BELGISCHE SENAAT
________
Zitting 2008-2009
________
4 augustus 2009
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3873

de Martine Taelman (Open Vld)

aan de minister van Justitie
________
Ladingdiefstallen - Structurele samenwerking met Nederland - Bijhouden van statistieken
________
diefstal
georganiseerde misdaad
Nederland
politiële samenwerking (EU)
misdaadbestrijding
officiële statistiek
________
4/8/2009Verzending vraag
4/11/2009Antwoord
________
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 4-3874
________
SENAAT Schriftelijke vraag nr. 4-3873 d.d. 4 augustus 2009 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

De provincies Antwerpen en Limburg hebben erg veel problemen met ladingdiefstallen. Deze ladingdiefstallen hebben een enorme economische impact. In een opgeloste zaak (Koala) ging het om een tot op heden gekende schade van drie miljoen euro. Ook in Nederland deden deze ladingdiefstallen stof opwaaien. Daar schat men het economische nadeel voor de sector op 160 miljoen euro per jaar.

Deze criminele benden blijken in en vanuit Nederland te opereren. De modus operandi is meestal dat het materiaal wordt gestolen, een dag of enkele dagen opgeslagen in een loods in Nederland en daarna verkocht. Snel optreden is dus vereist.

In het arrondissement Turnhout heeft de federale gerechtelijke politie een gespecialiseerde equipe - het AULA-team - die reeds vele successen geboekt heeft in de strijd tegen ladingdiefstallen.

De normale procedure om een onderzoek in Nederland te kunnen voortzetten is via de tijdrovende internationale rechtshulp.

In een recente zaak heeft men gewerkt met een overeenkomst tussen Belgische en Nederlandse politiediensten en justitie. Dit heeft als voordeel dat Nederland, waar politiediensten projectmatig en met prioriteiten werken, niet zomaar opeens de stekker uit een onderzoek kunnen trekken. Een dergelijk model structureel op poten zetten, zou de problematiek van de ladingdiefstallen sterk kunnen verminderen.

Vandaar mijn vragen aan de geachte minister:

1. Is hij op de hoogte van deze problematiek?

2. Bestaat de mogelijkheid om structureel een gezamenlijk team met Nederland op te richten, zodat een vlotte grensoverschrijdende samenwerking mogelijk is?

3. Zo ja, welke contacten en maatregelen heeft hij hierover reeds ondernomen?

4. Overweegt hij om het mogelijk te maken om via een landingdiefstallen een aparte code te geven voor het opmaken van processen-verbaal hieromtrent zodat het fenomeen ladingdiefstallen beter in kaart kan worden gebracht (onder andere voor de Politiële Criminaliteitsstatistieken)?

Antwoord ontvangen op 4 november 2009 :

Antwoord vraag 1

Zowel bij Binnenlandse zaken als bij Justitie wordt de politioneel-gerechtelijke samenwerking tussen België en Nederland opgevolgd in samenwerking met de bevoegde gerechtelijke overheden en de politiediensten.

Op het werkgebied van Justitie wordt deze problematiek actief gevolgd en gestuurd door het Federaal parket in samenspraak met alle “stakeholders” bevoegd in de grensstreek België-Nederland - meer in het bijzonder de Procureurs-generaal en de Procureurs des Konings alsook de Federale gerechtelijke politie, zowel op centraal niveau als op arrondissementeel niveau (waaronder ook het Aula-team in Turnhout) alsook de Nederlandse Justitiële overheden en politiediensten met bevoegdheid in de grensstreek alsook inzake internationale samenwerking en de verbindingsofficieren van beide landen.

De reikwijdte van de deze benadering is ruimer dan ladingdiefstallen alleen: zo worden eveneens andere fenomenen binnen dit referentiekader behandeld (ondermeer drugs, mensenhandel en financieel-economische misdrijven).

Er werden reeds verscheidene initiatieven genomen en vergaderingen belegd waarbij deze problematiek werd besproken en dit zowel nationaal als internationaal (België – Nederland).

Chronologisch beknopt overzicht van de reeds genomen initiatieven:

In 2008:

  • Bijeenkomst te Hasselt op 28 mei 2008 : Openbaar ministerie België en Nederland en federale gerechtelijke politie en bovenregionale recherche Zuid-Nederland.

  • Bijeenkomst te Maastricht op 19 november 2008: strategische conferentie Euregio.

  • Bijeenkomst te Heeze op 4 december 2008: studiedag en globaal overleg alsook voorstelling rapporten Spapens, Fijnaut en De Ruyver – eerste concrete afspraken.

In 2009:

  • Diverse voorbereidende vergaderingen in België onder leiding van het federaal parket samen met de Belgische PG en PK bevoegd voor de grensstreek België-Nederland en de Federale gerechtelijke politie (centrale diensten en arrondissementen).

  • Oprichting van een begeleidingsgroep België – Nederland die de algemene principes heeft vastgelegd en thans de praktische uitwerking opstelt. Geregelde bijeenkomsten van deze groep in Antwerpen.

  • Het opstellen van een gemeenschappelijk criminaliteitsbeeld België – Nederland voor de Euregio op vraag van de ministers van Binnenlandse Zaken van België en Nederland.

Antwoord vraag 2 en 3

Als basis voor de samenwerking wordt gebruik gemaakt van de bestaande samenwerkingsverbanden (ondermeer Schengen, Prüm, Internationale rechtshulpverzoeken, Europol, Interpol, Euregio-verleg, NEBEDEAGPOL, …).

Gelet op een aantal problemen in de samenwerking tussen België en Nederland werd er een begeleidingsgroep onder leiding van het Federaal parket en de hoofdofficier van Justitie van Breda opgericht die mits een adequate aanpak zou moeten toelaten om voor die gerechtelijke dossiers waarin de samenwerking minder vlot verloopt, een oplossing te vinden.

Het betreft een “hefboomfunctie” die pas in werking zal worden gesteld op vraag van de lokale parketten (en politie) in die dossiers waarin binnen de voorziene kanalen om de een of andere reden geen vooruitgang wordt geboekt ( bijvoorbeeld capaciteitsproblemen, andere prioriteitsstelling, verschillende manier van aanpak van fenomenen en strafbare feiten, etc.).

Hierbij wordt als uitgangpunt een aantal criteria vooropgesteld waaraan deze dossiers dienen te voldoen. Daarnaast wordt geopteerd voor een structurele aanpak waarbij uiteraard de rechtssystemen van beide landen en de werkingsregels eigen aan elk land worden gerespecteerd.

Er werd afgesproken dat er capaciteit zal worden beschikbaar gesteld, zowel in België als in Nederland; de invulling hiervan kan evenwel verschillen. Zo opteert Nederland om hiervoor een vast aantal rechercheurs ter beschikking te stellen en België vult deze behoefte ad hoc op via de specialisten aanwezig binnen de Federale gerechtelijke politie.

Op dit ogenblik bevindt deze aanpak zich in een stadium van voortgang waarbij op basis van de wederzijds goedgekeurde algemene principes de concrete werkingsregels worden vastgelegd.

Antwoord op vraag 4:

Op heden bestaat er noch op het vlak van het opstellen van PV’s (code QLF), noch op het vlak van de ANG (Code AFE) een code voor het misdrijf ladingdiefstallen.

Er bestaat evenwel een fenomeen "cargodiefstal " (Code PHP) waarvan de titel in de referentietabellen in "ladingdiefstallen" werd gewijzigd. Versie 22 van deze tabellen zal begin oktober worden verdeeld.

Er bestaat een specifieke modus operandi "ladingdiefstallen" die met "gewone diefstallen" of "zware diefstallen" in verband kan worden gebracht. Rekening houdende met de invoerregels en –richtlijnen is deze modus operandi op heden echter niet betrouwbaar genoeg.

Het enige mogelijke gebruik (voor strategische en statistische doeleinden) kan gebeuren door middel van een criminele beeldvorming.

Het toekennen van een code voor een specifiek misdrijf (notitienummer van het PV) kan worden overwogen. De commissie “tabellen” moet hiervoor echter haar akkoord geven en de referentiemagistraat dient deze te valideren. Deze procedure (indien deze bij een positieve haalbaarheidsanalyse wordt overwogen) duurt zo’n zes maanden.

Een vermelding op de eerste pagina van het proces-verbaal ter attentie van de parketten zou de toekenning van de dossiers aan een referentiemagistraat mogelijk maken, maar zou het aanvullen van de politiegegevensbank op korte termijn niet oplossen (ANG).