BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2010-2011
________
25 februari 2011
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1514

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen
________
Aanvullend pensioen (derde pijler) - Aantallen - Evolutie
________
spaartegoed
belastingaftrek
officiële statistiek
verdeling naar geslacht
geografische spreiding
________
25/2/2011Verzending vraag
24/3/2011Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1512
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-1513
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-1514 d.d. 25 februari 2011 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Voor 2010 mocht een burger die aan pensioensparen deed, in dit land maximum 870 euro op zijn belastingbrief inbrengen. Op die manier kan iemand die zich inschreef voor de derde pensioenpijler een deel van het gespaarde bedrag fiscaal recupereren. De federale regering wil daarmee pensioensparen aanmoedigen.

Graag kreeg ik dan ook een antwoord op de volgende vragen.

1) Heeft de minister voor de jaren 2000 tot en met 2010, onderverdeeld tussen mannen (die Deel 1 - Vak IX code 1361-94 invulden op hun belastingaangifte) en vrouwen (die Deel 1 - Vak IX code 2361-64 invulden op hun belastingaangifte), opgesplitst per jaar, gegevens over het aantal aangiften per leeftijdscategorie, opgedeeld in telkens tien jaar en per regio met betrekking tot de inschrijving van mensen die een aanvullend pensioen via de derde pensioenpijler opbouwen?

2) Welke conclusies trekt hij? Is er een effect merkbaar sinds de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid van kracht werd? Zijn er verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië, tussen vrouwen en mannen, tussen leeftijdscategorieën?

3) Zijn extra inspanningen nodig om doelgroepen die nog niet aan pensioensparen doen, toch over de streep te trekken?

Antwoord ontvangen op 24 maart 2011 :

Deze vraag behoort niet tot mijn bevoegdheden maar tot die van mijn collega, de Vice-Eerste minister en minister van Financiën en Institutionele Hervormingen, aan wie deze vraag eveneens werd gesteld.