5-58COM | 5-58COM |
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Militairen worden opgeleid om te vechten. In deze lapidaire logica schuilen echter verschillende moraliteiten. De opleiding beoogt niet alleen een optimale vechtlust en dito competenties, ook de beheersing van deze gecultiveerde agressie en de capaciteit om de op vernietiging gerichte energie en kracht te kanaliseren in een wettelijk, moreel en ethisch verantwoord kader. Een leger staat voor het tegengestelde van een knokploeg. Gelegitimeerd geweld wordt gecontroleerd en geregistreerd door democratisch verkozen en gecontroleerde systemen.
Recentelijk werden drie Belgische soldaten aangehouden na een vechtpartij in een Zweeds hotel. De soldaten vervulden er een wintertraining. Bij een uitje, zo vermoed ik, raakten ze betrokken bij een knokpartij. Vijf Belgen werden beschuldigd van openbare geweldpleging en geweld tegen politieagenten. Drie ervan werden aangehouden.
Deze anekdote staat niet alleen. Geregeld berichten de media over soortgelijke gewelddaden in binnen- en buitenland. Als ex-milicien begrijp ik ten volle hoe de spanning bij jonge militairen kan oplopen. Vaak munt hun opleiding uit in systematische vernederingen en wordt hun agressie geprikkeld door verbale en fysieke beledigingen. Om vechtmachines te creëren, moet psychologisch een klimaat van aanvalsdrift worden opgeroepen om zo het uiterste rendement uit de fysieke mogelijkheden van de soldaten te putten.
Als die jongeren dan even worden vrijgelaten, ontstaat een voorspelbare en ook wel gewenste compensatie. De spanningen ontsnappen, vaak gestimuleerd door excessief alcoholgebruik. Als groep voelen deze militairen zich onkwetsbaar terwijl tegelijkertijd hun frustratietolerantiedrempel, na wekenlange kadaverdiscipline, erg laag ligt. Al deze ingrediënten veroorzaken bijna vanzelfsprekend een gewelddadig gedrag. Deze analyse is al eeuwenoud, de hele literatuurgeschiedenis bevat hierover verhalen. Ondanks deze voorspelbaarheid blijkt het Belgische leger niet bij machte om deze driften te beheersen.
Hoeveel formele klachten wegens geweldplegingen van militairen zijn sinds 2007 jaarlijks neergelegd in binnen- en buitenland? Tot welke gevolgen hebben deze klachten geleid? Wie draagt de hieraan verbonden onkosten?
Beaamt de minister dat jonge mensen die als militairen tot grote agressie worden gestimuleerd, een groot gevaar op ongecontroleerd geweld in zich dragen? Hoe duidt en evalueert de minister die fenomenen? Vindt hij ze onrustbarend of beschouwt hij ze eerder als natuurlijk, inherent aan het "legerdom"?
Welk concreet beleid ontwikkelt het leger met betrekking tot gewelddaden van militairen? Worden soldaten en officieren hieromtrent getraind en begeleid? Vindt de minister dat het leger voldoende aandacht besteedt aan agressiebeheersing en verhoogde frustratietolerantie? Zo ja, hoe verklaart hij de geregeld voorkomende vechtpartijen van militairen? Zo neen, wat ondernam de minister om dit probleem te beheersen?
De heer Pieter De Crem, minister van Landsverdediging. - Als advocaat weet de heer Anciaux ongetwijfeld dat bij het departement Defensie geen formele klachten over geweldpleging kunnen worden geregistreerd omdat die bij Justitie aanhangig worden gemaakt. Bijgevolg worden ze ook niet noodzakelijk aan het departement overgemaakt.
Klachten over geweldpleging kunnen aanleiding geven tot statutaire en disciplinaire maatregelen. De militaire overheid kan eventueel ook bewarende ordemaatregelen nemen om de discipline te vrijwaren of te herstellen.
Militairen worden absoluut niet tot ernstige agressie gestimuleerd, integendeel. Het departement neemt tijdens de statutaire opleiding, tijdens de voorbereiding van een operationele inzet en tijdens de uitvoering daarvan maatregelen om het gebruik van geweld strikt af te bakenen en te beperken. Het gebruik van geweld in operationele omstandigheden wordt uiteraard ook beperkt door de inzetregels, de rules of engagement.
De trainingen van militairen zijn dus niet alleen gericht op het opnemen van de regels van een minimum aan geweld, maar ook op het beheersen van complexe situaties waarin onze militairen terecht kunnen komen. Dat heeft uiteraard ook te maken met gewelddadige omstandigheden, zowel op het gebied van het gebruik van geweld als op dat van leiderschap. Dat betekent bijvoorbeeld de inschatting van een dreigingssituatie. Bovendien wordt tijdens de statutaire opleidingen van alle militairen bijzonder veel aandacht besteed aan het thema civisme, waarbij onder andere het thema "gebruik van geweld" aan bod komt. Militairen worden er dus op voorbereid op een proportionele en graduele wijze op te treden bij de uitvoering van een opdracht en worden hierbij begeleid tijdens de opleidingen en dat gedurende hun volledige loopbaan.
De ondertoon van de vraag van de heer Anciaux bevat begrippen als een frustratietolerantiedrempel en "legerdom". Onze militairen zijn goed opgeleid en ze leren in een andere situatie dan 50 jaar geleden omgaan met dreigingen. Tolerantie wordt hen aangeleerd, maar ze weten zeer goed dat ze in een situatie terecht kunnen komen waarbij enig offensief gedrag noodzakelijk blijkt. Wat zich in Zweden heeft voorgedaan, past uiteraard niet in deze categorie.
De heer Bert Anciaux (sp.a). - Ik dank de minister voor zijn antwoord. Wat het eerste deel van mijn vraag betreft, klopt het inderdaad dat de klachten bij Justitie terechtkomen, maar ik weet wel hoe het leger georganiseerd is en ik ben er mij van bewust dat de minister wel enig zicht moet hebben op de agressie door militairen. Het leger is hiërarchisch voldoende gestructureerd om dergelijke feiten te registreren. Strikt juridisch heeft de minister ongetwijfeld gelijk. Ik zal de nodige informatie dan ook opvragen bij Justitie.
Wat de andere aspecten betreft, ben ik ervan overtuigd dat zeer veel afhangt van leiderschap. In het leger zijn er mensen die op een zeer degelijke wijze soldaten opleiden, maar er zijn er ook andere. Vormen van frustratie en agressie zijn ongetwijfeld ook in het leger aanwezig.
Ik onthoud uit het antwoord van de minister dat de wil bestaat om ongewenste agressie aan banden te leggen en om een proportionele en gegradueerde manier van optreden op te leggen. Het antwoord van de minister bevredigt mij. Ik hoop dat er in de praktijk voldoende aandacht aan wordt besteed, want geweldplegingen in ons leger komen meer in het nieuws dan in andere landen, wat niet betekent dat dit in de buitenlandse legers niet het geval is. Denken we maar aan de agressie van Amerikanen tegenover burgers in Afghanistan.