SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2019-2020 Zitting 2019-2020
________________
28 novembre 2019 28 november 2019
________________
Question écrite n° 7-203 Schriftelijke vraag nr. 7-203

de Guy D'haeseleer (Vlaams Belang)

van Guy D'haeseleer (Vlaams Belang)

au ministre de l'Agenda numérique, des Télécommunications et de la Poste, chargé de la Simplification administrative, de la Lutte contre la fraude sociale, de la Protection de la vie privée et de la Mer du Nord

aan de minister van Digitale Agenda, Telecommunicatie en Post, belast met Administratieve Vereenvoudiging, Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee
________________
Occupation illégale de ressortissants de pays tiers - Sanctions pénales - Chiffres Illegale tewerkstelling van derdelanders - Strafsancties - Cijfers 
________________
ressortissant étranger
travailleur migrant
permis de travail
droit de séjour
poursuite judiciaire
statistique officielle
employeur
buitenlandse staatsburger
migrerende werknemer
werkvergunning
verblijfsrecht
gerechtelijke vervolging
officiële statistiek
werkgever
________ ________
28/11/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 2/1/2020)
13/12/2019Antwoord
28/11/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 2/1/2020)
13/12/2019Antwoord
________ ________
Question n° 7-203 du 28 novembre 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 7-203 d.d. 28 november 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

L'emploi est une compétence régionale; la présente question concerne donc une matière transversale.

En exécution de la loi du 11 février 2013 prévoyant des sanctions et des mesures à l'encontre des employeurs de ressortissants de pays tiers en séjour illégal, l'employeur qui souhaite occuper un ressortissant (non européen) d'un pays tiers doit vérifier, au préalable, que celui-ci dispose d'un titre de séjour ou d'une autre autorisation de séjour valable. Il doit en outre tenir à la disposition des services d'inspection, au moins pendant la durée de la période d'emploi, une copie ou les données du titre de séjour ou d'une autre autorisation de séjour. Enfin, il est également tenu de déclarer l'entrée et la sortie de service du travailleur ressortissant d'un pays tiers. Quiconque commet une infraction à ces dispositions est passible d'une sanction de niveau 4, ce qui signifie: une peine d'emprisonnement de 6 mois à 3 ans et une amende pénale de 600 à 6.000 euros (ou une de ces peines) ou une amende administrative de 300 à 3.000 euros (x les centimes additionnels). L'amende est multipliée par le nombre de travailleurs concernés. Outre une sanction de niveau 4, le juge peut également interdire au condamné d'exploiter, pour un terme d'un mois à trois ans, soit lui-même, soit par personne interposée, tout ou partie de l'entreprise ou de l'établissement où l'infraction a été commise, ou d'y être employé. Il peut en outre ordonner la fermeture de l'établissement pour une durée maximum de trois ans. Ces sanctions pénales particulières étaient déjà appliquées depuis longtemps en cas d'occupation illégale d'étrangers et leur application reste inchangée. Ainsi, l'employeur reste solidairement responsable du paiement des frais de rapatriement, ainsi que d'une indemnité forfaitaire pour les frais d'hébergement, de séjour et de soins de santé du travailleur ressortissant d'un pays tiers et des membres de sa famille en séjour illégal.

1) Combien d'infractions, ventilées par type d'infraction, ont-elles été constatées en 2018 sur la base de cette nouvelle législation ?

2) Dans combien de ces cas une amende pénale a-t-elle été infligée ?

3) Dans combien de ces cas le dossier a-t-il été transmis à la Justice?

4) Dans combien de ces cas l'exploitation de l'établissement a-t-elle été interdite ou l'établissement a-t-il été fermé ?

5) Dans combien de ces cas les frais de rapatriement et autres ont-ils été imputés à l'employeur et de quel montant total était-il question ?

6) Dans combien de cas ces frais ont-ils été effectivement récupérés et de quel montant était-il question exactement ?

 

Werk betreft een gewestelijke materie en bijgevolg behandelt deze vraag een transversale aangelegenheid.

In uitvoering van de wet van 11 februari 2013 tot vaststelling van sancties en maatregelen voor werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, moet een werkgever die een derdelander (niet Europeaan) wil tewerkstellen, vooraf nagaan of die wel degelijk over een geldige verblijfsvergunning beschikt. Daarnaast moet hij, minstens voor de duur van de tewerkstelling, een afschrift of de gegevens van die vergunning of machtiging beschikbaar houden voor de inspectiediensten. Tot slot is hij ook verplicht om de in en uitdiensttreding van de derdelander aan te geven. Wie hiertegen een inbreuk pleegt, riskeert een sanctie van niveau 4: een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6 000 euro (of één van deze straffen) of een administratieve geldboete van 300 tot 3 000 euro (maal de opdeciemen). De geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers. Naast een sanctie van niveau 4, kan de rechter de veroordeelde ook verbieden om, gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er in dienst te worden genomen. Hij kan de inrichting ook doen sluiten voor maximum drie jaar. Deze bijzondere strafsancties gelden al langer in geval van illegale tewerkstelling van vreemdelingen en blijven ongewijzigd van toepassing. Zo blijft een werkgever ook hoofdelijk aansprakelijk voor de kosten van de repatriëring, de huisvesting, het verblijf en de gezondheidszorg van de illegale derdelander en zijn gezin.

1) Hoeveel inbreuken werden er in 2018 op basis van deze nieuwe wetgeving vastgesteld, opgesplitst al naargelang het soort inbreuk?

2) In hoeveel van deze gevallen werd een strafrechtelijke geldboete opgelegd?

3) In hoeveel van deze gevallen werd het dossier doorverwezen naar het gerecht?

4) In hoeveel van deze gevallen werd de uitbating van de inrichting verboden of gesloten?

5) In hoeveel van deze gevallen werden de kosten inzake repatriëring en dergelijke meer verhaald op de werkgever en om welk bedrag ging het in totaal?

6) In hoeveel gevallen werden deze kosten effectief gerecupereerd en om welk bedrag ging het precies?

 
Réponse reçue le 13 décembre 2019 : Antwoord ontvangen op 13 december 2019 :

1) En 2018, il y a eu 1036 infractions en matière d’occupation illégale susceptibles d’entrainer une sanction de niveau 4.

L’occupation de main d’œuvre étrangère sans titre de séjour valable concerne pour une grande majorité des travailleurs peu qualifiés occupés à des tâches manuelles dans des secteurs à risque, comme les commerces de détail, les garages et carwash, l’Horeca ou encore la construction.

2) En 2018, 1097 infractions ont été sanctionnées par une condamnation pénale. En raison du système informatique utilisé en 2018, le SPF Justice n’est pas en mesure de distinguer le nombre d’amendes correctionnelles des peines d’emprisonnement. Il faut noter que le nombre de condamnations pénales prononcées par les tribunaux peut être supérieur au nombre d’infractions au cours de la même année dans la mesure où les jugements sont prononcés indépendamment de l’année au cours de laquelle l’infraction a été constatée.

Je précise toutefois que si le Ministère public décide de ne pas poursuivre les infractions au pénal, celles-ci peuvent toutefois être sanctionnées par des amendes administratives.

3) Il y a eu 921 procédures engagées devant le Tribunal à la suite de contrôles effectués par les différents services d’inspection sociale.

4) En 2018, il y a eu 63 fermetures d’entreprises.

5-6) Ces questions relèvent de la compétence du ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, et de l’Asile et la Migration, Maggie DE BLOCK.

1) In 2018 waren er 1036 inbreuken illegale tewerkstelling vatbaar voor een sanctie niveau 4.

De tewerkstelling van buitenlandse werknemers zonder geldige verblijfsvergunning betreft in het merendeel van de gevallen laaggeschoolde werknemers die zich bezighouden met manueel werk in risicovolle sectoren, zoals detailhandel, garages en carwash, de horeca of de bouw.

2) In 2018 werden 1097 inbreuken bestraft met een strafrechtelijke veroordeling. Door het informaticasysteem dat in 2018 werd gebruikt kan de FOD Justitie geen onderscheid maken tussen het aantal correctionele boetes en gevangenisstraffen. Er moet op gewezen worden dat het aantal strafrechtelijke veroordelingen uitgesproken door de rechtbanken groter kan zijn dan het aantal inbreuken in hetzelfde jaar, aangezien vonnissen worden uitgesproken ongeacht het jaar waarin de inbreuk is vastgesteld.

Ik wil er echter op wijzen dat als het Openbaar Ministerie besluit om inbreuken niet strafrechtelijk te vervolgen, er desalniettemin administratieve boetes kunnen worden opgelegd.

3) Er zijn 921 procedures voor de rechtbank ingesteld naar aanleiding van controles uitgevoerd door de verschillende sociale inspectiediensten.

4) In 2018 waren er 63 bedrijfssluitingen.

5-6) Deze vragen vallen onder de bevoegdheid van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie, Maggie De Block.