4-1753/1

4-1753/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

26 APRIL 2010


Voorstel van resolutie betreffende de invoering van de meestbegunstigingsclausule ten voordele van de Europese vrouw

(Ingediend door de dames Zakia Khattabi en Freya Piryns)


TOELICHTING


Op 21 februari 2002 nam België in de Grondwet het principe op dat « gelijkheid van vrouwen en mannen is gewaarborgd ». Vervolgens werd in december van datzelfde jaar het « Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen » opgericht. Sinds kort beschikken we ook nog over de wet op de gender mainstreaming, die ertoe aanspoort de impact van elk wetsvoorstel op de gendergelijkheid na te gaan, en over de antidiscriminatiewet, die onder meer de ongelijke behandeling op grond van geslacht moet beteugelen.

In werkelijkheid is de ongelijkheid soms nog altijd flagrant, met name wat betreft werk (52,7 % van de vrouwen werkt en 9,6 % is werkloos, wat 2 %punt meer is dan bij de mannen), al dan niet vrijwillig deeltijdwerk (41,5 % van de werkende vrouwen), loonkloof (tussen de 21 en de 30 % in de privésector) en verdeling van de huishoudelijke taken (1) .

Voorts moeten meer inspanningen worden geleverd opdat meer vrouwen tot de beslissingscentra zouden doordringen. Er zij overigens opgemerkt dat de Kamer sinds de verkiezingen van juni 2007 35 % vrouwelijke leden telt.Vrouwen blijven echter ruimschoots ondervertegenwoordigd in de economische instellingen, en in de raden van bestuur van de vijftig grootste beursgenoteerde bedrijven zijn vrouwen al helemaal een uitzondering.

Vrouwen hebben nog altijd moeite door het « glazen plafond » te breken of de « plakkende vloer » te verlaten. Constante waakzaamheid is dan ook geboden, niet alleen wat de wetgevende instrumenten betreft, maar ook aangaande socioculturele clichés en rolmodellen.

Vrouwen zijn in alle Europese landen eeuwenlang ongelijk behandeld geweest; pas de jongste decennia is hun situatie aanzienlijk verbeterd dankzij de talrijke acties van vrouwen en het daaruit ontstane besef dat beide geslachten gelijk zijn.

In de loop van de 20e eeuw hebben vrouwen diverse individuele rechten verkregen die hen tot dan toe waren ontzegd : stemrecht, het recht een beroepsactiviteit uit te oefenen zonder de toestemming van hun man, het recht het ouderlijk gezag uit te oefenen op gelijke voet met de vader, recht op onderwijs enzovoort.

In diverse Europese landen blijft er echter ongelijkheid bestaan, ondanks wetgevende en regelgevende initiatieven.

Niettemin geven sommige landen blijk van voluntarisme. Zo loopt Spanje voorop in de strijd tegen partnergeweld, met de kaderwet van 28 december 2004, en in de strijd tegen stereotiepe beeldvorming, met de wet die seksistische reclame verbiedt. Het intussen alom gekende Zweedse ouderschapsmodel wordt ook vaak als voorbeeld genoemd.

Het is daarentegen verontrustend dat abortus in Polen, Ierland en Malta strafbaar blijft. Litouwen staat op het punt de voorwaarden voor zwangerschapsonderbreking fors aan te scherpen. Nu wordt niets sneller nagevolgd dan een slecht voorbeeld, vooral wanneer het de verworvenheden van vrouwen betreft. Zullen voortaan alleen enkele bevoorrechte vrouwen recht hebben op waardigheid en vrije keuze ?

Kan Europa de waardigheid van vrouwen en de gendergelijkheid erkennen in bepaalde landen, en ze terzijde schuiven in andere ?

Uit het verslag 2007 van de Europese Commissie over de gelijkheid van vrouwen en mannen blijkt dat 56,3 % van de Europese vrouwen een beroepsactiviteit uitoefent; 32,9 % van hen werkt deeltijds, tegenover slechts 7,7 % van de mannen. Vrouwen vertegenwoordigen zowat een derde (32 %) van het leidinggevend personeel. Het verschil in bezoldiging tussen vrouwen en mannen stagneert sinds 2003 en bedraagt 15 à 25 % (berekend op basis van het bruto-uurloon) (2) .

Dezelfde discriminatie of ongelijkheid doet zich voor in de politiek. In het openbare leven zijn vrouwen nog steeds sterk ondervertegenwoordigd. Over de Europese Unie is 23,5 % van de parlementsleden vrouw. in de Zweedse Riksdag ligt dat percentage op 48 % en achteraan bengelt Malta, met slechts 9 % vrouwelijke parlementsleden. Het Europees parlement telt 33 % vrouwelijke verkozenen.

De participatie van vrouwen aan de besluitvorming op het hoogste politieke niveau is dus nog steeds zeer ongelijk verdeeld over de verschillende lidstaten van de Europese Unie.

Voorts kan er ook aan worden herinnerd dat vrouwen vaker het slachtoffer worden van geweld in al zijn vormen, en dat dit geweld in alle Europese landen nog steeds een wijdverbreid fenomeen is. Een vijfde tot een vierde van alle Europese vrouwen zou als op volwassen leeftijd ten minste eenmaal met fysiek of psychologisch geweld te maken hebben gekregen, en meer dan een tiende van de vrouwen is het slachtoffer van seksuele aanranding met geweld (3) . Daarom zijn nieuwe benaderingswijzen, strategieën en methoden vereist om tot gendergelijkheid te komen.

De economische ontwikkeling in de Europese Unie vertoont momenteel een tendens tot toenemende liberalisering van de openbare diensten, alsook tot stijgende flexibiliteit en mobiliteit van de arbeidsorganisatie.

Vrouwen worden door die verschuivingen en de negatieve gevolgen ervan veel harder geraakt dan mannen, temeer daar de gezinsstructuren eveneens aanzienlijke wijzigingen hebben ondergaan. Bovendien neemt het aantal alleenstaande vrouwen met kinderen (die voltijds bij hen wonen, dan wel alternerend bij hen en bij de ex-partner) steeds meer toe en bevinden zij zich almaar vaker in een kwetsbare situatie. Heel veel van de 240 miljoen Europese vrouwen moeten voortdurend strijd leveren om de balans tussen werk en gezin te vrijwaren.

Om die tendens tegen te gaan, stellen de indieners voor het voorstel van Gisèle Halimi over te nemen en de Europese vrouw een eenvormig rechtsstatuut te geven dat op alle vlakken gebaseerd is op de meest gunstige bepalingen uit de wet- en regelgeving van de diverse lidstaten van de Europese Unie.

Europa heeft in grote mate gezorgd voor de ontwikkeling van de wetgeving van de lidstaten door de juridische basis van het gelijkheidsbeginsel vast te stellen.

Sinds 1957 biedt Europa met het Verdrag van Rome een juridisch kader, met name in artikel 119, dat het principe van de gelijke bezoldiging vaststelt.

Met artikel 2 van het Verdrag van Amsterdam, ondertekend op 2 oktober 1997, werd de Gemeenschap opgedragen de gelijkheid te bevorderen.

Het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat is opgenomen in het Verdrag van Lissabon, behandelt de gendergelijkheid in zijn artikelen 21 en 23. Artikel 23 bevestigt de principiële gelijkheid van mannen en vrouwen op alle gebieden en maakt het mogelijk positieve acties te ondernemen ten aanzien van het ondervertegenwoordigde geslacht.

Er bestaan 14 Europese richtlijnen betreffende de gelijke behandeling met betrekking tot de toegang tot de arbeidsmarkt en tot (beroeps)opleiding, alsook betreffende de arbeidsomstandigheden.

Op 8 februari 2010 ten slotte, heeft het Europees Parlement met een ruime meerderheid het Tarabella-rapport aangenomen betreffende de gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de Unie, dat de Commissie ertoe aanspoort om een richtlijn uit te werken die deze vormen van geweld tegengaat, die het vaderschapsverlof invoert in heel Europa en die ook de loongelijkheid en de toegankelijkheid van functies met beslissingsbevoegdheid aan een nader onderzoek onderwerpt.

De indieners van dit voorstel van resolutie willen de situatie van de Europese vrouw in elk Europees land harmoniseren op het hoogste niveau, door op alle denkbare vlakken te kiezen voor de wetgeving die het verst gevorderd is en vrouwen de meeste vrijheid biedt.

De Europese Unie moet een Europees model bepalen, dat ook voor de vrouwen op de andere continenten als voorbeeld kan dienen.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.

VOORSTEL VAN RESOLUTIE


De Senaat,

A. gelet op artikel 1bis van het Verdrag betreffende de Europese Unie, ingevoegd bij het Verdrag van Lissabon, waarbij de gelijkheid van vrouwen en mannen wordt omschreven als een van de waarden die de EU-lidstaten gemeen hebben;

B. Vaststellend dat in het Verdrag van Lissabon de gelijkheid van mannen en vrouwen is opgenomen als een te verwezenlijken doel;

C. Gelet op artikel II-23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin wordt bepaald dat de gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden, met inbegrip van werkgelegenheid, beroep en beloning, en dat niet verhindert dat maatregelen worden gehandhaafd of genomen waarbij specifieke voordelen worden ingesteld ten gunste van het ondervertegenwoordigde geslacht;

D. Gelet op het gemeenschapsbeleid inzake gelijkheid van mannen en vrouwen dat ertoe strekt de ongelijkheid tussen de geslachten weg te werken en de gelijkheid van mannen en vrouwen op alle vlakken te bevorderen in de Europese Unie;

E. Gelet op artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950;

F. Gelet op het Verdrag van 18 december 1979 van de Verenigde Naties inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het daarbij horende protocol;

G. Gelet op het actieprogramma van de Vierde wereldconferentie over vrouwen die is gehouden in Peking in september 1995, waarbij de regeringen zich ertoe hebben verbonden om in hun beleid en hun programma's steeds te streven naar billijke verhoudingen tussen de geslachten;

H. Gelet op artikel 10 van de Belgische Grondwet, dat de gelijkheid van vrouwen en mannen waarborgt;

I. Aangezien het Europees Parlement op 8 februari 2010 het Tarabella-rapport betreffende de gelijkheid van vrouwen en mannen binnen de Europese Unie heeft goedgekeurd, dat de Commissie ertoe aanspoort om een richtlijn uit te werken die deze vormen van geweld tegengaat, die het vaderschapsverlof invoert in heel Europa en die ook de loongelijkheid en de toegankelijkheid van functies met beslissingsbevoegdheid aan een nader onderzoek onderwerpt;

J. Overwegende dat ondanks alle bestaande Europese en internationale rechtsinstrumenten vrouwen nog steeds het slachtoffer zijn van ongelijkheid, onrecht en seksisme in alle sectoren van onze maatschappij;

K. Overwegende dat de situatie van vrouwen er in bepaalde lidstaten van de Europese Unie weliswaar is op vooruitgegaan maar dat in andere lidstaten de fundamentele rechten van de vrouwen nu minder worden erkend dan vroeger en soms zelfs geschonden;

L. Vaststellend dat slechts 17 van de 202 leden van de Conventie die het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa heeft voorbereid vrouwen waren, wat duidelijk een democratisch deficit aantoont;

M. overwegende dat de vrouwenzaak vereist dat de wetgevingen inzake de gelijkheid van mannen en vrouwen alsook inzake de specifieke rechten van de vrouwen, met name wat hun reproductieve gezondheid betreft, op een hoog niveau worden gelijkgeschakeld;

N. Overwegende dat elke vooruitgang voor de vrouwen een vooruitgang betekent voor de hele maatschappij;

O. Overwegende dat België in het tweede semester van 2010 het roterend voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie zal uitoefenen.

VRAAGT DE REGERING

1. het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen

a) een overzicht te doen maken van de hele Belgische wet- en regelgeving betreffende het statuut van de vrouw in de ruime zin van het woord;

b) een overzicht te doen maken van de evaluaties van hetgeen daarvan precies concreet vorm heeft gekregen, teneinde te bepalen waar de wetgeving leemten vertoont met betrekking tot de sociaal-culturele obstakels die een concrete verwezenlijking ervan verhinderen;

2. er bij de Europese instellingen voor te zorgen dat aan het Europees Instituut voor gendergelijkheid wordt opgedragen een studie uit te voeren die ertoe strekt een analyse en een lijst te maken van de meest vooruitstrevende en vrouwvriendelijke wet- en regelgeving van de lidstaten;

3. bij de Europese Commissie en bij de ministers van de lidstaten die bevoegd zijn voor de gelijkheid van mannen en vrouwen, te pleiten voor de opneming in het Verdrag van Lissabon van een meestbegunstigingsclausule ten voordele van de Europese vrouw, zodat een eenvormig statuut kan zorgen voor een harmonisering van de rechten van de vrouw op het hoogst mogelijke niveau;

4. er bij de Europese Commissie op aan te dringen dat het Europees Instituut voor gendergelijkheid zo snel mogelijk operationeel wordt;

5. op de Europese regelgeving te anticiperen door in de Belgische wetgeving dat beginsel thans reeds toe te passen, op grond van de werkzaamheden van Choisir la Cause des Femmes en diens voorzitster mevrouw Gisèle Halimi, die in april 2008 hebben geleid tot een overzicht van de voor vrouwen gunstigste bepalingen.

4 maart 2010.

Zakia KHATTABI.
Freya PIRYNS.

(1) Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, Vrouwen en mannen in België — Genderstatistieken en genderindicatoren — Editie 2006.

(2) Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de gelijkheid van vrouwen en mannen 2007.

(3) Combattre la violence à l'égard des femmes, Étude du bilan des mesures et actions prises dans les États membres du Conseil de l'Europe, 2006.