4-1419/2 | 4-1419/2 |
28 OKTOBER 2009
I. INLEIDING
De commissie heeft het voorliggend wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 28 oktober 2009.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR DE HEER YVES LETERME, MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Succes heeft vele vaders. Zo ook het Verdrag inzake clustermunitie, dat op 2 december 2008 door België werd ondertekend en nu ter discussie voorligt met het oog op de ratificatie ervan. Onder de vaders bevinden zich een aantal niet-gouvernementele organisaties en landen die het internationale onderhandelingsproces op gang hebben gebracht. Elk DNA-onderzoek zal aantonen dat België het co-vaderschap met recht en rede kan opeisen.
Vooreerst is het een feit dat de Belgisch Parlement als eerste in de wereld reeds in 2006 een verbod op het gebruik, aanmaak en transport van gevaarlijke clustermunitie heeft uitgevaardigd. De betrokken parlementsleden hebben hierin een voortrekkersrol gespeeld. Als eersten voerden ook Belgische ontmijners riskante opdrachten uit in Zuid-Libanon om dergelijke clustermunitie op te ruimen en zo er voor te zorgen dat de veiligheid van de lokale bevolking duidelijk verbeterde.
De actie van onze militairen op het terrein ging hand in hand met onze diplomatieke inspanningen om te voorkomen dat in de toekomst conflicten nog zouden worden uitgevochten met dergelijke wapens die buitensporig menselijk leed veroorzaken en die de post-conflict heropbouw zwaar hypothekeren. Daarom was het belangrijk te komen tot een internationale norm die door zoveel mogelijk landen zou gedragen worden. Onze nationale wetgeving en inspanningen hielpen ons land om op internationaal niveau met gezag te spreken.
Het internationale debat speelde zich aanvankelijk vooral af te Genève in de context van de Conventie over bepaalde conventionele wapens die buitensporig menselijk leed kunnen veroorzaken (CCW), maar de vooruitgang liet op zich wachten.
Eind 2006 hebben enkele landen, waaronder België, dan beslist een tweede « fast track » te openen om de onderhandeling van een internationaal juridisch instrument over clustermunitie te bespoedigen. Het Belgisch diplomatiek netwerk heeft wereldwijd demarches uitgevoerd om een internationaal verbod op clustermunitie te bepleiten, daarbij wijzend op de unieke voorbeeldfunctie van de Belgische wet, en om landen te overtuigen deel te nemen aan de eerste conferentie te Oslo in februari 2007.
In oktober 2007 werd een Europese regionale conferentie gehouden in Brussel. Deze conferentie bracht voor het eerst alle EU-lidstaten en andere Europese staten, en voor het eerst ook de VS en Rusland, samen rond de problematiek van clustermunitie. Daarbij werd het accent gelegd op praktische maar essentiële aspecten, zoals de vernietiging van stocks van verboden munitie en de verbetering van de hulp aan slachtoffers. Op cruciale momenten tijdens het Oslo-proces heeft ons land, pragmatisch maar vastberaden, kunnen bijdragen tot het eindresultaat en tot de aanvaarding door bepaalde grote landen van het onderhandelingsmandaat.
Het vertrekpunt voor onze diplomatieke actie was steeds duidelijk. Dezelfde humanitaire overwegingen en menselijke waarden die aan de basis lagen van onze nationale wet van 2006 dienden universeel gepromoot te worden omdat zij daardoor pas echt de gewenste impact zouden hebben. De uitstekende interactie tussen Buitenlandse Zaken en Landsverdediging heeft tijdens het onderhandelingsproces geleid tot coherente en daardoor overtuigende Belgische interventies. Ook enkele Belgische NGO's, waaronder zeker Handicap International, hebben bijgedragen tot een scherp Belgisch profiel.
Het Verdrag bevat duidelijke en meetbare verplichtingen. De definitie van verboden clustermunitie is gebaseerd op de definitie in de Belgische wet. Het Verdrag verbiedt het gebruik, de productie, de handel en de opslag. Meerdere grote landen hebben al beslist die munitie uit hun wapenarsenaal te halen, andere kondigen aan dat ze niet zullen overgaan tot de overdracht ervan. Het gaat om tastbare resultaten die duidelijk de toon aangeven, zelfs voor landen die het Verdrag nog niet ondertekend hebben.
De termijn om de voorraden te vernietigen, is vastgesteld op acht jaar. De betrokken landen zullen de nodige investeringen moeten doen. In België heeft Landsverdediging in 2007 een overeenkomst gesloten voor de totale vernietiging van de Belgische voorraden tegen een kostprijs van 3 miljoen euro. Alle voorraden zijn van het Belgisch grondgebied verwijderd. Een beperkt aantal blijft als oefenmateriaal beschikbaar voor onze mijnopruimingsdienst. Dat wordt specifiek bepaald in de overeenkomst.
De regio's waar clustermunitie werd gebruikt, moeten binnen een termijn van tien jaar worden geruimd. Er moet betrouwbare informatie worden gegeven over het type, de hoeveelheid en de ligging van de gebruikte clustermunitie. Net als voor de antipersoonsmijnen is het ruimen van achtergebleven bommen in vervuilde regio's een noodzakelijke opdracht. Alleen zo zullen burgers terug een normaal leven kunnen leiden. De actie van de Belgische ontmijningsdienst in het zuiden van Libanon toont duidelijk de inzet van België aan.
Het Verdrag besteedt veel aandacht aan slachtofferhulp en houdt rekening met de fysieke, psychologische en sociale gevolgen, ook voor de gezinnen en de lokale gemeenschappen. België heeft er altijd op aangedrongen de slachtoffers rechtstreeks te betrekken in het zoeken naar oplossingen. De bepalingen van het Verdrag zijn uiterst vooruitstrevend en wij zijn van plan ons hier ook op te baseren voor het Verdrag van Ottawa over de antipersoonsmijnen.
Ons land heeft er sterk op aangedrongen om in het Verdrag inzake submunitie een mechanisme op te nemen dat de toepassing en de geboekte vooruitgang opvolgt en controleert. België heeft immers een wereldwijd erkende expertise opgebouwd op het vlak van rapportering en transparantie in het kader van het verbod op de antipersoonsmijnen.
De ondertekenende landen moeten het nieuwe Verdrag internationaal aanmoedigen. De militaire samenwerking met derde landen blijft mogelijk, met name in het kader van internationale militaire operaties, maar de verantwoordelijkheden van eenieder zijn duidelijk afgebakend. Voor België en de medeondertekenaars geldt dat wij geen submunitie zullen gebruiken en dat wij andere Staten niet zullen helpen om ze te gebruiken.
De eindbepalingen wijzen op het dynamisch karakter van het Verdrag, waarbij de nadruk ligt op de correcte toepassing en de wereldwijde verbreiding ervan. Er zijn dertig ratificaties nodig om het Verdrag in werking te doen treden. Momenteel zijn er 23, maar honderd landen hebben het Verdrag ondertekend. De minister dringt erop aan dat België het Verdrag snel ratificeert, aangezien ons land een belangrijke rol vervulde in het onderhandelingsproces. De Raad van State heeft geoordeeld dat het om een gemengd verdrag gaat en daarom heeft de minister bij de gewestelijke overheden benadrukt dat dit dossier dringend is.
Ons land moet resoluut een voortrekkersrol blijven spelen zoals het dat tot nu toe heeft gedaan. Onze diplomatieke inzet heeft tot een veelbetekenend resultaat geleid waar de burgerbevolking uit conflictgebieden rechtstreeks baat bij heeft. Het Verdrag zal de zwaksten beschermen, zoals kinderen die het grootste slachtoffer zijn van submunitie; het zal de economische en sociale heropbouw versnellen. Zo dragen wij bij tot de versterking van de internationale veiligheid van de mens en eerbiedigen wij de menselijke waardigheid. Onze campagnes tegen de antipersoonsmijnen, de illegale handel in kleine wapens en het inlijven van kindsoldaten steunen op dezelfde waarden.
Menselijke veiligheid promoten, houdt een verplichting in om het fundamenteel recht te respecteren van elk individu, groot en klein, om zijn persoonlijke veiligheid op adequate wijze beschermd te zien. Dit mag zich niet beperken tot ons eigen grondgebied.
III. BESPREKING
De heer Mahoux is verheugd dat dit Verdrag werd geratificeerd, aangezien het om een gevoelig onderwerp gaat. Het werk dat dit parlement met overtuiging heeft verricht, is geen verloren moeite geweest. Het is daarentegen een mooi voorbeeld van wat een parlementair initiatief kan bijdragen aan de internationale gemeenschap, vooral wanneer het leidt tot een onontbeerlijke ratificatie.
Er dient aan herinnerd te worden dat in België het financieren van de productie en het bezit van antipersoneelmijnen strafbaar zijn; dit ondanks het feit dat hiervan geen lijst werd opgesteld zoals de ministers van Financiën en Justitie overwogen. Toch vereenvoudigt dat de opdracht van de financiële instellingen niet.
De Belgische diplomatie meende al heel lang dat het pad van de Ontwapeningsconferentie van Genève voorrang moest krijgen, hoewel te vrezen viel dat dit geen vooruitgang zou brengen op internationaal vlak. Gelet op de positieve inbreng van België, had er misschien een conventie « van Brussel » kunnen zijn geweest in plaats van dat voorrecht aan Oslo te geven (of eerder aan Dublin). Alles bij elkaar genomen, verheugt spreker zich erover dat er momenteel een Verdrag bestaat dat 100 landen ondertekend hebben.
Dit betekent niet dat wij ons niet moeten toeleggen op een ander wenselijk verbod. Hiervoor verwijst spreker naar zijn wetsvoorstel van 1 april 2009 tot wijziging van de wapenwet en de witwaswet dat ertoe strekt het vervaardigen, verhandelen, vervoeren en financieren van brandbommen met witte fosfor te verbieden (stuk Senaat, nr. 4-1268/1).
De problemen van de slachtoffers komen uitgebreid aan bod in het Verdrag, in de zin dat elke ondertekenende Staat zich ertoe verbindt die problematiek aan te pakken. De Belgische expertise is niet te verwaarlozen. Zo heeft ons land experts gestuurd naar Laos, Cambodja en onlangs Libanon, wat ons in staat stelt een preventieve rol te vervullen.
Gelet op het feit dat er, op België na, nog slechts 6 staten moeten worden overtuigd om dit internationaal instrument te ratificeren, kunnen we er vrijwel zeker van zijn dat het Verdrag snel in werking zal treden.
Mevrouw de Bethune verheugt er zich over dat België bij de eerste dertig landen is om dit Verdrag te ratificeren, zodat wij kunnen bijdragen tot de inwerkingtreding. In de aanloop tot het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie zou ons land andere landen kunnen oproepen om het Verdrag goed te keuren, zodat het een zo ruim mogelijke toepassing krijgt.
De heer Hellings wijst erop dat ons land op lange termijn een proactieve rol zou kunnen vervullen in dit Verdrag. Wat zijn de doelstellingen ter zake in het kader van het Belgisch voorzitterschap van de Europese Unie op bilateraal niveau ?
De minister van Buitenlandse Zaken is ervan overtuigd dat dit Verdrag een intrinsieke en symbolische waarde heeft voor de internationale uitstraling van ons land. Hij dringt erop aan dat de regionale parlementen het verdrag zo vlug mogelijk ratificeren.
IV. STEMMINGEN
De artikelen 1 en 2, alsook het wetsontwerp in zijn geheel, worden eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteurs voor het opstellen van dit verslag.
De rapporteurs, | De voorzitster, |
Sabine de BETHUNE. Philippe MAHOUX. | Marleen TEMMERMAN. |
De door de commissie aangenomen tekst is dezelfde als de tekst van het wetsontwerp (zie stuk Senaat, nr. 4-1419/1 — 2008/2009).