4-1646/1

4-1646/1

Belgische Senaat

ZITTING 2009-2010

4 FEBRUARI 2010


Wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, met het oog op het verbeteren van de rechtspositie van de auteur

(Ingediend door de heer Wouter Beke c.s.)


TOELICHTING


Er kan niet voldoende onderstreept worden dat auteurs een fundamentele bijdrage leveren aan de informatiemaatschappij en meteen tot de economische en sociale welvaart van allen. Zij inspireren de ontwikkeling van kennis, letterkunde en kunst en via de toepassing ervan leveren zij een economische toegevoegde waarde welke de welvaartsstaat schraagt. De creativiteit van auteurs verdient derhalve aanmoediging. De wet van 1994 op de auteursrechten is op dat idee gestoeld (1) .

In beginsel genieten auteurs een ruime auteursrechtelijke bescherming op hun werk, zowel qua morele rechten als vermogensrechten.

Alleen de auteur heeft het (vermogens)recht zijn werk te (laten) reproduceren, te (laten) bewerken of vertalen, zijn werk uit te lenen, te verhuren, het aan het publiek mee te delen en te distribueren (2) .

De auteur heeft eveneens in principe onvervreemdbare morele rechten, zoals het recht op het vaderschap, het recht op eerbied voor zijn werk ... (3)

Een uitstekende regeling ... tot wanneer de auteurs een auteurscontract met een uitgever sluiten. Want al die rechten — en vooral de vermogensrechten — kunnen worden overgedragen. Dan zijn de auteurs die rechten kwijt : die gaan over naar « het vermogen » van de uitgever. Uitgevers maken trouwens meer en meer deel uit van multinationale ondernemingen, gekenmerkt door centralisatie van de besluitvorming, meestal in afgelegen hoofdkwartieren. Deze multinationals worden bijgestaan door de beste juristen.

Auteurs staan er veelal alleen voor. Zij zijn door de bank genomen niet vertrouwd met de wet op de auteursrechten en hoe daar in de praktijk wordt mee omgegaan. Auteurs sluiten overeenkomsten met uitgevers, die ze graag ondertekenen. Want auteurs wensen in de eerste plaats dat hun boek, hun artikel, hun bijdrage gepubliceerd, op het web gezet en vooral gelezen worden. Zij ondertekenen meestal wat hen wordt voorgelegd, met weinig of geen inspraak. Zoniet wordt hun werk eventueel niet gepubliceerd.

Wel bevat de wet van 1994 enkele algemene bepalingen in verband met auteurscontracten (4) . Deze overeenkomsten, zo luidt de wet, moeten schriftelijk zijn; mondelinge afspraken tellen dus niet. Daarenboven moet voor elke exploitatiewijze van het werk de vergoeding van de auteur, de reikwijdte en de duur ervan uitdrukkelijk bepaald worden.

Dergelijke contractuele bedingen, waarbij rechten overgedragen worden, moeten luidens de wet restrictief geïnterpreteerd worden, dus ten voordele van de auteur.

Ook is de overdracht van rechten betreffende nog ongekende exploitatievormen nietig.

Daarenboven is de overdracht van toekomstige werken slechts geldig voor een bepaalde tijd en « voor zover het genre van de werken waarop de overdracht betrekking heeft, bepaald is ».

Verder schrijft de auteurswet enkele specifieke regels voor die van toepassing zijn op de verhouding auteur-uitgever. Zo moet het contract bepalen uit hoeveel exemplaren de eerste oplage minimum zal bestaan (5) en wordt er vereist dat de uitgever het werk binnen een overeengekomen termijn moet (laten) produceren (6) . Ook moet de auteursvergoeding in verhouding staan tot de bruto-inkomsten van de uitgever (7) . Verder wordt er in een sell-offregeling voorzien met afkoopmogelijkheid na afloop van het contract (8) , en moet volgens de wet minstens éénmaal per jaar een afrekening worden gestuurd aan de auteur (9) . Ten slotte zijn er nog regels die gelden in het geval van ontbinding van de overeenkomst (10) en bij faillissement van de uitgever (11) .

Maar daarbuiten staat alles evenwel open en is alles vrij.

De auteur ondertekent, zoals gezegd, een overeenkomst welke hem wordt voorgelegd en die door de uitgever en zijn raadgevers is opgesteld. De facto gaat het om toetredingscontracten, te nemen of te laten, zeker voor beginnende auteurs.

De doorsnee-auteur ondertekent trouwens maar enkele van die overeenkomsten in zijn leven. Hij is ter zake veelal een volslagen amateur. Modelovereenkomsten zijn daarenboven meestal op bestelling en op het lijf van de uitgever geschreven. Wiens brood men eet ... . Zoals gezegd, maken de uitgevers, die in België opereren, in heel wat gevallen deel uit van multinationale ondernemingen, die echt het onderste uit de kan willen halen. In bepaalde gevallen wordt de wet zelfs niet nageleefd. Zo wordt slechts in enkele overeenkomsten de juiste oplage afgesproken. De auteurswet voorziet wel in een nietigheid van bepaalde met de wet strijdige bedingen, maar die nietigheid is slechts relatief. De auteur kan die nietigheid dekken wanneer hij ze niet tijdig inroept. Zo worden deze bepalingen de facto toch geldig.

Uit een onderzoek van 110 auteurscontracten met een 50-tal uitgevers (12) , blijkt dat heel wat overeenkomsten, zonder scrupules, ongeveer alle mogelijke auteursrechten, zowel huidige als toekomstige, ten voordele van de uitgever binnenrijven. Die rechten gelden tot 70 jaar na de dood van de auteur, voor de hele wereld en voor alle talen.

Het gaat ook om rechten, waarvan men weet of moet weten dat die redelijkerwijze nooit uitgebaat zullen worden, zoals de filmrechten in geval van een zuiver technisch en juridisch werk. De bepaling in de auteurswet (13) die stelt dat de verkrijger van het auteursrecht het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken moet exploiteren is vaag en derhalve voor interpretatie vatbaar.

Nog andere overeenkomsten vragen een voorrecht niet alleen voor toekomstige werken, maar zelfs met betrekking tot toekomstige ideeën van de betrokken auteur(s).

Kortom, er dient te worden gezorgd voor een rechtvaardig evenwicht tussen de rechten van de auteurs, enerzijds, en die van de uitgever, anderzijds.

Daartoe dient de wet van 1994 op bepaalde punten geëxpliciteerd te worden.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2

Dit artikel wijzigt artikel 3 van de auteurswet op enkele punten.

Er wordt een wettelijk vermoeden ingevoerd dat een overeenkomst gesloten tussen een auteur en een uitgever gekwalificeerd wordt als een uitgave-overeenkomst. Het betreft een vermoeden iuris tantum; de uitgever kan het tegenbewijs leveren.

Vervolgens wordt in een verbod van overdracht voorzien met betrekking tot de vergoedingen die voortkomen uit de rechten die wettelijk aan de auteur toekomen, zoals leenrecht, reprografierecht, inzake thuiskopie en digitale uitzondering onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

Daarnaast wordt eveneens in een verbod van overdracht van toekomstige werken voorzien.

Het wetsvoorstel behoudt de wettelijk voorziene uitzonderingsmogelijkheden voor de overdracht van bepaalde vermogensrechten in het kader van een arbeidsovereenkomst of statuut, of in het kader van de uitvoering van een bestelling.

Ten slotte wordt de relatieve nietigheid van contractuele bedingen die strijdig zijn met de auteurswet, en die de facto geen effect ressorteert, vervangen door een absolute nietigheid.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat de uitgave-overeenkomst duidelijk moet aangeven hoeveel exemplaren de auteur zelf toekomen.

De uitzondering, waarin wordt gesteld dat die verplichting niet geldt indien de uitgave-overeenkomst voorziet in een gewaarborgd minimum van auteursrechten ten laste van de uitgever, wordt afgeschaft.

Artikel 4

Het artikel zorgt ervoor dat de overgedragen rechten de auteur terug toekomen indien die niet worden uitgebaat binnen een periode van twaalf maanden na het sluiten van de uitgave-overeenkomst. Die periode kan eventueel verlengd worden tot maximaal 15 maanden na sluiting van de uitgave-overeenkomst. De rechten kunnen maximum voor een (verlengbare) periode van vijf jaar worden overgedragen.

Een contractuele afwijking op de bepaling dat de uitgever de auteur een vergoeding moet uitkeren welke in verhouding staat tot de bruto-ontvangsten, is niet langer mogelijk.

Artikel 5

Dit artikel beoogt een klare en duidelijke afrekening (met aanduiding van het aantal verkochte exemplaren, de berekening van de vergoeding voor de auteur per exploitatiewijze en de omzet) en een betaling van de auteursvergoeding ten laatste binnen dertig dagen na het einde van het jaar waarop de vergoeding betrekking heeft.

In geval van laattijdige betaling is na een schriftelijke ingebrekestelling een nalatigheidsinterest verschuldigd die minstens gelijk is aan de wettelijke rentevoet in burgerlijke zaken (thans 5,5 percent) (14) . Een contractuele afwijking die in een lagere nalatigheidsinterest voorziet is aldus niet mogelijk.

De auteur heeft tevens het recht om schriftelijk de boekhoudkundige stukken bij de uitgever op te vragen ter controle van de op hem betrekking hebbende gegevens. Hij kan dit controlerecht ook overdragen aan een auteursvereniging.

Artikel 6

Teneinde de naleving van de nieuwe wettelijke bepalingen te bevorderen wordt een strafbepaling uitgevaardigd.

Wouter BEKE
Elke TINDEMANS
Hugo VANDENBERGHE
Tony VAN PARYS.

WETSVOORSTEL


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art. 2

In artikel 3 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º in paragraaf 1 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, luidende :

« De auteursovereenkomst tussen een auteur en een uitgever wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed een uitgave-overeenkomst te zijn in de zin van deze wet. De bewijslast van het tegenbewijs ligt bij de uitgever. »;

2º in dezelfde paragraaf 1 wordt tussen het vierde en het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende :

« Elk contractueel beding dat voorziet in een overdracht van de vergoedingen, welke overeenkomstig de artikelen 55, 59, 60 en 61, 61bis, 61ter en 62 de auteur toekomen, is nietig »;

3º paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :

« § 2. De overdracht van vermogensrechten betreffende toekomstige werken is niet toegelaten. Elk contractueel beding dat voorziet in een overdracht van de toekomstige werken is nietig. »;

4º in paragraaf 3, eerste lid, worden tussen de woorden « een statuut, kunnen » en de woorden « de vermogensrechten » de woorden « , in afwijking van de §§ 1 en 2, » ingevoegd;

5º in paragraaf 3, tweede lid, wordt tussen de woorden « een bestelling, kunnen » en de woorden « de vermogensrechten » de woorden « , in afwijking van de §§ 1 en 2, » ingevoegd;

6º er wordt een paragraaf 3/1 ingevoegd, luidende :

« § 3/1. De contractuele bedingen die strijdig zijn met de bepalingen van deze wet zijn van rechtswege nietig. De nietigheid wordt ambtshalve door de rechter vastgesteld. De nietigverklaring kan de auteur evenwel geen nadeel berokkenen. De uitgever is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zijn nietige handelingen of overeenkomsten en die van zijn aangestelden of lasthebbers, ten nadele van de auteur of van derden. »

Art. 3

In artikel 25 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º het eerste lid wordt in fine aangevuld met het zinsdeel « en hoeveel auteursexemplaren voor de auteur zelf bestemd zijn »;

2º het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 4

In artikel 26, § 1, derde lid, van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º paragraaf 1, derde lid, wordt vervangen door de volgende twee leden :

« De eigendom van de vermogensrechten, of een onderdeel daarvan, die de auteur aan de uitgever heeft overgedragen gaat van rechtswege terug over op de auteur wanneer die rechten, of een onderdeel daarvan, binnen één jaar na het sluiten van het uitgavecontract, niet effectief geëxploiteerd werden, tenzij de uitgever ten laatste drie maanden vóór het verstrijken van die termijn bij wege van aangetekend schrijven aantoont dat er daartoe een wettige reden is. In dit geval wordt de termijn van overdracht voor de auteurs van de vermogensrechten, of het betreffende onderdeel daarvan, verlengd tot maximum vijftien maanden na het sluiten van het uitgavecontract.

De overdracht van de vermogensrechten met betrekking tot een werk is beperkt tot een duur van maximum vijf jaar. Na die periode gaat de eigendom van de overgedragen rechten van rechtswege terug over op de auteur. Partijen kunnen gedurende een periode van zes maanden voorafgaandelijk aan het verstrijken van de overeenkomst schriftelijk overeenkomen de duur van de overeenkomst te verlengen voor een bijkomende periode van maximum vijf jaar »;

2º in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « tenzij anders is bepaald » opgeheven.

Art. 5

In artikel 28 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1º tussen het eerste en het tweede lid worden de volgende twee leden ingevoegd :

« Het overzicht als bedoeld in het eerste lid bevat minstens de volgende gegevens :

— het aantal verkochte exemplaren;

— een berekening van de uitgekeerde vergoeding voor de auteur per exploitatiewijze;

— de uit de verkopen gerealiseerde omzet.

De betaling van de vergoeding aan de auteur geschiedt ten laatste binnen dertig dagen na het verloop van elk kalenderjaar vanaf de datum van de eerste exploitatie van het werk. In geval van laattijdige betaling is, na schriftelijke ingebrekestelling, een interest verschuldigd die minstens gelijk is aan de wettelijke interestvoet in burgerlijke zaken. De auteur heeft het recht om de boekhoudkundige stukken van de uitgever, die het overzicht staven, schriftelijk op te vragen. De auteur kan dit controlerecht overdragen aan een door hem aangeduide beheersvennootschap van auteursrechten »;

2º in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden « , vervalt deze verplichting voor de uitgever, » vervangen door de woorden « vervalt de verplichting als bedoeld in het eerste lid voor de uitgever ».

Art. 6

In dezelfde wet wordt een artikel 81/1 ingevoegd, luidende :

« Art. 81/1. Worden gestraft met een geldboete van 26 tot 500 euro de uitgevers, hun aangestelden of lasthebbers, die de bepalingen van artikel 3 en de artikelen 25, 26 en 28 van deze wet overtreden. De werkgever is burgerlijk verantwoordelijk voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers worden veroordeeld. »

27 november 2009.

Wouter BEKE
Elke TINDEMANS
Hugo VANDENBERGHE
Tony VAN PARYS.

(1) Belgisch Staatsblad van 27 juli 1994.

(2) Artikel 1, § 1.

(3) Artikel 1, § 2.

(4) Artikel 3.

(5) Artikel 25.

(6) Artikel 26, § 1.

(7) Artikel 26, § 2.

(8) Artikel 27.

(9) Artikel 28.

(10) Artikel 29.

(11) Artikel 30.

(12) R. Blanpain (ed), E. Vanheusden, E.Verraes en M.Verroken, Auteurscontracten voor educatieve en wetenschappelijke uitgaven, VanDen Broele, 2009, Brugge, blz. 143- 261.

(13) Artikel 3, § 1, vijfde lid.

(14) Artikel 2 van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen interest bepaalt de methode aan de hand waarvan de wettelijke interestvoet in burgerlijke en handelszaken wordt berekend. De algemene administratie van de Thesaurie van de FOD Financiën maakt in de maand januari de wettelijke interestvoet die tijdens het lopende kalenderjaar van toepassing is, bekend in het Belgisch Staatsblad. Voor het jaar 2009 bedraagt de wettelijke interestvoet in burgerlijke zaken 5,5 percent (Zie mededeling over de wettelijke interestvoet van 16 januari 2009, Belgisch Staatsblad van 16 januari 2009, blz. 02717). De wettelijke interestvoet in sociale- en fiscale zaken wordt conform artikel 2, § 3, van voornoemde wet wettelijk vastgelegd op 7 percent.