BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2013-2014
________
6 november 2013
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-10320

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de vice-eersteminister en minister van Economie, Consumenten en Noordzee
________
de acquisitiefraude waarvan ondernemingen het slachtoffer zijn
________
bescherming van de consument
fraude
concurrentiebeperking
officiële statistiek
economisch delict
reclame
________
6/11/2013Verzending vraag
24/1/2014Antwoord
________
Herkwalificatie van : vraag om uitleg 5-3524
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-10321 (Voorlopig antwoord (pdf))
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 5-10320 d.d. 6 november 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Acquisitiefraude is een groeiend probleem voor onze kmo's. Er bestaan verschillende vormen, maar ze hebben allemaal gemeen dat de acquisitiefraudeur een ondernemer misleidt en beweegt tot het aangaan van een overeenkomst waar hij eigenlijk niets aan heeft. De fraude varieert van het slijten van advertenties aan exorbitante tarieven die ergens in kleine lettertjes vermeld staan op een fax tot het verkopen van onbestaande diensten. De beloofde en redelijkerwijs te verwachten tegenprestatie blijft uit, of de ondernemer blijkt vast te zitten aan een langdurige overeenkomst, terwijl hij dacht slechts eenmalig zaken te doen. Helaas hebben ondernemers op dit moment niet voldoende juridische mogelijkheden om dergelijke overeenkomsten aan te vechten. In Nederland wordt de schade geraamd op 10 miljoen euro. Het steunpunt acquisitiefraude schat de schade op meer dan 400 miljoen euro. Los van een betere voorlichting en de preventie van acquisitiefraude is het ontwikkelen van juridische mogelijkheden aangewezen om deze fraude te bestrijden. Er bestaat reeds een EU-richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken. Deze richtlijn beschermt consumenten tegen acquisitiefraude en is geïmplementeerd in ons recht. Deze wet beschermt de ondernemers echter niet.

Ik had dan ook volgende vragen voor de minister:

1) Kan u, respectievelijk voor de laatste drie jaar, aangeven hoeveel klachten uw diensten op jaarbasis ontvangen hebben met betrekking tot acquisitiefraude en hoe hoog de totale schade op jaarbasis wordt beraamd voor de ondernemingen die ingingen op deze fraude?

2) Werd door uw diensten reeds onderzoek gevoerd naar mogelijke lacunes in de wetgeving? Zo ja, kan u de resultaten toelichten en aangeven of u hieromtrent een ontwerp zult indienen, en kan u de inhoud en timing ervan toelichten?

3) Wat vindt u van de invoering van een wettelijk verbod, met eventuele strafbaarstelling, op het ronselen van reclame voor of in naam van officiële instanties, overheidsinstanties, politie of brandweer indien de bevoegde instantie daarvoor nooit een mandaat heeft gegeven? Bent u dit idee genegen en werden hiertoe reeds stappen gezet?

4) Kan u aangeven hoe grensoverschrijdende acquisitiefraude systematisch en proactief wordt aangepakt door de administratieve en gerechtelijke overheden van de verschillende EU-landen? Kan u dit zeer concreet toelichten? Worden hier nieuwe stappen verwacht?

5) Wat vindt u van een recent Nederlands wetsvoorstel om acquisitiefraude als een zelfstandig strafbaar feit te introduceren? Bent u dit voorstel genegen en kan u dit inhoudelijk toelichten?

6) Wat vindt u van het Nederlandse voorstel om overeenkomsten die tot stand gekomen zijn onder invloed van een misleidende handelspraktijk, naar analogie van wat nu reeds geldt voor consumenten, als nietig te beschouwen en waarbij de bewijslast wordt omgekeerd en de aansprakelijkheid ligt bij de partij die gebruik maakt van de misleidende handelspraktijk? Overweegt u gelijkaardige maatregelen te nemen en kan u dit toelichten?

Antwoord ontvangen op 24 januari 2014 :

1. Sinds de inwerkingtreding van artikel 97/1 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming op 17 september 2011 werden effectief frauduleuze praktijken gemeld aan de Algemene Directie Controle en Bemiddeling. Tussen 17 september 2011 en 31 december 2011 heeft deze dienst 308 aanklachten ontvangen, voor het jaar 2012 waren er 1 100 aanklachten. Er moet evenwel op worden gewezen dat die niet noodzakelijk betrekking hadden op feiten die dateren van na de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving.

De Algemene Directie Controle en Bemiddeling (ADCB) heeft betreffende deze problematiek 1 166 dossiers ontvangen in 2009, 1 258 in 2010, 1 127 voor 2011 en 1 100 in 2012. Sinds 1 januari 2013 tot oktober 2013 zijn er 1 084 klachten binnengekomen. Er kan worden opgemerkt dat het bij een toenemend aantal van die aanklachten gaat om meldingen van personen die wantrouwig waren en dus niets hebben ondertekend, wat aantoont dat de inspanningen inzake preventie en voorlichting hun vruchten afwerpen.

2. en 3. Op repressief niveau worden de klachten die de Federale Overheidsdienst (FOD) Economie ontvangt juridisch geanalyseerd, en indien nodig worden onderzoeken gevoerd om inbreuken vast te stellen. De bestaande wetgeving maakt het namelijk al mogelijk om dit soort feiten afdoende te bestraffen aan de hand van processen-verbaal wegens inbreuk op de artikelen 96 (oneerlijke handelspraktijken tussen verkopers, misleidend aanbod), artikel 97 (oneerlijke handelspraktijken tussen verkopers, aanbod dat een factuur bevat), artikel 97/1 (wettelijke bepaling inzake aanbod tot inlassing) en/of artikel 98 (de praktijk is verwant aan afgedwongen aankoop) van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Bovendien worden dergelijke praktijken over het algemeen veroordeeld door de rechtbanken op grond van oplichting en/of poging tot oplichting in de zin van artikel 496 van het strafwetboek. In de meeste gevallen worden de feiten ook ter kennis gebracht van de territoriaal betrokken parketten. Gaat het om een firma zonder link met België, dan is automatisch het parket van Brussel bevoegd.

4. Er wordt geval per geval bekeken wat de mogelijkheden zijn afhankelijk van de bevoegdheden van de buitenlandse partners. De bevoegdheden voor B2B- materies zitten namelijk vaker niet dan wel bij de consumentenbeschermingsautoriteiten waarmee de ADCB regelmatige contacten onderhoudt. Er is ook lang niet in elk land een autoriteit dit zich met deze problematiek inlaat. Daarbij komt dat het illegale karakter van dergelijke professionele gidsen lang niet algemeen gedeeld wordt. De rechtspraak ter zake in de verschillende landen kan divergent en casuïstisch zijn (soms worden enkel de misleidende oneerlijke praktijken in aanmerking genomen, soms ook oplichting).

Tot slot werden recentelijk de volgende initiatieven op dat vlak genomen:

  • op de website Federale Overheidsdienst (FOD) Economie wordt een lijst bijgehouden met verdachte bedrijvengidsen. Deze wordt regelmatig geactualiseerd: http://economie.fgov.be/nl/ondernemingen/arnaques/Bedrog_beroepsgidsen_reclame-inlassingen_domeinnamen/;

  • internationaal overleg via de International Mass Marketing Fraud working group (IMMFWG);

  • goedkeuring op Benelux-niveau van een groenboek waarin ook oplichting ter attentie van ondernemingen is opgenomen;

  • in december 2012 kwam het onderwerp aan bod op een door de FOD Economie gegeven sensibiliseringscursus voor parketmagistraten.

5. Dit wetsvoorstel komt er naar Belgisch voorbeeld. De aanpassing van de wet betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming in mei 2011 viseerde duidelijk het fenomeen “acquisitiefraude” (noot: in België gebruikt men eerder “reclameronselaars” of “misleidende bedrijvengidsen” als overkoepelende term. Acquisitiefraude is een typisch Nederlandse term.) Het artikel 97/1 van deze wet zegt letterlijk:

“Het is verboden voor een onderneming ofwel rechtstreeks, ofwel via een betalingsformulier, een bestelformulier, een factuur, een aanbod, algemene voorwaarden, een voorstel tot verbetering of elk ander soortgelijk document, adverteerders te werven om hen in gidsen, adressenbestanden, telefoonboeken of soortgelijke lijsten of bestanden op te nemen, zonder ondubbelzinnig aan te geven dat deze werving een aanbod van overeenkomst tegen betaling uitmaakt en zonder in het vet en in het grootste lettertype dat in het document wordt gebruikt de duur van de overeenkomst en de hieraan verbonden prijs te vermelden.”

6. In casu bepaalt artikel 41 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming dat een overeenkomst gesloten met een consument ingevolge een oneerlijke handelspraktijk burgerrechtelijke gevolgen met zich meebrengt, ofwel automatisch, ofwel bij beslissing van de rechter. Er zou overwogen kunnen worden om dit artikel eveneens van toepassing te maken op overeenkomsten gesloten tussen professionals.