SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2014-2015 Zitting 2014-2015
________________
26 mars 2015 26 maart 2015
________________
Question écrite n° 6-541 Schriftelijke vraag nr. 6-541

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
________________
Services d'aides familiales et d'aides séniors de la Communauté flamande - Commission paritaire - Fonctionnement - Fonds de sécurité d'existence Diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap - Paritair Comité - Werking - Fondsen voor bestaanszekerheid 
________________
fonds de sécurité d'existence
convention collective
commission paritaire
aide ménagère
soins aux personnes âgées
Communauté flamande
fonds voor bestaanszekerheid
collectieve arbeidsovereenkomst
paritair comité
hulp in het huishouden
zorg voor ouderen
Vlaamse Gemeenschap
________ ________
26/3/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 30/4/2015)
23/4/2015Antwoord
26/3/2015Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 30/4/2015)
23/4/2015Antwoord
________ ________
Aussi posée à : question écrite 6-499 Aussi posée à : question écrite 6-499
________ ________
Question n° 6-541 du 26 mars 2015 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-541 d.d. 26 maart 2015 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Les fonds de sécurité d'existence sont des personnes juridiques créées à la libre initiative des partenaires sociaux d'un secteur économique par une convention collective rendue obligatoire, en vue d'affecter des cotisations patronales à un rôle d'utilité sociale. Ils sont gérés de manière autonome et paritaire par les représentants des employeurs et des salariés du secteur économique concerné.

Les principaux aspects du mode de fonctionnement des fonds de sécurité d'existence (création, approbation et modification des statuts, détermination des avantages et des cotisations patronales) doivent être fixés par une CCT, rendue obligatoire par le Roi.

Ces fonds ont pour objectifs:

- de financer, d'accorder et de verser des avantages sociaux;

- de financer et d'organiser les formations professionnelles des travailleurs et en particulier des jeunes;

- de financer et d'assurer la sécurité et la santé des travailleurs en général.

Les avantages alloués par ces fonds sectoriels dépendent du secteur. Les fonds sont alimentés par les cotisations des employeurs qui ressortissent à leurs statuts. La perception des cotisations est assurée, soit par directement par le fonds, soit par l'Office national de Sécurité sociale.

Les activités des fonds couvrent naturellement des compétences des autorités fédérales (emploi, économie et sécurité sociale), mais aussi des matières régionales (économie, politique de l'emploi et formation professionnelle) et communautaires (formation, bien-être au travail, action sociale, enseignement).

Il importe de savoir si le Fonds de sécurité d'existence de la Commission paritaire des aides familiales et des aides séniors de la Communauté flamande tient également compte des décisions des Régions et des Communautés et est impliqué dans la politique desdites Régions et Communautés. Il est aussi utile de savoir si des CCT ont été conclues à l'échelon régional et si les partenaires sociaux ont négocié avec tous les niveaux de pouvoir dans le cadre de l'exécution des missions du fonds.

Voici donc mes questions au ministre:

1) Quels ont été les contacts entre les partenaires sociaux et les Régions et les Communautés relativement au fonctionnement et à la gestion de la Commission paritaire des aides familiales et des aides séniors de la Communauté flamande ?

2) La Région et la Communauté concernées ont-elles leur mot à dire quant à l'utilisation des actifs gérés par le fonds?

3) Quelles CCT a-t-on conclues dans le cadre de ce fonds? Quelles CCT régionales a-t-on conclues dans le cadre de ce fonds?

4) Quels sont les moyens dont dispose le fonds? Des accords ont-ils été pris avec le ministre ainsi qu'avec les ministres régionaux et communautaires compétents? Le fonds est-il sollicité pour des objectifs stratégiques de la Région et/ou de la Communauté concernée(s)?

 

Fondsen voor bestaanszekerheid zijn rechtspersonen die op vrij initiatief van de sociale partners in een bedrijfstak worden opgericht door een algemeen bindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst teneinde met de geïnde werkgeversbijdragen taken van sociaal nut te vervullen. Ze worden autonoom en paritair beheerd door de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers van de betrokken bedrijfstak.

De belangrijkste aspecten met betrekking tot de werking van de fondsen voor bestaanszekerheid (oprichting, vaststelling statuten, statutenwijziging, vaststelling van de voordelen en van de werkgeversbijdragen,…) moeten worden vastgelegd in cao's, die door de Koning algemeen bindend worden verklaard.

Deze fondsen hebben als doel:

- sociale voordelen financieren, toekennen en uitkeren;

- de vakopleiding van de werknemers en van de jongeren financieren en organiseren;

- de veiligheid en de gezondheid van de werknemers in het algemeen financieren en verzekeren.

De voordelen die door deze sectorale fondsen worden toegekend, verschillen van sector tot sector. De financiering van de fondsen gebeurt door bijdragen van de werkgevers die vallen onder de statuten van het fonds. De inning van de bijdragen kan rechtstreeks gebeuren door het fonds zelf of via de Rijksdienst voor sociale zekerheid.

De werking van de fondsen strekt zich uiteraard uit over bevoegdheden van de federale overheid, (tewerkstelling, economisch beleid en sociale zekerheid), maar evengoed over bevoegdheden die vallen onder de Gewesten (economisch beleid, tewerkstellingsbeleid en beroepsopleiding) en de Gemeenschappen (vorming, welzijn op het werk, algemeen welzijnswerk, onderwijs).

Het is belangrijk te weten of het Fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap eveneens rekening houdt met de besluitvorming van de Gewesten en Gemeenschappen en mee betrokken wordt bij de ontwikkeling van het beleid van deze Gemeenschappen en Gewesten. Het is ook belangrijk te weten of er op gewestelijk vlak cao's werden gesloten en of de sociale partners met alle overheden onderhandelingen hebben gevoerd in het kader van de uitvoering van de taken van het fonds.

Daarom heb ik volgende vragen voor de minister:

1) Welke contacten waren er tussen de sociale partners en de Gewesten en Gemeenschappen over de werking en het beheer van het Fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap?

2) Is de aanwending van het geld dat door het fonds beheerd wordt, mee bepaald door het respectieve Gewest en de respectieve Gemeenschap?

3) Welke cao's werden in het kader van dit fonds gesloten? Welke gewestelijke cao's werden er al gesloten in het kader van dit fonds?

4) Over hoeveel middelen beschikt het fonds? Werden daarover afspraken gemaakt met de minister en met de bevoegde ministers van de Gewesten en Gemeenschappen? Wordt het fonds mee ingezet voor beleidsdoelstellingen van het bevoegde Gewest en/of de bevoegde Gemeenschap?

 
Réponse reçue le 23 avril 2015 : Antwoord ontvangen op 23 april 2015 :

L'honorable membre trouvera ci-après la réponse à sa question.

La réponse à ces questions relève de la compétence du ministre de l’Emploi.

Het geachte lid vindt hieronder het antwoord op zijn vragen.

Het antwoord op deze vragen valt onder de bevoegdheid van de minister van Werk.