4-1633/1 | 4-1633/1 |
4 FEBRUARI 2010
Volgens Amnesty International (1) vindt er in België om de twee dagen een ontvoering plaats door een ouder. Zo worden er in ons land jaarlijks honderden kinderen van hun vader of moeder gescheiden.
Het activiteitenverslag dat de vzw Child Focus in 2008 (2) publiceerde, bevestigt die cijfers. Child Focus heeft, in 2008, 231 dossiers behandeld, met betrekking tot 333 kinderen die inderdaad door een ouder naar het buitenland zijn ontvoerd. In 2007 was de situatie vergelijkbaar (232 dossiers betreffende 331 kinderen).
Wat de nieuwe gevallen betreft, zijn er 157 dossiers (betreffende 220 kinderen) preventief geopend, omdat één van de ouders vreesde dat zijn/haar kind(eren) naar het buitenland zou(den) worden meegenomen. In 2008 konden er 115 effectieve dossiers over ontvoeringen van kinderen naar het buitenland worden afgehandeld. Dit cijfer ligt in de lijn van dat van 2007 (117 dossiers).
Hier dienen nog de internationale ontvoeringen door een ouder te worden bijgeteld die uitsluitend door de Centrale Autoriteit worden behandeld, die welke door de directie Consulaire Zaken van de FOD Buitenlandse Zaken worden behandeld — de dienst die zich bezighoudt met ontvoeringen door een ouder die zich bevindt in een land dat geen verdrag met België heeft ondertekend — en die welke door de politie worden behandeld. Dit laatste gebeurt meestal wanneer de benadeelde ouder — vaker dan vermoed wordt — niets blijkt af te weten van het bestaan van de Centrale Autoriteit of van de rol van de FOD Buitenlandse Zaken.
In België is er sprake van internationale ontvoering door een ouder wanneer een ouder (of een voogd) zijn/haar kind(eren) meeneemt naar een ander land dan dat waar ze gewoonlijk verblijven, zonder daarvoor de wettelijke toestemming te hebben van de andere ouder. Deze definitie is ook van toepassing op internationale dossiers waarin het bezoekrecht van de andere ouder niet in acht wordt genomen.
De bevoegde rechtbank van eerste aanleg kan, krachtens de artikelen 1322bis en volgende van het Gerechtelijk Wetboek betreffende de bescherming van het grensoverschrijdend hoederecht en bezoekrecht, de terugkeer van het kind bevelen ingevolge artikel 12 van het Verdrag van 's Gravenhage, of van artikel 11, 8, van de Verordening van de Raad, bedoeld in artikel 1322, 3º, van hetzelfde Wetboek.
Het Verdrag van 's Gravenhage van 25 oktober 1980 betreffende de burgerrechtelijke aspecten van de internationale ontvoering van kinderen bepaalt dat een kind, wanneer het ongeoorloofd is overgebracht naar een ander land, onmiddellijk dient terug te keren naar het land waar het zijn gewone verblijfplaats had en dit nog vooraleer er belangrijke beslissingen worden genomen betreffende de uiteindelijke verblijfplaats en het ouderlijk gezag.
De communautaire Verordening die « Brussel II bis » wordt genoemd en die de toepassingsvoorwaarden bevat van het Verdrag, bepaalt dat het rechtscollege uitspraak moet doen binnen zes weken na de aanhangigmaking van de zaak, tenzij dit door uitzonderlijke omstandigheden niet mogelijk is.
In de praktijk zien we echter een heel andere realiteit. De procedure van een terugkeer kan maanden, zelfs jaren duren, ondanks het feit dat het Verdrag bepaalt dat de rechter binnen zes weken uitspraak moet doen.
Zelfs als de rechter beslist om de terugkeer van het kind te bevelen naar de andere ouder, staat er hiervoor in het Gerechtelijk Wetboek geen termijn vermeld. Er wordt alleen gesteld dat de rechter de nadere regels betreffende de tenuitvoerlegging van zijn beslissing moet bepalen, rekening houdend met het belang van het kind, en dat hij, indien hij zulks nodig acht, de personen aanwijst die gemachtigd zijn de deurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging ervan.
De Belgische rechters geven de « ontvoerende » ouder gewoonlijk een week of zelfs een maand om het kind terug te brengen. In het beste geval bedraagt de termijn 24 uur, vanaf de uitspraak.
Dergelijke termijnen zijn meestal te lang, aangezien zij de « ontvoerende ouder » in staat stellen opnieuw te verdwijnen met het kind.
Bovendien zijn de ontvoerde kinderen meestal vervreemd van de andere ouder. De « ontvoerende ouder » manipuleert het kind mentaal, zodat het « goede redenen » zou hebben om het contact met de andere ouder te verbreken. Kinderen die deze vorm van psychologische mishandeling hebben ondergaan, kunnen een ware fobie voor de andere ouder ontwikkelen, waarbij zij die ouder als een bedreiging ervaren. Opnieuw banden smeden wordt dan erg moeilijk, vooral indien het kind op het moment van de ontvoering nog zeer jong was en zelfs de taal van de achtergelaten ouder is vergeten.
Het is dus uiterst belangrijk een dergelijke situatie te voorkomen, door ervoor te zorgen dat de toestand niet te lang kan voortduren.
Bovendien komt hier, voor de ouder die het slachtoffer is van de ontvoering en zijn familie, naast de ongerustheid om de verdwijning van het kind nog de angst bij dat het kind misschien nooit meer terugkeert, als de veroordeelde ouder het vonnis van de rechter niet naleeft. Het vastleggen van een maximumtermijn voor de terugkeer van het kind kan die angst van de andere ouder misschien wat verminderen.
Om al die redenen wil dit wetsvoorstel artikel 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek vervangen, zodat de voorzitter van de rechtbank in staat wordt gesteld de terugkeer van het kind te bevelen zodra het vonnis is uitgesproken, indien de veroordeelde ouder op de zitting aanwezig is. Indien dat niet zo is, zal hij de nadere regels betreffende de tenuitvoerlegging van zijn beslissing moeten bepalen, rekening houdend met het belang van het kind, en, indien hij zulks nodig acht, de personen moeten aanwijzen die gemachtigd zijn de deurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging ervan. In dat geval moet de beslissing binnen een termijn van maximum 24 uur na de betekening van het vonnis worden uitgevoerd.
Christine DEFRAIGNE. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.
Art. 2
Artikel 1322undecies van het Gerechtelijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 10 mei 2007, wordt vervangen als volgt :
« Art. 1322undecies. — Op grond van artikel 12 van het Verdrag van 's Gravenhage of van artikel 11, 8, van de verordening van de Raad als bedoeld in artikel 1322bis, 3º, kan de voorzitter van de rechtbank de terugkeer van het kind bevelen zodra het vonnis is uitgesproken, indien de veroordeelde ouder bij de zitting aanwezig is. Is dat niet zo, dan bepaalt de voorzitter de nadere regels betreffende de tenuitvoerlegging van zijn beslissing, rekening houdend met het belang van het kind, en wijst hij, indien hij zulks nodig acht, de personen aan die gemachtigd zijn de deurwaarder te vergezellen voor de tenuitvoerlegging ervan. In dat geval moet de beslissing binnen een termijn van maximum 24 uur na de betekening van het vonnis worden uitgevoerd. ».
10 december 2009.
Christine DEFRAIGNE. |
(1) http://www.amnestyinternational.be/doc/article5650.html.
(2) http://www.childfocus.be/uploads/documents/160-548-child%20focus%2008%20ra%20fr[1].pdf.