté ministériel aux autres entreprises dans lesquelles un système d’autocontrôle présente peu d’utilité ou est difficilement applicable pour des raisons pratiques ?

 

Conform het artikel 3 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 betreffende de autocontrole, meldingsplicht en traceerbaarheid in de voedselketen moet elke operator van de voedselketen – behalve de primaire productie – een systeem van autocontrole instellen.

De autocontrole is het geheel van maatregelen die door operatoren in de voedselketen worden genomen om er voor te zorgen dat de producten in alle stadia van de productie, verwerking en distributie voldoen aan de wettelijke voorschriften inzake voedselveiligheid, kwaliteit en traceerbaarheid.

Voor het opstellen van een autocontrolesysteem kunnen de bedrijven een beroep doen op de door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen goedgekeurde gidsen, opgesteld per sector of deelsector.

Diverse beroepsorganisaties stelden al een gids op die werd goedgekeurd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. De bedrijven kunnen hun autocontrolesysteem laten valideren. Deze validatie kan gebeuren door een onafhankelijke certificeringsinstelling of door het Federaal Agentschap zelf.

De bedrijven die onderworpen zijn aan een controle door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen moet elk jaar een heffing betalen ter financiering van dit Agentschap. Indien het bedrijf zijn autocontrolesysteem niet heeft laten valideren vóór eind 2007 betaalt het bedrijf in 2008 echter 115% meer heffing.

Blijkbaar bestaat er ook nog niet voor alle sectoren een onafhankelijke certificeringsinstelling, bijvoorbeeld voor de detailhandel is nog geen dergelijke instelling actief.

Onlangs werd ik gecontacteerd door een school die werd geconfronteerd met de aangifte van de heffing voor de financiering van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. De school blijkt helemaal niet op de hoogte te zijn van het feit dat zij een autocontrolesysteem moeten invoeren. Naar verluidt zouden er heel wat bedrijven niet op de hoogte zijn van hun verplichtingen inzake een autocontrolesysteem.

Voor een school betekent een autocontrolesysteem dat zij de houdbaarheidsdata van de drankflesjes of de poederverpakking van warme dranken moet controleren. Deze maatregel lijkt vrij draconisch als men bedenkt dat de drankautomaat minstens één of twee maal per week moet worden aangevuld en hierdoor het risico op verval van de datum toch wel erg klein is.

Een ander voorbeeld is een wijnhandel. Hier moet ook een autocontrolesysteem worden ingevoerd. Wanneer de wijnhandelaar contact opneemt met het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen wordt hem verteld dat het systeem vrij eenvoudig kan zijn, met name een controle van de inkomende wijnen en de houdbaarheidsdatum. Hierbij rijst echter een probleem, op een wijnfles staat namelijk geen houdbaarheidsdatum.

Om deze redenen had ik graag een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Plant de geachte minister maatregelen om de bedrijven beter in te lichten met betrekking tot hun verplichtingen inzake het “autocontrolesysteem “?

2. Wanneer zullen er voor alle sectoren onafhankelijke certificeringsinstellingen bestaan?

3. Valt een school onder het ministerieel besluit van 24 oktober 2005 betreffende de versoepeling van de toepassingsmodaliteiten van de autocontrole en de traceerbaarheid in sommige bedrijven van de levensmiddelensector? Overweegt zij eventueel om het toepassingsgebied van dit ministerieel besluit uit te breiden tot andere bedrijven waarbij een autocontrolesysteem weinig nut vertoont of om praktische redenen moeilijk toepasbaar is?

 
Réponse reçue le 11 juillet 2008 : Antwoord ontvangen op 11 juli 2008 :

1. Depuis 2004 de nombreuses actions ont été mises en place afin d'informer les opérateurs de la chaîne alimentaire de l'autocontrôle. À cet effet, l'AFSCA a mené des campagnes médiatiques, développé un site Internet spécifique, distribué un grand nombre de brochures, organisé plusieurs sessions d'information avec les fédérations professionnelles, ... Actuellement, l'AFSCA développe de nouveaux dépliants destinés à des secteurs spécifiques. L'Agence est également en train de refaire son site Internet et de mettre sur pied une cellule qui aura pour mission d'informer les opérateurs de l'autocontrôle.

2. La législation concernant l'autocontrôle a pour but d'améliorer la sécurité de la chaîne alimentaire en obligeant les acteurs de la chaîne alimentaire à appliquer des procédures d'autocontrôle et de traçabilité de la production.

Les systèmes d'autocontrôle peuvent être validés par des institutions de certification qui sont accréditées et agrées pour faire cette validation (dans des secteurs), sur base d'un guide sectoriel. Ces institutions sont des entreprises privées pour qui une demande d'accréditation représente un investissement. Cela explique pourquoi la procédure d'accréditation et d'agrément n'a pas été entamée dans les secteurs dans lesquels les institutions n'avaient pas la garantie d'avoir suffisamment de clients. Ces secteurs n'ont dès lors pas d'institution qui sont compétentes pour exécuter des audits. Ils ne se retrouvent néanmoins pas démunis. Les entreprises peuvent toujours demander à l'AFSCA de valider leur système d'autocontrôle afin d'obtenir une diminution de leur contribution à l'AFSCA.

3. Les assouplissements dont pourraient bénéficier certaines petites entreprises sont fixés dans un arrêté ministériel du 24 octobre 2005. Cet arrêté est en vigueur pour tous les secteurs de la transformation et la distribution, sans exception. Il fixe pour les petites entreprises qui répondent à certaines conditions des prescriptions spéciales concernant l'autocontrôle avec garantie de la sécurité de la chaîne alimentaire. Si les écoles répondent aux conditions stipulées dans l'arrêté, elles peuvent, dans le cadre de leurs activités dans la chaîne alimentaire, comme la distribution de boissons ou de repas, bénéficier de ces assouplissements.

Le management de l'Agence est en train d'établir un plan d'affaires qui propose une modification du système bonus/malus actuel. Selon ce plan, quelques entreprises ne relèveraient plus du système bonus/malus à partir de 2009 et devraient payer une contribution forfaitaire diminuée. Il s'agirait d'entreprises où les risques pour la santé sont très bas, par exemple les débits de boissons ou les opérateurs qui vendent aux consommateurs des boissons emballées et/ou des denrées alimentaires préemballées avec une durée de conservation d'au moins trois semaines en température ambiante. Une école qui met à disposition de ses élèves uniquement des distributeurs de boissons pourrait, dès lors, bénéficier de cette réglementation avantageuse.

1. Sinds 2004 werden talrijke acties opgezet om de operatoren uit de voedselketen informatie te verstrekken omtrent de autocontrole. Het FAVV voerde perscampagnes, ontwikkelde een specifieke website, verspreidde een groot aantal brochures, organiseerde vele infosessies in samenwerking met de beroepsverenigingen, ... Thans werkt het FAVV aan nieuwe folders die bedoeld zijn voor specifieke sectoren, het FAVV herwerkt ook zijn website en het is bezig met de oprichting van een cel die aan de operatoren voorlichting moet geven over de autocontrole.

2. De wetgeving in verband met autocontrole heeft als doel de veiligheid van de voedselketen te verbeteren door de actoren uit de voedselketen te verplichten procedures toe te passen die gericht zijn op autocontrole en op traceerbaarheid van de productie.

De autocontrolesystemen kunnen worden gevalideerd door certificeringinstellingen die geaccrediteerd en erkend zijn om die validatie te doen in, op basis van de sectorgidsen afgebakende, sectoren. Deze instellingen zijn privé-ondernemingen waarvoor een accreditatieaanvraag een investering is. Dat verklaart waarom in een aantal sectoren, waar de instellingen niet zeker waren dat ze voldoende klanten zouden hebben, de procedure voor accreditatie en erkenning niet werd ingezet. Die sectoren hebben daardoor thans geen instellingen die bevoegd zijn om audits uit te voeren. Zij blijven echter niet helemaal in de kou staan. Bedrijven kunnen immers nog altijd het FAVV vragen om hun autocontrolesysteem te valideren en zo een verlaging verkrijgen van de aan het Agentschap verschuldigde heffing.

3. De « versoepelingen » waarvoor sommige kleine ondernemingen in aanmerking kunnen komen, zijn vastgelegd in een ministerieel besluit van 24 oktober 2005. Dit besluit geldt zonder enige uitzondering voor alle sectoren van de verwerking en de distributie en stelt voor kleine ondernemingen, die aan bepaalde voorwaarden voldoen, bijzondere voorschriften vast met betrekking tot de autocontrole waarbij de veiligheid van de voedselketen echter wel gegarandeerd blijft. Scholen kunnen voor hun activiteiten in de voedselketen, zoals het verstrekken van drank of maaltijden, aanspraak maken op deze versoepelingen als zij voldoen aan de in het besluit vermelde voorwaarden.

Volledigheidshalve kan nog worden aangestipt dat het management van het Agentschap thans werkt aan een business plan waarin een wijziging wordt voorgesteld van het huidige bonus/malussysteem. Volgens dat plan, zouden vanaf 2009 een aantal ondernemingen niet meer onder het bonus/malussysteem vallen en een lagere forfaitaire heffing moeten betalen. Het zou hierbij gaan om ondernemingen waar de gezondheidsrisico's zeer laag zijn, zoals bijvoorbeeld drankgelegenheden of operatoren wier enige activiteit in de levensmiddelenhandel erin bestaat dat zij aan eindverbruikers verpakte drank en/of voorverpakte levensmiddelen verkopen met een houdbaarheid van ten minste drie maand bij bewaring op kamertemperatuur. Een school die alleen drankautomaten beschikbaar stelt aan zijn leerlingen zou voor deze voordelige regeling in aanmerking komen.