BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2014-2015
________
8 januari 2015
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-364

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Elektronisch toezicht - Autonome straf
________
vervangende straf
strafsanctie
voltrekking van de straf
________
8/1/2015Verzending vraag
7/4/2015Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 6-364 d.d. 8 januari 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In het kader van de straffendifferentiatie werd tijdens de vorige zittingsperiode onder meer het elektronisch toezicht als autonome straf ingevoerd.In een eerste fase zou het de bedoeling zijn dat het elektronisch toezicht als autonome straf en de omzendbrief over elektronisch toezicht voor straffen onder drie jaar nog tijdelijk naast elkaar bestaan.In dat geval is een aanpassing van de omzendbrief vereist om te vermijden dat iemand die de voorwaarden voor het dragen van een enkelband als autonome straf niet naleeft en een vervangende gevangenisstraf krijgt, opnieuw een enkelband zou krijgen op basis van de omzendbrief.

In de omzendbrief moeten vervangende gevangenisstraffen voor elektronisch toezicht als autonome straf uitgesloten worden.

Daarnaast lijkt het mij ook opportuun om de uitsluitingscategorieën in de omzendbrief af te stemmen op de categorieën die in de wet zijn vastgelegd (artikel 37bis van het Strafwetboek).

De wetgeving hieromtrent is nog steeds federaal, maar de uitvoering moet door de Gemeenschappen geschieden; het gaat dus om een transversale bevoegdheid van de Gemeenschappen.

1. Zijn de aanpassingen al gepland? Zo ja, kan de minister het tijdspad en de modaliteiten toelichten? 2. Steunt de minister de differentiatie van het straffenarsenaal? Streeft hij ernaar om het elektronisch toezicht al autonome straf zo spoedig mogelijk in werking te laten treden? Kan hij dat toelichten?

Antwoord ontvangen op 7 april 2015 :

1) & 2) Onder de vorige legislatuur werd de reflectie over de differentiatie van het straffenarsenaal verder gezet met het elektronisch toezicht als autonome straf en met de probatie als autonome straf. In het huidige regeerakkoord wordt deze weg verder ingeslagen. Zo staat hierover in het regeerakkoord het volgende : « De regering zal onderzoeken op welke wijze het straffenpalet kan worden aangevuld met nieuwe straffen, zoals de verbeurdverklaring als hoofdstraf. »

Op langere termijn dient er een stap verder gegaan te worden, door na te gaan hoe in deze verdere differentiatie van hoofdstraffen, de hoofdstraffen ook als « echte » hoofdstraffen in bepaalde strafbaarstellingen zelf kunnen opgenomen worden. Dit wordt ook als dusdanig aangekondigd in het regeerakkoord : « Daarnaast wordt er ernstig gereflecteerd over de gepaste straf voor lichtere misdrijven, met als einddoel de gevangenisstraf in het strafwetboek op bepaalde plaatsen te vervangen door een werkstraf, straf onder elektronisch toezicht of autonome probatie, teneinde de gevangenisstraf werkelijk als ultimum remedium te gebruiken. Voor de zwaarste misdrijven blijft de gevangenisstraf in elk geval behouden. »

Inzake de snelle inwerkingtreding van het elektronisch toezicht als autonome straf, dient de zesde Staatshervorming in herinnering gebracht te worden en wel, meer bepaald, de communautarisering van de justitiehuizen en dit sinds 1 januari 2015. De justitiehuizen zijn een belangrijke partner voor wat betreft de uitvoering van de alternatieve straffen.

De inwerkingtreding van de autonome probatiestraf, zoals voorzien op 1 december 2014 - door de wet van 26 november 2014 tot wijziging van de wet van 8 mei 2014 tot wijziging van de artikelen 217, 223, 224 en 231 van het Gerechtelijk Wetboek werd uitgesteld tot en met 1 december 2015. Dit uitstel werd nodig geacht, enerzijds omwille van de impact van de autonome probatiestraf op de uitvoeringscapaciteit van de justitiehuizen van dewelke, gelet op de zesde Staatshervorming, niet kon worden verwacht dat zij in dat tijdsbestek alle maatregelen konden nemen om een efficiënte tenuitvoerlegging van deze nieuwe straf te verzekeren en anderzijds om toelaten te laten overleg te plegen in de nieuwe overlegstructuren die zijn voorzien in het samenwerkingsakkoord van 17 december 2013 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de uitoefening van de opdrachten van de justitiehuizen.

Het elektronisch toezicht als autonome straf, voor dewelke artikel 16 van de wet van 7 februari 2014 tot invoering van het elektronisch toezicht als autonome straf bepaalt dat de inwerkingtreding zal plaatsvinden op een door de Koning te bepalen datum, bevindt zich in een gelijkaardige situatie. Sinds 1 januari 2015 bestaan er twee centra voor elektronisch toezicht : één voor de Vlaamse en één voor de Franse Gemeenschap. De Duitstalige Gemeenschap zal zich voor de opvolging van het elektronisch toezicht aansluiten bij de ene of de andere Gemeenschap en zal werken op basis van bilaterale akkoorden. Op 10 december 2014 ondertekende de drie bevoegde ministers een akkoord aangaande het beheer van het elektronisch toezicht in België. Dit akkoord vormt een stevige basis voor de toekomst. Samenwerking tussen de Gemeenschappen biedt een voordeel in termen van efficiëntie en kostenbesparingen. Er zal een gemeenschappelijk contract worden opgesteld met betrekking tot het materiaal (enkelbanden, boxen, enz.) en voor het programma SISET (gegevensbestand). De ondertekening door de drie betrokken ministers formaliseert het belang van de samenwerking in het kader van het beheer van het elektronisch toezicht. Teneinde een inwerkingtreding van de nieuwe straf in deze nieuwe context in alle efficiëntie te laten verlopen, werd nog geen koninklijk besluit tot inwerkingtreding genomen. De inwerkingtreding van elektronisch toezicht als autonome straf en de nodige aanpassingen aan de omzendbrief zullen eveneens het voorwerp uitmaken van overleg in de nieuwe overlegoverlegstructuren en de Interministeriële Conferentie voor justitiehuizen.

Er is vooralsnog geen concrete timing voorhanden, maar alle betrokkenen werken aan de realisatie van de noodzakelijke randvoorwaarden, teneinde de nieuwe alternatieve straffen zo spoedig mogelijk in werking te kunnen laten treden.