BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
5 juli 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9477

de Marie Arena (PS)

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________
De sociale en de milieu-audits van leveranciers
________
toeleveringsketen
grootwarenhuis
audit
leverancier
milieunorm
sociale norm
arbeidsvoorwaarden
arbeidsveiligheid
________
5/7/2013Verzending vraag
9/9/2013Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3756
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9477 d.d. 5 juli 2013 : (Vraag gesteld in het Frans)

In 2012 heeft een grote Belgische groep van supermarkten een reeks sociale en milieu-audits uitgevoerd bij hun leveranciers van niet-voedingswaren. Ze onderzochten bijvoorbeeld het loonniveau, de arbeidsduur en de arbeidsvoorwaarden van de loontrekkenden.

Ten gevolge van die audit hebben sommigen hun samenwerking met de leveranciers die de sociale en milieu-normen slecht naleefden opgezegd.

Ik heb de volgende vragen:

1) Is de minister op de hoogte van de toepassing van die praktijk van audits in de groothandel?

2) Acht de minister het mogelijk dergelijke audits aan te moedigen op Belgisch niveau teneinde de ondernemingen er sterk toe aan te zetten die voorbeelden te volgen en de audits zelfs uit te breiden tot zo veel mogelijk sectoren, en er het respect voor de elementaire normen van hygiëne en arbeidsveiligheid in op te nemen, in het licht van de recente tragische gebeurtenissen in Bangladesh?

3) Zou het niet interessant zijn die praktijk op Europees niveau te bevorderen? Denkt de minister niet dat dergelijke onderzoeken zelfs verplicht zouden moeten worden of moeten worden onderzocht in het kader van het Europese handelsbeleid?

4) Denkt de minister dat de publicatie van de namen van de maatschappijen die de sociale- en milieuwetten strikt naleven een middel zou zijn om bedrijven aan te moedigen de wetten toe te passen, maar ook om de consumenten te informeren over de productieomstandigheden van de producten die ze kopen?

Antwoord ontvangen op 9 september 2013 :

Als antwoord op zijn vraag kan ik het geachte lid het volgende meedelen : 

1) Een dergelijke aanpak past binnen een beleid van maatschappelijk verantwoord ondernemen en berust op een vrijwillig engagement van de organisaties om de milieueffecten en sociale effecten van hun bedrijvigheid te integreren in hun economische strategie. Elke onderneming, ongeacht de grootte of de sector, staat het vrij om elk soort audit uit te voeren die zij nodig of nuttig acht. De selectiecriteria en auditmethodes kunnen dan ook onderling verschillen en zijn uiteindelijk de verantwoordelijkheid van de betrokken ondernemingen. 

2) De ramp van Rana Plaza in Bangladesh, waarbij in april meer dan 1 100 doden vielen, heeft aan de hele wereld duidelijk gemaakt hoe ver de menselijke uitbuiting ook vandaag nog kan gaan. Als reactie hierop werd door de belangrijkste Westerse kledingmerken een “Accord on Fire and Building Safety in Bangladesh” ondertekend om de veiligheid van de textielfabrieken in Bangladesh te vergroten. Op grond van dit akkoord tussen bedrijven en vakbonden zal er onder meer een Chief Inspector worden aangesteld die voor een programma van geloofwaardige en doeltreffende brandveiligheidscontroles zal instaan. Er zullen ook een of meer deskundigen aangesteld worden die een volledig en nauwgezet onderzoek moeten voeren naar de bestaande normen en wettelijke voorschriften in de gebouwen van confectiebedrijven in Bangladesh. Er zijn ook Belgische firma’s die het akkoord ondertekend hebben, wat de aanzet naar een bredere beweging zou kunnen vormen. Verschillende organisaties en federaties hebben zich voorstander van een dergelijke evolutie getoond. Zeer recent nog heb ik opdracht gegeven aan het Belgisch Nationaal Contactpunt voor de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO)-Richtlijnen om onze bedrijven via de verschillende federaties te sensibiliseren.  

De strijd tegen sociale en economische ongelijkheid in de wereld vormt een permanente uitdaging die de inzet van iedereen vereist. Ik steun dan ook de verschillende initiatieven van zowel private als openbare economische of maatschappelijke organisaties die met alle effecten van hun bedrijvigheid rekening willen houden en die duurzame ontwikkeling in hun beleid en in hun dagelijkse activiteiten willen integreren.

De federale overheden bevorderden eveneens duurzame ontwikkeling door in hun aanbestedingsbeleid meer sociale criteria en milieucriteria op te nemen. Op basis van hun actieplan 2009-2011 werd een bijgewerkte versie van de gids voor duurzame aankopen on line geplaatst. Het is interessant om vast te stellen dat de gekozen criteria, hoewel ze op vrijwillige basis berusten, ook door andere partijen worden overgenomen. Momenteel wordt op de interkabinetten een voorstel bestudeerd om de omzendbrief “overheidsopdrachten” te herzien, die een gezamenlijke realisatie is van de Federale Overheidsdienst (FOD) P&O, de Programmatorische Overheidsdienst (POD) DO en de Kanselarij van de eerste minister.

Op internationaal vlak ijvert België systematisch voor een daadwerkelijke naleving van de afspraken over duurzame ontwikkeling, met name bij de onderhandelingen over nieuwe handelsakkoorden. Meer bepaald hecht ons land veel belang aan het belangrijke thema “waardig werk” (Engels decent work) zoals omschreven door de Internationale Arbeidsorganisatie.

Tot slot wil ik er nog op wijzen dat de COORmulti op 15 maart beslist heeft om aan de Interdepartementale Commissie voor Duurzame Ontwikkeling (ICDO) de uitwerking toe te vertrouwen van het specifieke actieplan « Mensenrechten en bedrijven ». De eerste resultaten worden verwacht tegen het eind van het jaar. 

3) Aangezien de auditprocedures vrij complex zijn (criteria bepalen, controles uitvoeren, enz.), kan harmonisatie en samenwerking op het hoogste niveau alleen maar voordeel brengen. Alleen al door de koopkracht van zijn bevolking zou de Europese Unie in staat zijn om buiten zijn grenzen grote druk uit te oefenen voor de integratie van sociale aspecten en milieucriteria, zowel op reglementaire basis via bilaterale akkoorden als op vrijwillige basis door middel van de boven genoemde audits.

Een soort van middenweg werd gekozen door Europees commissaris voor handel Karel De Gucht en de Bengaalse autoriteiten toen deze op 8 juli 2013 een gezamenlijke (wettelijk niet bindende) verklaring ondertekenden met de naam « compact »[2]. Door middel van dit akkoord verbinden de Europese Unie (EU) en de ILO zich ertoe de regering van Bangladesh te begeleiden bij de goedkeuring en uitvoering van een reeks maatregelen om de naleving van de arbeidswetgeving en de veiligheid van gebouwen en op de werkplek te verbeteren. De overeenkomst moedigt ook een verantwoordelijk gedrag van de industrie aan.

België herinnert er tijdens de onderhandelingen in de aanloop naar nieuwe bilaterale akkoorden geregeld aan dat de daadwerkelijke naleving van internationale afspraken (Rio+20, ILO « decent job », enz.) voorop moet staan bij de latere toepassing van de akkoorden, zoniet kan er oneerlijke concurrentie ingeroepen worden. De akkoorden beogen in het algemeen een grotere harmonisatie van de maatschappelijke regels en milieuvoorschriften die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de internationale afspraken op het vlak van duurzame ontwikkeling en om een gezonde concurrentie voor onze bedrijven mogelijk te maken. De akkoorden vormen een middel om wereldwijd tot grotere gerechtigheid te komen.

Daarnaast zou ook het GSP+ (Generalised Scheme of Preferences – akkoord dat ervoor moet zorgen dat landen die douanevoordelen genieten de internationale conventies over mensenrechten, arbeid, milieu en goed bestuur ratificeren en toepassen) een belangrijk middel kunnen vormen om de handelspartners van de Europese Unie te verplichten tot het naleven van minimale regels. Echter is dit soort overeenkomst slechts op een beperkt aantal landen van toepassing. Bangladesh bijvoorbeeld maakt er geen deel van uit. Deze bevoegdheid valt onder de FOD Buitenlandse Zaken, met de hulp van de FOD Economie voor het economisch gedeelte.

Op het vlak van privé-initiatieven dient men erop te wijzen dat maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een vrijwillig initiatief van bedrijven is. In een geglobaliseerde wereld is het niet eenvoudig om het MVO-beleid goed te volgen. Het Belgisch Nationaal Contactpunt voor de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO)-Richtlijnen (NCP), waarvan het voorzitterschap en het secretariaat door de FOD Economie verzorgd worden, ziet toe op de toepassing van de OESO-Richtlijnen zowel door de multinationale ondernemingen als ook door de andere ondernemingen. Dit instrument is het enige dat door 44  regeringen gesteund wordt. De eerste OESO-Richtlijnen werden in 1976 van toepassing, het Belgische NCP is sinds 1980 actief. De recente actualisering van de OESO-Richtlijnen voor multinationale ondernemingen zette de mensenrechten en de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de bevoorradingsketen in de verf.

Over hetzelfde thema publiceerde de Europese Commissie voor kort een voorstel voor een richtlijn COM 2013/207 met betrekking tot « de bekendmaking van niet-financiële informatie en informatie inzake diversiteit door bepaalde grote ondernemingen en groepen ». De bedoeling van dit voorstel is dat bepaalde grote bedrijven bij hun jaarverslag een verklaring voegen die informatie bevat over onder meer milieuzorg, sociale aspecten, personeelsbeleid, naleving van de mensenrechten en corruptiebestrijding.

De verklaring dient met betrekking tot de genoemde gebieden een beschrijving te bevatten van de genomen maatregelen, de behaalde resultaten en de risico-aspecten. 

4) Het opstellen van strenge criteria voor duurzame ontwikkeling, van doeltreffende controleprocedures en van een internationaal door de officiële instanties erkende geharmoniseerde regeling van « reporting » is een doel waarnaar gestreefd moet worden om wereldwijd tot een betere sociale bescherming en milieubescherming en dus tot rechtvaardigere handelsbetrekkingen te komen. Ik neem akte van uw suggestie inzake publicatie en bekijk met mijn administratie wat daaromtrent mogelijk is.