SÉNAT DE BELGIQUE BELGISCHE SENAAT
________________
Session 2018-2019 Zitting 2018-2019
________________
14 janvier 2019 14 januari 2019
________________
Question écrite n° 6-2146 Schriftelijke vraag nr. 6-2146

de Bert Anciaux (sp.a)

van Bert Anciaux (sp.a)

à la ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, et de l'Asile et la Migration

aan de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie
________________
Étrangers - Demande d'un visa temporaire - Étudiants étrangers -Conséquences pour la politique de l'enseignement des Communautés - Influence sur le rayonnement des universités flamandes et francophones - Concertation avec les Communautés Buitenlanders - Aanvraag van een tijdelijk visum - Buitenlandse studenten - Gevolgen voor het onderwijsbeleid van de Gemeenschappen - Invloed op de uitstraling van de Vlaamse en Franstalige universiteiten - Overleg met de Gemeenschappen 
________________
ressortissant étranger
étudiant étranger
allocation d'étude
admission des étrangers
impôt
université
buitenlandse staatsburger
buitenlandse student
studietoelage
toelating van vreemdelingen
belasting
universiteit
________ ________
14/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
14/1/2019Verzending vraag
(Einde van de antwoordtermijn: 14/2/2019)
23/5/2019Einde zittingsperiode
________ ________
Réintroduction de : question écrite 6-572 Réintroduction de : question écrite 6-572
________ ________
Question n° 6-2146 du 14 janvier 2019 : (Question posée en néerlandais) Vraag nr. 6-2146 d.d. 14 januari 2019 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Le secrétaire d'État envisage d'imposer une redevance de 160 euros aux étrangers qui introduisent une demande de visa provisoire. Depuis le 2 mars 2015, tous les étrangers doivent en effet contribuer aux frais administratifs d'une demande de visa. Les étudiants étrangers provenant de pays hors UE doivent aussi payer cette redevance.

Bien entendu cela interfère sérieusement dans la politique de l'enseignement des Communautés. Les étudiants boursiers doivent aussi payer cette redevance.

La conséquence est que les Communautés deviennent, par le biais du paiement de la bourse, finalement responsables du paiement de cette redevance fédérale qui vise les nouveaux arrivants. Cela induit ainsi un transfert financier des Communautés vers l'État fédéral.

1) Comment le secrétaire d'État peut-il justifier qu'un transfert de la Flandre vers l'État fédéral soit mis en place?

2) A-t-il eu une concertation avec les Communautés concernant l'introduction de sa redevance pour les nouveaux arrivants?

3) Est-il conscient de son ingérence directe dans les compétences des Communautés en matière d'enseignement?

4) A-t-il examiné quelles conséquences cela aura sur le rayonnement, à l'étranger, des universités flamandes et francophones?

5) Sa décision a-t-elle été l'objet de discussions au sein du Comité de concertation?

6) Comment peut-il prendre une telle mesure asociale qui ne tiendra aucunement compte des possibilités financières de l'étudiant étranger?

7) Cette mesure a-t-elle été traitée au niveau européen?

8) Souhaite-t-il une réduction du nombre d'étudiants étrangers dans nos universités, et, si oui, pourquoi?

 

De staatssecretaris wenst voor buitenlanders die een tijdelijk visum aanvragen een administratieve taks op te leggen van 160 euro. Sinds 2 maart 2015 dient iedere vreemdeling namelijk bij te dragen in de administratieve kosten van een visumaanvraag. Ook buitenlandse studenten van buiten de Europese Unie dienen deze taks te betalen.

Uiteraard grijpt dit ernstig in op het beleid van de Gemeenschappen op het vlak van onderwijs. Zo dienen ook beursstudenten deze taks te betalen.

Het gevolg is dat de Gemeenschappen, via het betalen van de beurs, eigenlijk verantwoordelijk worden voor het betalen van deze federale nieuwkomerstaks. Er ontstaat zo een financiële transfer van de Gemeenschappen naar de federale Staat.

1) Hoe kan de staatssecretaris verantwoorden dat er een transfer ontstaat van Vlaanderen naar de federale Staat ?

2) Heeft hij over het invoeren van zijn nieuwkomerstaks enig overleg gepleegd met de Gemeenschappen ?

3) Is hij zich bewust van zijn rechtstreeks ingrijpen in de onderwijsbevoegdheid van de Gemeenschappen ?

4) Heeft hij onderzocht welke gevolgen dit zal hebben voor de uitstraling van de Vlaamse en Franstalige universiteiten in het buitenland ?

5) Is deze beslissing van hem onderwerp geweest van de besprekingen binnen het Overlegcomité ?

6) Hoe kan hij zulke asociale maatregel nemen, die geen enkele rekening zal houden met de financiële draagkracht van de buitenlandse student ?

7) Werd deze maatregel besproken op Europees vlak ?

8) Wenst hij een daling van het aantal buitenlandse studenten in onze universiteiten en zo ja, waarom ?