SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2007-2008 Zitting 2007-2008
________________
3 juin 2008 3 juni 2008
________________
Question écrite n° 4-1012 Schriftelijke vraag nr. 4-1012

de Wouter Beke (CD&V N-VA)

van Wouter Beke (CD&V N-VA)

au ministre pour l'Entreprise et la Simplification

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________________
Copies privées - Supports vierges- Indemnisation Kopiëren voor eigen gebruik - Blanco informatiedragers - Vergoeding 
________________
droit d'auteur
propriété littéraire et artistique
support enregistré
disque
reprographie
industrie de l'audiovisuel
support d'enregistrement
auteursrecht
literaire en artistieke eigendom
voorbespeelde beeld- of geluidsdrager
grammofoonplaat
reproductie
audiovisuele industrie
medium
________ ________
3/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
7/7/2008Antwoord
3/6/2008Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 3/7/2008)
7/7/2008Antwoord
________ ________
Requalification de : demande d'explications 4-301 Requalification de : demande d'explications 4-301
________ ________
Question n° 4-1012 du 3 juin 2008 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 4-1012 d.d. 3 juni 2008 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

La loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins prévoit que les auteurs et les artistes exécutants disposent des droits d’auteurs et de droits voisins concernant leurs créations. La même loi prévoit en outre quelques licences légales pour les auteurs et artistes, parmi lesquelles la rémunération pour copie privée d’œuvres et de prestations, l’ « indemnisation pour copie privée ».

L’article 56, alinéa deux, de cette loi, prévoit que l’indemnisation pour la reproduction pour usage propre d’oeuvres et de prestations doit être payée par le fabricant, l’importateur ou l’acheteur des supports ou appareils permettant la reproduction d’œuvres sonores et audiovisuelles. Cette indemnisation est finalement payée par le consommateur et intégrée dans le prix de vente des supports.

La hauteur de la rémunération et les autres règles relatives à la perception de la redevance sont fixées par l’arrêté royal du 28 mars 1996 relatif au droit à rémunération pour copie privée des auteurs, des artistes-interprètes ou exécutants et des producteurs de phonogrammes et d’œuvres audiovisuelles.

Le marché de l’électronique connaît une évolution très rapide. Chacun se souviendra de l’époque des cassettes ou même, des disques gramophones. À l’heure actuelle, ce sont surtout les cd et les dvd qui subissent la pression des lecteurs mp 3, des clés usb et de toutes sortes d’autres appareils ultramodernes. En d’autres termes, les supports visés à l’arrêté royal du 28 mars 1996 risquent, à court terme, d’être dépassés.

Dans un article du quotidien De Standaard du mercredi 16 avril 2008, on peut lire qu’Auvibel, la société de gestion collective pour la copie privée d’œuvres sonores et audiovisuelles se plaint du fait que l’on n’ait pas encore publié un arrêté royal adapté. Selon les chiffres d’Auvibel, les auteurs auraient ainsi vu leur passer sous le nez quelque 5,6 millions d’euros.

La société de gestion Auvibel demande que l’on s’attelle d’urgence à une actualisation de l’arrêté royal du 28 mars 1996 relatif aux tarifs pour les « nouveaux supports » et appareils qui sont manifestement utilisés pour la copie privée, par exemple les mp3, les clés usb, le disque dur externe, la carte mémoire Flash, les lecteurs multimédias (mp4), les graveurs de salon HDD, etc. En outre, cette société de gestion souhaite également une meilleure répartition de la redevance entre les différents types de supports et d’appareils afin de satisfaire ainsi les intérêts des consommateurs et des vendeurs.

Auvibel indique également que les redevances ont dégringolé de manière spectaculaire en 2008. On observe une tendance à la baisse de 21% par rapport à la même période de l’année dernière. Concrètement, cela implique un manque à gagner de près de 4 millions d’euros. C’est la raison pour laquelle on insiste pour que l’arrêté royal concerné soit actualisé.

Un accord aurait déjà été conclu en 2007 entre toutes les parties concernées à propos de l’élargissement de la redevance aux autres supports. Il ne manque plus que la signature du ministre concerné.

Je souhaiterais obtenir une réponse aux questions suivantes :

1. Quelle est la position du ministre à propos de l’élargissement de la redevance aux autres supports et appareils ? Quels sont, selon lui, les autres appareils que devrait viser l’arrêté royal ? Quelle est sa position quant à une meilleure répartition entre les différents types de supports ?

2. Quel est son point de vue à propos de l’élargissement éventuel de la législation sur la copie privée réalisée sur ordinateur ?

3. Confirme-t-il le chiffre indiqué à propos du manque à gagner ?

4. Où en est l’actualisation de l’arrêté royal ? Pour quand pouvons-nous l’espérer ?

 

De wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten bepaalt dat auteurs en uitvoerende kunstenaars over auteurs- en naburige rechten beschikken met betrekking tot hun creaties. Deze zelfde wet voorziet daarnaast ook in enkele wettelijke licenties voor de auteurs en artiesten, waaronder de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik van werken en prestaties, de zogenaamde “thuiskopievergoeding”.

Artikel 56, tweede lid, van deze wet voorziet dat de vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van werken en prestaties betaald moet worden door de fabrikant, de invoerder of de aankoper van dragers of apparaten die gebruikt kunnen worden voor het reproduceren van geluidswerken en audiovisuele werken. Deze vergoeding wordt uiteindelijk betaald door de consument en is inbegrepen in de verkoopprijs van de dragers.

De hoogte van de vergoeding en de nadere regels betreffende de inning van de vergoeding worden vastgelegd in het koninklijk besluit van 28 maart 1996 betreffende het recht op vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik voor de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken.

De markt van de elektronica is een markt die zeer snel evolueert. Iedereen herinnert zich nog het tijdperk van de cassettes of zelfs de grammofoonplaten. Momenteel zijn het vooral de cd’s en dvd’s die onder druk komen te staan van de mp3-spelers, de usb-sticks en allerlei andere hypermoderne apparatuur. Met andere woorden, de dragers waarvan sprake in het koninklijk besluit van 28 maart 1996 lijken op korte termijn achterhaald te zijn.

In een krantenartikel van De Standaard van woensdag 16 april 2008, kan men lezen dat Auvibel, dit is de collectieve beheersvennootschap voor het kopiëren voor eigen gebruik van geluidswerken en audiovisuele werken, aanklaagt dat er nog altijd geen aangepast koninklijk besluit werd gepubliceerd. Volgens de cijfers van Auvibel zelf zouden de auteurs hierdoor ongeveer een 5,6 miljoen euro aan hun neus hebben zien voorbijgaan.

De beheersvennootschap Auvibel vraagt dat er dringend werk zou gemaakt worden van een update van het koninklijk besluit van 28 maart 1996 met betrekking tot de tarieven voor “nieuwe dragers” en toestellen die kennelijk gebruikt worden voor het kopiëren voor eigen gebruik, bijvoorbeeld de mp3, de usb-sticks, de externe harde schijf, de Flash geheugenkaart, multimediaspelers (mp4), salontoestellen met HDD, enz. Daarnaast wenst deze beheersvennootschap ook een betere spreiding van de heffing over de verschillende types van dragers en toestellen om zo ook tegemoet te komen aan de belangen van de consumenten en de verkopers.

Auvibel geeft ook aan dat de inningen in 2008 spectaculair aan het terugvallen zijn. Er is een dalende trend van 21% merkbaar in vergelijking met dezelfde periode vorig jaar. Concreet betekent dit een derving van inkomsten van bijna 4 miljoen euro. Om deze reden wordt aangedrongen op een update van het betreffende koninklijk besluit.

Er zou er reeds sinds 2007 een akkoord bestaan tussen alle betrokken partijen betreffende een uitbreiding van de heffing naar de andere informatiedragers. Het enige wat nog ontbreekt is de handtekening van de betrokken minister.

Graag had ik een antwoord gekregen op de volgende vragen:

1. Wat is het standpunt van de geachte minister betreffende de uitbreiding van de heffing tot de andere dragers en apparaten? Welke apparaten zouden volgens hem aanvullend moeten worden opgenomen in het koninklijk besluit? Wat is zijn standpunt betreffende een betere spreiding over de verschillende types van informatiedragers?

2. Wat is zijn standpunt betreffende het al dan niet uitbreiden van de regeling tot de thuiskopie op de computer?

3. Kan hij het cijfer betreffende de misgelopen inkomsten bevestigen?

4. Wat is de stand van zaken met betrekking tot de update van het koninklijk besluit? Wanneer mogen we dit verwachten?

 
Réponse reçue le 7 juillet 2008 : Antwoord ontvangen op 7 juli 2008 :

1. Les négociations concernant la tarification des supports et appareils assujettis à la rémunération pour copie privée ont été menées depuis 2006 au sein de l'actuelle Commission de consultation des milieux intéressés par la rémunération pour copie privée conformément à l'arrêté royal du 28 mars 1996. Les discussions ayant eu lieu au sein de cette Commission ont porté sur l'élaboration d'une méthodologie visant à déterminer la rémunération pour copie privée, conformément aux modifications apportées par la loi du 22 mai 2005 transposant en droit belge la directive 2001/29/CE et à l'évolution des technologies, ainsi que sur le statut de certains supports et appareils. Les modifications apportées par la loi du 22 mai 2005 ne sont jusqu'à présent, aussi à la demande du secteur même, pas encore entrées en vigueur.

2. Dans le cadre des discussions ayant eu lieu au sein de la Commission, la question d'une éventuelle rémunération pour copie privée sur les appareils informatiques grand public (exemples : graveur de CD, graveur de DVD, etc.) a été soulevée. Toutefois, d'un commun accord entre les milieux intéressés, la discussion a été reportée à une date ultérieure, lorsque la discussion sur les ordinateurs aura lieu.

3. Les chiffres indiqués par Auvibel ont également été communiqués au Service public fédéral Économie et au ministre. Il est évident que ce calcul est essentiellement basé sur les appareils, supports et tarifs dont Auvibel est d'avis qu'ils devraient être soumis à la rémunération pour copie privée et les tarifs proposés par Auvibel, sans qu'il existe déjà un accord sur tous les appareils, supports et rémunérations au sein de la Commission de consultation des milieux intéressés.

4. Depuis 2006, les milieux intéressés par la rémunération pour copie privée ont défini d'un commun accord une méthodologie visant à déterminer la rémunération pour copie privée. Cependant, ils ne sont pas encore parvenus à s'entendre sur les montants de la rémunération pour copie privée proposés, ni sur les supports et appareils assujettis. Durant le second semestre 2007, ces discussions et négociations ont été suspendues.

Le 14 juillet 2008 la Commission de consultation se réunit de nouveau pour discuter des nouveaux tarifs. C'est après avis de la Commission que l'arrêté royal du 28 mars 1996 sera mis à jour.

1. Sinds 2006 worden de onderhandelingen over de tarifering van dragers en apparaten die onderworpen zijn aan de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik gevoerd binnen de huidige Adviescommissie van de betrokken milieus van de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 maart 1996. De besprekingen die binnen deze Commissie hebben plaatsgevonden hadden betrekking op de uitwerking van een methodologie voor het bepalen van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik, in overeenstemming met de wijzigingen aangebracht door de wet van 22 mei 2005 houdende de omzetting in Belgisch recht van de richtlijn 2001/29/EG en met de evolutie van de technologie, evenals met het statuut van bepaalde dragers en apparaten. De wijzigingen aangebracht door de wet van 22 mei 2005 zijn tot op heden, mede op vraag van de sector zelf, nog niet in werking getreden.

2. In het raam van de besprekingen die plaats hebben gehad binnen de Commissie, werd de vraag naar een eventuele vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik op apparaten bestemd voor het grote publiek (voorbeelden : CD-brander, DVD-brander, enz.) aangehaald. De bespreking werd echter in onderlinge overeenstemming tussen de betrokken milieus, verplaatst naar een latere datum wanneer de bespreking over de computers zal plaatshebben.

3. De door Auvibel opgegeven cijfers werden eveneens meegedeeld aan de federale overheidsdienst Economie en de minister. Het spreekt voor zich dat deze berekening voornamelijk gebaseerd is op de apparaten en dragers waarvan Auvibel van mening is dat zij onderworpen zouden moeten zijn aan vergoeding voor thuiskopie en de door haar voorgestelde vergoedingen, zonder dat over al deze apparaten, dragers en vergoedingen reeds een akkoord bestaat binnen de Adviescommissie van de betrokken milieus.

4. Sedert 2006 hebben de betrokken milieus van de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik, in onderlinge overeenstemming, een methodologie bepaald om de vergoeding voor kopiëren voor eigen gebruik vast te leggen. Ze zijn het echter nog niet eens kunnen worden over de voorgestelde bedragen van de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik, noch over de hieraan onderworpen dragers en apparaten. Tijdens het tweede semester van 2007 werden deze besprekingen en onderhandelingen opgeschort.

Op 14 juli 2008 komt de Adviescommissie opnieuw samen teneinde nieuwe tarieven te bespreken. Het is na advies van de Commissie dat het koninklijk besluit van 28 maart 1996 zal worden aangepast.