5-61COM

5-61COM

Commission des Affaires sociales

Annales

MERCREDI 6 AVRIL 2011 - SÉANCE DE L'APRÈS-MIDI

(Suite)

Demande d'explications de M. Peter Van Rompuy à la vice-première ministre et ministre de l'Emploi et de l'Égalité des chances, chargée de la Politique de migration et d'asile sur «l'emploi à Bruxelles» (nº 5-675)

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Tijdens een hoorzitting naar aanleiding van de voorstelling van het jaarverslag 2010 van de Nationale Bank heb ik de toenmalige gouverneur van die instelling, de heer Quaden, een gelijkaardige vraag gesteld. Mij was toen immers de grafiek opgevallen die toonde dat de conjuncturele werkloosheid in Vlaanderen en Wallonië afnam, terwijl in Brussel de conjuncturele werkloosheid zich blijkbaar dreigt voort te zetten in een hogere structurele werkloosheid. De heer Quaden wees naar de demografie in Brussel als verklaring voor de jeugdwerkloosheid en de werkloosheid onder allochtonen.

Uit andere statistieken van het jaarverslag blijkt echter dat het conjuncturele herstel net in die twee categorieën zeer sterk was. Ik ben dan ook niet volledig overtuigd door de argumenten van de heer Quaden. Om die reden stel ik de vraag nu aan de minister.

We weten dat België nog heel wat werk voor de boeg heeft om de Europese doelstellingen met betrekking tot de werkzaamheidsgraad bij de ouderen en de jongeren te halen. Er zullen dan ook maatregelen worden genomen. Het viel me echter op dat net daar waar de meeste verbetering nodig is, de jeugdwerkloosheid in Brussel, de minste verbetering is waargenomen en dat de conjuncturele werkloosheid zelfs in structurele werkloosheid is omgezet.

Wat is het standpunt van de minister hierover? Misschien heb ik het jaarverslag verkeerd geïnterpreteerd. Het probleem van de Brusselse werkloosheid zal sowieso op de agenda blijven staan, en dit zowel met het oog op het halen van de Europese doelstellingen als in de Belgische context. Betere resultaten op het vlak van de jeugdwerkloosheid in Brussel zouden bepaalde groepen de wind uit de zeilen kunnen halen. Hierdoor kan de sfeer alleen maar verbeteren. Mijn vraag is dan ook constructief bedoeld.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - Ik zal dan ook een constructief antwoord geven.

De situatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is nogal paradoxaal. Hoewel de tewerkstellingsgraad er inderdaad lager ligt dan in de andere gewesten, bedraagt het relatieve gewicht van het gewest in de nationale interne werkgelegenheid 16%. Dat zijn bijna 687 000 banen, terwijl net geen 10% van de bevolking in het gewest woont. Dit aandeel wordt miniem wanneer we kijken naar de werkgelegenheidsgraad in het Brusselse Gewest. Die wordt immers berekend op basis van de woonplaats en niet op basis van de plaats van tewerkstelling. Werknemers die in de twee andere gewesten wonen, maar in Brussel werken, worden dus niet meegerekend. In het Brusselse Gewest gaat het om één werknemer op twee; het aantal pendelaars naar Brussel bedraagt 53%.

Bovendien tonen verschillende studies, onder andere van de Europese Commissie, aan dat de tewerkstellingssituatie in de grote steden vaak moeilijker is. Hoewel de grote Europese steden echte economische motoren zijn, gaat de rijkdom die daaruit voortvloeit niet altijd hand in hand met een overeenkomstige werkgelegenheidsgraad van de stadsbevolking, wat ook het geval is in Brussel.

Brussel vertoont een aantal kenmerken die rechtstreeks verband houden met de economische ontwikkeling van de stad en een werkgelegenheidsdynamiek die eigenlijk als gevolg hebben dat de werkgelegenheid voor de Brusselaars zelf problematisch wordt. Brussel is geleidelijk een internationale stad geworden die zich heeft toegespitst op een beperkt aantal sectoren. Die dominante formele economie is echter niet per se aangepast aan de lokale kwalificaties. De inwoners van het Brussels Gewest worden in feite gekenmerkt door een belangrijk dualisme op het gebied van hun kwalificatie: in 2008 werd 52% van de jobs in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgeoefend door werknemers met een diploma hoger onderwijs, terwijl 32% van de Brusselse bevolking tussen 25 en 64 jaar geen diploma hoger secundair onderwijs heeft. Bovendien is het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een van de voornaamste toegangspoorten voor migratie uit het buitenland. Ongeveer 8% van de actieve Brusselse bevolking is onlangs naar hier gemigreerd.

Al deze elementen beïnvloeden de werkgelegenheidsgraad in het Brussels Gewest. Wat de impact van de crisis op de structurele werkloosheid betreft, lijkt het ons te vroeg om te kunnen besluiten dat de crisis grotere gevolgen had op de structurele werkloosheid in het Brussels Gewest dan in de twee andere gewesten. De cijfers van de vorige maanden vertonen een dalende trend, zowel in het Brussels Gewest als in de andere gewesten.

Als minister van Werk vind ik het echter vanzelfsprekend dat al het mogelijke wordt gedaan om te voorkomen dat de conjuncturele werkloosheid omslaat in structurele werkloosheid. Daarom hebben we bijvoorbeeld het win-winplan uitgewerkt. Volgens de laatste cijfers konden dankzij dit wervingsplan al 5 000 jonge Brusselaars zonder kwalificatie en zonder diploma secundair onderwijs een baan vinden.

Voor uw andere vragen verwijs ik naar de cijfers in de bijlage van mijn antwoord, die een gedetailleerd antwoord geven op uw vragen.

De cijfers tonen aan dat de jeugdwerkloosheid, zowel na arbeidsprestaties als in het geval van wachtuitkeringen, in Brussel en Wallonië een veel groter probleem vormt dan in Vlaanderen, waar de werkloosheid bij ouderen groter is. Dit heeft uiteraard te maken met de lage scholingsgraad van de jongeren en het gebrek aan voldoende jobaanbod voor die laaggeschoolde jongeren. Daarom is het belangrijk dat wordt gezorgd voor meer begeleiding en opleiding op maat van werkloze jongeren. Ik heb op dat vlak een aantal voorstellen gedaan, vooralsnog echter zonder een concreet akkoord. Activering en opleiding behoren tot de bevoegdheid van de gewesten, maar ik wil hiervoor wel een impuls geven.

Wat het jobaanbod voor laaggeschoolden betreft, kunt u zich best wenden tot de Brusselse minister van Werk, de heer Cerexhe. Dat zijn namelijk ook regionale bevoegdheden. Voor de werkgelegenheid van personen van buitenlandse afkomst heb ik hier de cijfers die u mij gevraagd heeft.

We hebben verschillende specifieke maatregelen genomen. We hebben een diversiteitsbarometer en een `diversiteitslabel' voor ondernemingen ontwikkeld. Momenteel zijn we, samen met de Kruispuntbank, ook bezig met een monitoring die moet zorgen voor volledige informatie over de situatie van migranten, Belgen van vreemde origine, op de arbeidsmarkt. Bovendien heb ik de sociale partners aangespoord om het tijdens hun besprekingen ook te hebben over het bevorderen van de diversiteit en de non-discriminatie.

Tijdens de jongste regularisatie in 2010, die dus na het regeerakkoord van 2009 plaatsvond, werden 24 199 personen geregulariseerd. We hebben geen cijfers over de beroepssituatie van deze mensen, ook al weten we dat sommigen onder hen werden geregulariseerd op basis van arbeid en dat anderen al een job hadden. Dat maakt het bijgevolg moeilijk, zo niet onmogelijk, om nu op uw vraag te antwoorden. Ik verwijs u dan ook door naar staatssecretaris Wathelet. Hij zal binnenkort een meer gedetailleerde evaluatie van de regularisatie maken en de verschillende profielen van de mensen in kaart brengen. Dat zal waarschijnlijk enkele weken duren.

Ik heb hier de cijfers, maar om dat probleem echt aan te pakken hebben we natuurlijk een staatshervorming nodig, maar ook aanvullende middelen om te zorgen voor meer begeleiding en opleiding van de jongeren.

De heer Peter Van Rompuy (CD&V). - Ik dank u voor uw antwoord en zal de cijfers eens grondig bestuderen. U zegt dat de conjuncturele daling van de werkloosheid zich nu ook in Brussel doorzet, zij het met enige maanden vertraging tegenover de rest van het land. Ik ben blij te horen dat het nu ook in Brussel beter gaat, omdat we het niet zomaar kunnen laten gebeuren dat conjuncturele in structurele werkloosheid wordt omgezet.

Mijn zus heeft nog voor ACTIRIS gewerkt en vertelt heroïsche verhalen over de opleidingscapaciteit in Brussel. Ik ben het met u eens dat dit één van de grote problemen is.

Mevrouw Joëlle Milquet, vice-eersteminister en minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid. - Om eerlijk te zijn is er ook echt een gebrek aan doeltreffendheid van de verschillende instellingen. Ook daar moeten we voor een echte hervorming zorgen. Er moet een nauwere band komen tussen de instellingen die zich bezighouden met opleiding en de instellingen die werkzoekenden begeleiden. Beide werken nu niet goed samen.