BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2012-2013
________
11 juni 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9324

de Lies Jans (N-VA)

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________
Strijd tegen armoede - Automatisering van rechten - Sociale tarieven - Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie - Telecommunicatiesector
________
armoede
laag inkomen
Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie
gereduceerde prijs
gehandicapte
communicatietarief
gegevensbank
sociaal achtergestelde groep
________
11/6/2013Verzending vraag
25/7/2013Antwoord
________
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-9324 d.d. 11 juni 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

In de strijd tegen de armoede is een automatische toekenning van rechten een na te streven doel om te garanderen dat eenieder zijn rechten kan laten gelden. Zo bepaalt het federale regeerakkoord dat overal waar mogelijk de automatische toekenning van sociale rechten versneld zal worden ingevoerd. Ook het Federaal Actieplan voor Administratieve Vereenvoudiging 2012-2015 bevat maatregelen om bepaalde rechten automatisch toe te kennen. Hetzelfde geldt voor het Federaal Plan Armoedebestrijding dat de federale regering heeft goedgekeurd op 14 september 2012.

In het kader daarvan heeft het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting op vraag van zijn begeleidingscommissie een nota uitgewerkt rond de automatische toekenning van de rechten. Het heeft onderzocht welke rechten al automatisch worden toegekend, en vooral voor welke rechten een ambtshalve onderzoek vanwege de bevoegde instanties mogelijk is naar de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om het recht te openen.

Zoals beschreven in de nota is het doel van de automatisering een grotere effectiviteit van rechten, door een vermindering van de non-take-up van rechten, een fenomeen dat wijder verspreid is dan algemeen gedacht en dat in het bijzonder de meest kwetsbare mensen treft. In termen van armoede vermindert de non-take-up de impact van het sociale beleid en het zorgt voor een verarming van de personen die de rechten niet vragen waarop ze een beroep zouden kunnen doen.

Wat de automatisering van de rechten toegekend door het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie (BIPT) betreft lezen we dat er in het kader van de bestaande wet betreffende de elektronische communicatie van 13 juni 2005 geen sprake van is om over te gaan tot een automatische opening van het recht op het sociaal tarief. Er moet steeds een voorafgaande vraag zijn van de betrokkene.

Wel loopt een project om de databanken, die moeten worden geraadpleegd om een sociaal tarief toe te kennen, beter op elkaar af te stemmen. Er is een haalbaarheidsstudie uitgevoerd en in 2013 zou die studie moeten worden goedgekeurd.

Naar aanleiding hiervan had ik graag de volgende vragen gesteld:

1) Wat is de stand van zaken met betrekking tot het project "Automatisering van de toekenning van de sociale tarieven"?

2) Wat zijn de resultaten van de haalbaarheidsstudie?

3) Hoeveel gerechtigden hebben in 2012 en de drie voorgaande jaren een sociaal tarief aangevraagd?

4) Hoeveel ervan heeft een positief antwoord gekregen?

5) Heeft de minister een idee van hoeveel gerechtigden er in totaal zijn, de non-take-up meegerekend? Graag kreeg ik ook cijfers voor de voorgaande drie jaren.

Antwoord ontvangen op 25 juli 2013 :

Ik heb de eer in antwoord op de door het geacht lid gestelde vraag het volgende mee te delen.

1. en 2. De haalbaarheidsstudie bij de Kruispuntbank van de sociale zekerheid (KSZ) zit nu in de laatste fase.De vertraging in de uitvoering van deze haalbaarheidsstudie is voornamelijk te wijten aan de complexiteit van de tekst van artikel 22 van de bijlage bij de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (WEC), die de verlening van het recht moeilijk te automatiseren maakt.

Allereerst wordt in de tekst een heel vage terminologie gebruikt. Daarin worden immers begrippen gebruikt die in andere sectoren worden gebruikt, maar zonder precies de definities over te nemen die het courantst worden gebruikt in die sectoren. Bijvoorbeeld: de meerderjarigheid van een persoon met een handicap (18 jaar) in de WEC is niet dezelfde als volgens de DGPH (21 jaar); zo ook worden de percentages van handicap die in de WEC vermeld zijn, niet meer gebruikt door de DGPH, die punten gebruikt. Deze lichte verschillen in terminologie maken het onmogelijk om andere programma's voor de verificatie van rechten te gebruiken, hoewel die bijna identiek zijn.

Bovendien wordt de automatisering bemoeilijkt door de complexiteit en het grote aantal cumulatieve criteria voor verlening, omdat daarbij talrijke databanken geraadpleegd moeten worden. Deze opeenvolgende opvragingen hebben een sterke invloed op het prestatievermogen van het programma qua responstijd. Het komt er dus op aan de opeenvolging van opvragingen te optimaliseren zodat de responstijd zo kort mogelijk wordt.

Op een hoger niveau zit echter nog een ander probleem, namelijk de huidige beschikbaarheid van bepaalde databanken.

Een aantal authentieke bronnen kunnen nu geraadpleegd worden:

  • het Rijksregister voor de samenstelling van het gezin en de leeftijd,

  • de Federale Overheidsdienst (FOD) Financiën voor de inkomensvoorwaarden,

  • de DGPH van de FOD Sociale Zekerheid voor het criterium handicap,

  • de Programmatorische Overheidsdienst (POD) Maatschappelijke Integratie en de bijbehorende Openbare Centra voor maatschappelijk welzijn (OCMW's) voor het leefloonstatuut.

Andere authentieke bronnen zijn echter momenteel niet raadpleegbaar. Het project vereist ten minste dat er voor enkele daarvan een alternatief wordt gevonden om de voorwaarde inzake handicap te kunnen nagaan bij de volgende bronnen:

  • het NIC voor de voorwaarde van blijvende invaliditeit,

  • het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO) voor de voorwaarde van blijvende arbeidsongeschiktheid,

  • en het FBZ voor de voorwaarde van blijvende arbeidsongeschiktheid.

Ten slotte zullen bepaalde criteria, die minder dan 5 % van de dossiers vertegenwoordigen, nooit automatisch geverifieerd kunnen worden en nog steeds manueel nagekeken moeten worden omdat er geen raadpleegbare databanken bestaan. Het gaat daarbij om de volgende authentieke bronnen:

  • de cel mijnwerkers bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeits-verzekering (RIZIV) (sector NPFM) voor de voorwaarde van blijvende arbeidsongeschiktheid,

  • de dienst voor de Oorlogsslachtoffers van de FOD Sociale Zekerheid

  • het NIC voor laryngectomieën;

  • het NIC voor gehoorgestoorden.

De haalbaarheidsstudie zou toch tijdens de zomer afgerond moeten zijn.

3 en 4. De gevraagde gegevens staan in de onderstaande tabel:

Jaar

2012

2011

2010

2009

Aanvragen ST

39.332

35.812

33.020

38.170

Ingewilligde aanvragen

18.749

17.070

15.268

18.656

5. Er is in 2009 een schatting gemaakt van het aantal potentiële begunstigden in het kader van de voorbereiding van de wet tot omzetting van Richtlijn 2009/136/EG. Toen is

het aantal potentiële dossiers geraamd op 687 641, zoals te zien is in de onderstaande tabel.

De raming van het aantal potentiële dossiers hieronder stemt overeen met de optelling van de volgende categorieën, beschikbaar bij de KSZ:

  • de rechthebbenden op een verhoogde financiële tussenkomst in de gezondheidszorg (RVV) van meer dan 65 jaar, want deze personen voldoen aan het leeftijdscriterium maar ook aan dat van het inkomen, aangezien de plafonds om een ST te krijgen, identiek zijn aan de plafonds die vastgesteld zijn om het RVV-statuut te krijgen;

  • RVV's van minder dan 65 jaar die een vervangingsinkomen voor een handicap ontvangen, want deze personen voldoen aan het criterium inzake handicap en inkomen;

  • personen die een leefloon ontvangen.

Er zijn geen gegevens om het aantal potentiële begunstigden te kunnen ramen die getroffen zouden zijn door een gehoorverlies of die een laryngectomie zouden hebben ondergaan of die zouden voldoen aan het criterium inzake handicap en inkomen, zonder evenwel een RVV te zijn.

 

Rechthebbenden 2009

RVV van ouder dan 65 jaar

463.179

RVV van minder dan 65 jaar met een handicap

122.152

Leefloners

102.310

Totaal

687.641