3-1589/2 | 3-1589/2 |
6 JUNI 2006
I. INLEIDING
Het voorstel van resolutie over de positie van oudere vrouwen is ingediend op 23 februari 2006. De commissie voor de Sociale Aangelegenheden heeft dit voorstel voor advies verzonden naar het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen en de Werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » tijdens haar vergadering van 15 maart 2006.
Het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen en de Werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » vergaderden op 22 maart 2006, 18 april 2006, 3 mei 2006, 16 mei 2006, 28 juni 2006, 5 en 6 juli 2006.
Op de vergadering van 22 maart 2006 beslisten het Adviescomité en de Werkgroep om gezamenlijk een advies uit te brengen aan de Commissie voor de Sociale Zaken. Er werd tevens beslist het verslag van de studienamiddag in de Senaat van 5 oktober 2005 met als thema « Vergrijzing van de bevolking : plaats en rol van de vrouw » als bijlage in het verslag op te nemen. De dames Hermans en Zrihen werden aangewezen als rapporteurs.
Op de vergaderingen van 18 april 2006 en 16 mei 2006 werden volgende hoorzittingen gehouden :
• 18 april 2006 :
— OOK-Vlaamse Ouderenraad : de heer Oswald Van Ootheghem en mevrouw Mie Moerenhout
— Coördination des associations des seniors (CAS) : Mme Renée Coen
— Nederlandstalige Vrouwenraad : mevrouw Herlindis Moestermans
— Conseil des Femmes Francophones de Belgique : Mme Marie-Noëlle Vroonen-Vaes
• 16 mei 2006 :
— Steunpunt voor allochtone meisjes en vrouwen : mevrouw Khadija Aznag
— Groupe Féminin Pluriel : Mme Nouzha Bensalah
— Commission Femmes Maghrébines : Mme Rachida El Idrissi.
Tijdens de vergaderingen van 28 juni, 5 en 6 juli 2006 werden amendemenen besproken (zie stukken Senaat nr. 3-1589/3 en 4) alsook een voorstel van advies.
II. INLEIDENDE UITEENZETTING DOOR MEVROUW CHRISTEL GEERTS, HOOFDINDIENSTER VAN HET VOORSTEL VAN RESOLUTIE
Het spreekt voor zich dat de Senaat zich in het bijzonder zou buigen over de positie van oudere vrouwen in de samenleving. Hiervoor bestaan er een aantal goede redenen :
1º vergrijzing is, om demografische redenen, een vrouwenthema. 80 % van de 90-plussers zijn vrouwen. Vrouwen leven langer dan mannen en in de zorgvoorzieningen zijn vrouwen overal proportioneel sterker aanwezig. Vanuit kwantitatief oogpunt, kunnen heel wat indicatoren worden aangereikt die duidelijk aantonen dat vergrijzing vooral een vrouwenthema is.
2º tevens wenst men vanuit het beleid de bekommernis te uiten dat de groep van oudere vrouwen niet als één homogene groep mag worden behandeld; de groep van « oudere vrouwen » is een zeer diverse groep die bijna uit drie generaties bestaat. De Oma van 95, haar dochter van 75 en de kleindochter van 50 jaar. De concrete leefsituatie alsook de vorming die zij genoten hebben, verschilt grondig van elkaar. De maatschappelijke beeldvorming houdt al te weinig rekening met deze verschillen. De beeldvorming ten opzichte van ouderen in onze samenleving is negatiever dan de beeldvorming ten opzichte van jongeren en dit geld zeker zo waar het oudere vrouwen betreft.
3º wanneer men de leefsituatie van oudere vrouwen en oudere mannen vergelijkt, ziet men, op basis van een aantal indicatoren (bijvoorbeeld inkomen), dat het leven van oudere vrouwen grosso modo moeilijker verloopt dan het leven van oudere mannen.
4º ondanks de vele inspanningen van vrouwen- en ouderenorganisaties om de genderbenadering mee aan bod te laten komen in de statistieken, moet men vaststellen dat dit nog onvoldoende gebeurt. Dit heeft voor gevolg dat er onvoldoende statistische gegevens voor handen zijn om een doelgericht beleid te voeren voor oudere vrouwen.
Hierin schuilt dan ook het belang van de resolutie : wanneer men erin zou slagen om de kennis te bevorderen van het leven en de situatie van ouder wordende vrouwen, zou men het beleid een stuk meer gericht kunnen maken voor deze groep.
Bij het voorstel van resolutie wordt er per thema, per levensdomein, een overzicht gemaakt van de bestaande bekommernissen met betrekking tot ouder wordende vrouwen.
In het tweede deel van de resolutie worden deze bekommernissen vertaald in een aantal aandachtspunten en vragen die rijzen.
A. Beeldvorming
Er worden vragen gesteld bij :
— de maatschappelijke beeldvorming in het algemeen : er gaat veel aandacht naar lichamelijke schoonheid en uiterlijk vertoon; jeugd en jong zijn wordt te veel gezien als de norm. Dit leidt tot een aantal stereotiepe beelden die de aanvaarding van oudere vrouwen kunnen belemmeren. Er wordt in dit verband verwezen naar het Engelse begrip « agism ».
— Bovendien is de beeldvorming van oudere vrouwen een stuk strenger dan de beeldvorming van mannen. Vandaar dat soms wordt gesteld dat vrouwen geconfronteerd worden met een dubbele discriminatie, « agism » enerzijds en « sexism » anderzijds.
B. Sociaal-maatschappelijke positie
In de resolutie wordt erkend dat er binnen de groep van ouderen diverse aandachtspunten zijn, maar men wenst toch te benadrukken dat voor een aantal indicatoren er toch wel een grote gendergevoeligheid is die meestal niet in het voordeel van vrouwen speelt. Een aantal van deze indicatoren zijn :
B1. Scholing en diploma's
Met een aantal cijfers wordt aangeduid dat de scholingsgraad van ouderen in het algemeen laag is vergeleken met de jongeren, maar wanneer men de groep ouderen onder de loupe neemt, ligt de scholingsgraad van oudere vrouwen nog een stuk lager dan van oudere mannen.
De scholingsgraad is echter een beslissende factor voor de status op de arbeidsmarkt, de kansen op professionele carrières en de financiële situatie op oudere leeftijd.
Wél positief is dat, wanneer men het segment van de beroepsopleidingen in ogenschouw neemt, men heeft vastgesteld dat er geen sprake is van genderdifferentiatie. Oudere werknemers nemen algemeen te weinig deel aan beroepsopleidingen, maar er werden in deze geen belangrijke genderverschillen teruggevonden.
De digitale kloof is evenwel wel een realiteit : ouderen hebben hier duidelijk een achterstand. België boekt te weinig vooruitgang voor wat het dichten van de digitale kloof betreft. Dit is gerelateerd aan opleiding, geslacht en leeftijd.
B2. Plaats op de arbeidsmarkt
In dit deel worden de volgende thema's naar voren geschoven :
1º ook de groep van 50-plus-vrouwen blijft meer en meer aanwezig op de arbeidsmarkt;
2º nog maar zeer recent is in het discours over oudere werknemers en pensioenen ook ontdekt dat er ook in deze doelgroep oudere vrouwen aanwezig zijn;
3º niet alleen de toename van de activiteitsgraad over de generaties heen wordt benadrukt, maar ook de dalende activiteitsgraad naarmate de leeftijd stijgt, en dit is nog meer uitgesproken bij vrouwen dan bij mannen;
4º ook de kenmerken van de beroepsloopbanen van oudere vrouwen wordt nader bekeken : vaker tewerkgesteld in jobs met een lagere status, jobs met minder goede arbeidsvoorwaarden, ...
Er doen zich met andere woorden verschillen voor tussen oudere vrouwen en oudere mannen op de arbeidsmarkt en dit zowel op het kwantitatieve als het kwalitatieve vlak.
Niet alleen verlaten vrouwen vroeger de arbeidsmarkt maar zijn er ook verschillen in de trajecten die ze daarvoor bewandelen, bijvoorbeeld vrouwen maken vaker gebruik van het systeem van loopbaanonderbreking, vrouwen maken minder gebruik van de lucratieve uittredingspistes (wellicht hebben ze er minder toegang toe), werkloosheidscijfers : bij vrouwen is werkloosheid bijzonder nauw verbonden aan opleidingsniveau.
C. Economische positie
De oudere generatie heeft een lager inkomen dan de jongere generaties. Nochtans wordt wel eens gezegd dat er de voorbije jaren een enorme inhaaloperatie is geweest op dit punt. Vrouwen hebben in het algemeen een lager inkomen dan mannen. Dit geldt zowel voor alleenstaanden, inkomens uit sparen (eigendom en investering), ... Bij oudere vrouwen bestaan er in deze meer risicofactoren dan bij oudere mannen.
Ook bij de gepensioneerden lopen oudere vrouwen een groter risico op langdurige armoede dan mannen. 80 % van de gerechtigden van het gewaarborgd inkomen en de inkomensgarantie zijn vrouwen.
D. Vrouwen en relaties
Door de dynamiek van de levensverwachting is de realiteit van alleenstaand te worden op oudere leeftijd, veel groter voor vrouwen dan voor mannen. Vaak betreft het een generatie van oudere vrouwen die nog nooit alleen gewoond hebben. Vandaar dat zij het alleenstaand zijn ervaren als een serieuze opdracht.
Oudere vrouwen zijn veel afhankelijker van andere personen dan mannen voor hun mobiliteit. Bij de jong-senioren is er de echtscheidingsgraad en de vaak financiële problemen bij die groep, gelet op het specifieke van hun loopbaansituatie.
Uit de data met betrekking tot de zorg, blijkt dat heel wat van de oudere, alleenstaande vrouwen wel opgenomen is in een zorgnetwerk. Waar deze vrouwen in een zorgnetwerk zitten, zijn zij meestal de primaire of secundaire zorgverleners. Wanneer men spreekt over thuiszorg en zorg, dan is men vooral over vrouwen bezig.
Het punt « geweld en onveiligheidsgevoelens » begint met de vaststelling dat hierover moeilijk gegevens te verzamelen zijn. Dit heeft te maken met het feit dat er bij de statistische data wordt opgedeeld of naar leeftijd of naar geslacht, maar te weinig de combinatie van de twee.
Belangrijk is dat, wanneer men het fenomeen van geweld en onveiligheid van naderbij bekijkt, er niet alleen mag worden gefocust op het openbare leven maar vooral naar de zorgsituatie en de thuissituatie van ouderen.
Bovendien is het reeds een gekend gegeven dat de onveiligheidsgevoelens veel groter zijn, indien deze gerelateerd worden aan de effectieve veiligheid, bijvoorbeeld op basis van de veiligheidsmonitor.
E. Participatie
Rijpere vrouwen zijn ondervertegenwoordigd in diverse beslissings- en adviesorganen. Amper een derde van de leden van de lokale seniorenadviesraden behoort tot het vrouwelijk geslacht.
Uit de feiten blijkt dat de vervrouwelijking in het parlement vooral een verjonging is. Terwijl meer dan de helft van de mannelijke senatoren en de mannelijke Vlaamse volksvertegenwoordigers boven de 50 is, zijn niet eens één vijfde van de vrouwelijke kamerleden ouder dan 50.
F. Gezondheid
Er wordt zeer sterk gefocust op dementie, niet omdat oudere vrouwen vatbaarder zouden zijn voor dementie dan mannen, maar wel omdat ze de « pech » hebben zo lang te leven dat ze meer kans hebben om met die ziekte in aanraking te komen.
Er bestaan slechts een beperkt aantal data om het verschil in consumptie in de gezondheidssector te duiden : oudere vrouwen gaan meer naar de dokter, krijgen meer medische behandelingen dan mannen.
Maar er zijn ook andere geluiden : oudere vrouwen hebben vaak veel meer zorg voor het nemen van medicaties, het opvolgen van consultaties, voor de mensen rondom hen, dan dat ze dat voor zichzelf stipt opvolgen.
G. Zorgfactor
Het zijn heel vaak vrouwen van middelbare leeftijd die met een diversiteit aan zorgvragen te maken hebben.
Bij het bekijken van residentiële ouderenzorg of ouderenvoorzieningen, zijn vrouwen, omwille van hun hogere levensverwachting, de grootste gebruikers.
III. HOORZITTINGEN
1. Hoorzittingen van 18 april 2006
1.1. Inleidende uiteenzettingen
1.1.1. De heer Oswald Van Ooteghem, penningmeester, en mevrouw Mie Moerenhout, directrice, OOK-Vlaamse Ouderenraad
De heer Van Ooteghem stelt vast dat er bij de mannelijke senatoren weinig aandacht is voor het thema.
Spreker stelt bovendien vast dat de voorliggende tekst een voorstel van resolutie is die enkel een moreel engagement van de ondertekenaars van de resolutie inhoudt. Voor de oudere vrouwen én mannen mag dit voorstel van resolutie niet beschouwd worden als een pijnstiller. Spreker wijst erop dat het in elk geval vaststaat dat België, vergeleken met de andere Europese landen, veruit de kleinste pensioenen kent.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad zou dan ook een wetsvoorstel met het oog op het optrekken van de laagste pensioenen in elk geval toejuichen. Van het gewaarborgd minimuminkomen voor een oudere, na aftrek van huur en andere kosten, blijft ongeveer slechts 8,70 euro per dag over om van te leven.
De globale opzet van het voorstel van resolutie wordt door het OOK-Vlaamse Ouderenraad toegejuicht mits een aantal opmerkingen :
1º armoede bij ouderen is niet uitsluitend een probleem van oudere vrouwen. Er zijn ook oudere mannen die in arme omstandigheden moeten leven.
2º de in de toelichting bij het voorstel van resolutie aangehaalde statistieken wat betreft de 100-jarigen, is niet meer « up to date » : er zijn in België 1400 personen die de kaap van 100 jaar hebben overschreden. 15 % daarvan zijn mannen.
Mevrouw Moerenhout licht het standpunt van het OOK-Vlaamse Ouderenraad als volgt toe :
het OOK en de Vlaamse Ouderenraad danken de werkgroep en het adviescomité voor de gelegenheid om hun standpunt ten aanzien van het voorstel van resolutie toe te lichten : als er over ouderen iets beslist/gepraat wordt, kan en mag dit niet gebeuren zonder de stem van de ouderen zelf te horen. Dit geldt ook voor vrouwen en oudere vrouwen : er kan niet over hen worden gepraat zonder hen zelf te betrekken, zonder hun stem te horen.
Vandaar het belang dat moet worden gehecht aan de oprichting van de federale Ouderenadviesraad. Het gaat om het mee-spreken en mee-beslissen, maar ook om een evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in deze processen. Dit mag echter niet ten koste van de kwaliteit gaan. Soms betreft het immers zeer specifieke, specialistische materies, zoals de thema's die aan bod komen in het Raadgevend Comité voor de pensioensector. Op dit ogenblik wringt hier soms het schoentje : meer oudere vrouwen hebben een lagere opleiding, minder bijscholing en minder beroepservaring. Dit probleem lijkt echter een probleem van voorbijgaande aard te zijn. Naarmate de tijd vordert, zullen er ook meer hoger opgeleide oudere vrouwen beschikbaar zijn.
De inhoudt van de voorliggende resolutie verbreedt het debat rond de vergrijzing. Het OOK-Vlaamse Ouderenraad juicht deze evolutie toe. Oorspronkelijk beperkte het debat van de vergrijzing zich immers enkel tot de pensioenen en de sociale zekerheid en de betaalbaarheid van de beide systemen. De vraag rijst echter of dit enkel op de vrouwen moet worden betrokken. Het OOK-Vlaamse Ouderenraad is voorstander van een inclusief beleid waar het kan, categoriaal waar het nodig is. Aan deze benadering komt het voorstel van resolutie dan ook tegemoet. Deze benadering trekt het OOK-Vlaamse Ouderenraad graag door naar een beleid voor ouderwordende mannen en vrouwen, met klemtonen voor de oudere vrouwen waar dit nodig is.
De premisse dat vergrijzing een absoluut vrouwenthema is, is dan ook te strak gesteld. Maar de expliciete aandacht die nodig is voor de pensioenen van oudere vrouwen bijvoorbeeld, moet dan ook worden gegeven.
Er zijn ook nog andere specifieke problemen waarmee voornamelijk oudere vrouwen worden geconfronteerd :
— frequenter voorkomen van lagere pensioenen;
— vaker belast met zorgtaken;
— mindere mobiliteit;
— meer kans op (meerdere) gezondheidsproblemen;
— meer onveiligheidsgevoelens.
De ouderenorganisaties worden voor en door mannen en vrouwen samen georganiseerd, uitzonderlijk een aparte groep voor oudere vrouwen maar dan binnen een organisatie van verschillende generaties (bijvoorbeeld KVLV). Het OOK-Vlaamse Ouderenraad is niet gewoon opsplitsingen te maken volgens sekse. De leidersfuncties worden inderdaad meestal door mannen opgenomen, ondanks het overwicht in aantal vrouwen in deze leeftijdscategorieën.
Ook als OOK-Vlaamse Ouderenraad is het moeilijk om gelijke aanwezigheid te verkrijgen. Een beperktere scholing, minder handvatten vanuit de arbeidsloopbaan, opgeslorpt door zorgtaken, het zelfbeeld, ... zijn beïnvloedende factoren.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad probeert hieraan echter te remediëren en te streven naar een gelijke aanwezigheid. Bij de samenstelling van de Vlaamse Ouderenraad is gesteld dat minimum 1/3 van de leden van het andere geslacht moeten zijn. Deze verdeling werd gehaald dankzij de extra inspanning van de grootste ouderenorganisaties.
Bij de keuze van de experten werd de 1/3 regel verscherpt tot een gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen, waarbij de vrouwen duidelijk meer kansen hebben gehad dan de mannen gezien het aantal kandidaten. (3 vrouwen, 9 mannen).
De meeste oudere vrouwen hebben gedurende hun leven verschillende zorgtaken opgenomen : vaak kinderen, later ook ouders en kleinkinderen, soms ook voor andere familieleden of personen die niet tot de familie behoren.
Het kan een kwestie van solidariteit worden genoemd dat er ook voor oudere vrouwen zorg wordt gedragen, wanneer dat nodig is of dat zij een beroep kunnen doen op de nodige professionele zorg, ook als hun financiële situatie beperkt is. Mogelijk moeten meer stimulerende maatregelen voorzien worden.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad is bezorgd over het effect van informatie aan jonge mensen over de nadelige effecten op hun pensioen als ze hun loopbaan onderbreken of deeltijds gaan werken. De noden en behoeften van dat moment zijn sterk aanwezig tegenover de pensioenleeftijd en het mogelijke inkomensverlies dat ver in de tijd ligt. Worden hier geen tegenstrijdige maatregelen genomen (aanmoedigen/kansen geven-ontraden) ?
Carrièreplanning, gezinsplanning en planning van rustperiodes kunnen mogelijk een andere koppeling krijgen, evengoed met aandacht voor hen die geen officiële arbeidsloopbaan uitgebouwd hebben. De normen zijn nu gebouwd op voltijdse en volledige loopbanen in tweeverdienersgezinnen. Een andere benadering kan ten goede komen voor oudere vrouwen van nu en in de toekomst.
Door hun voorgeschiedenis blijven oudere vrouwen meer onzichtbaar dan jongere vrouwen : onderzoek is niet alleen vroeger meer door mannen verricht, maar ook op maat van de man inhoudelijk uitgewerkt. In die zin is onderzoek dat telkens de verschillen en de gelijkenissen blootlegt een enorme kans op meer inzicht en aanpak waar nodig. Heterogeniteit komt zo meer aan het licht.
De in de resolutie geformuleerde vraag om de statistieken meer op te splitsen naar verschillende leeftijdscategorieën en per geslacht, ervaart het OOK-Vlaamse Ouderenraad als een pluspunt.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad scharen zich achter de stelling dat de mogelijkheden van vrouwen moeten worden erkend en dat hun competenties moeten worden gevaloriseerd.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad toont zich in deze ook een voortrekker : sedert 6 jaar wordt het OOK (en nu ook het OOK-Vlaamse Ouderenraad) voorgezeten door een « selfmade » laaggeschoolde vrouw. Zij is steeds geëngageerd geweest in verenigingen en vrijwilligerswerk en volgende allerlei vormingen op eigen initiatief.
Dergelijke kansen zouden meer vrouwen moeten krijgen.
Zoals in de resolutie wordt beklemtoond, is er in de media en in de reclame nog veel werk aan de winkel.
Ouderen, en misschien vooral oudere vrouwen vragen om hen te tonen zoals ze zijn, met de dingen waar ze mee bezig zijn. Dus niet enkel wie uit de band springt, niet enkel de sensatie. Oudere vrouwen zijn ook mooie vrouwen, zoals de dame van de reclame van Dove. Er bestaan echter ook zeer slechte voorbeelden, zoals de reclame van Vastiau-Godeau « getrouwd met een oud meubel ? » — waarbij een oudere vrouw in een sofa werd getoond. Het ging om de zetel ... maar toch.
Over het algemeen benadrukken de media en de reclame het negatieve maatschappijbeeld over ouder worden en vooral over oudere vrouwen. Oudere vrouwen worden sneller negatief afgebeeld dan oudere mannen.
Het negatief maatschappijbeeld dient te kantelen, maar reclame en media moeten daartoe gesensibiliseerd worden aangezien het correct-realistische beeld niet in hun vorming zit.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad heeft over dit thema ook reeds een memorandum uitgebracht met betrekking tot oudere vrouwen en mannen in de media.
Een pensioendebat, een debat over de vergrijzing mag niet enkel een toekomstdebat zijn. De huidige situatie vraagt evengoed maatregelen, vooral voor vrouwen die mindere kansen hebben gekregen, hun partner overleven, met meer gezondheidsproblemen worden geconfronteerd, minder kansen hebben gehad in het officiële arbeidscircuit met het lage pensioen als gevolg.
De digitale kloof is groter voor ouder wordende vrouwen dan voor oudere mannen.
Al te snel trappen we in de val en wordt de digitale kloof vergroot, niet alleen omdat de vaardigheid en inhoudelijke kennis er niet is, maar omdat informatie enkel of breder via het internet wordt verspreid.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad heeft dan ook aan de Nederlandstalige Vrouwenraad gevraagd de werkzaamheden van haar werkgroep « Oudere vrouwen » niet alleen via internet bekend te maken. Dit om een zo ruim mogelijke doelgroep te bereiken.
Het OOK-Vlaamse Ouderenraad wenst de in de resolutie voorgestelde dialoog tussen beleidsverantwoordelijken van gelijke kansen en ouderenbeleid te verruimen. Zowat alle beleid heeft zijn weerslag op ouderen.
De stem van de oudere vrouwen in de besluitvorming is belangrijk maar dit hoeft voor het OOK-Vlaamse Ouderenraad niet specifiek vanuit organisaties van oudere vrouwen te komen. Er bestaan immers maar weinig organisaties van oudere vrouwen. Volgende aandachtspunten in de resolutie vindt het OOK-Vlaamse Ouderenraad zeer belangrijk :
— mishandeling en misbehandeling van ouderen, in het bijzonder van oudere vrouwen;
— ondanks dat oudere vrouwen minder slachtoffer zijn van geweld, zijn de onveiligheidsgevoelens sterk aanwezig bij velen : de in de resolutie aangehaalde dialoog is in dit verband van groot belang;
— opleiding van hulpverleners voor ouderen en oudere vrouwen;
— meer aandacht in het algemeen onderwijs voor het verouderingsproces.
1.1.2. Hoorzitting met mevrouw Renée Coen, ondervoorzitter CAS (Coordination des associations des seniors)
Mevrouw Coen stelt het standpunt voor van de « Coordination des associations des seniors », die het equivalent is van het OOK. Deze coördinatie is anderhalf jaar geleden ontstaan. Zij vertegenwoordigt onder meer de Association francophone des universités de tous âges, de Confédération des pensionnés socialistes, Espace seniors (van het socialistische ziekenfonds), de Fédération indépendante des seniors, de Ligue libérale des pensionnés, de Union chrétienne des pensionnés, de Ligue des Familles.
De CAS is het eens met een groot aantal overwegingen die door het OOK zijn geuit. Zij verheugt zich over de oprichting van de Adviesraad voor ouderen. De problematiek van de oudere vrouwen is belangrijk en de CAS vindt dat de voorbereidende studie kwalitatief zeer goed scoort. Ook de mannen zijn echter betrokken partij en de oplossingen moeten samen met hen worden uitgewerkt. De gemengdheid is een steeds terugkerend thema in de vereniging.
De problemen die eigen zijn aan oudere vrouwen ontstaan niet van de ene dag op de andere. Net als de vorige spreekster, vindt mevrouw Coen dat het genderaspect reeds aan bod moet komen in de scholen. Men hecht niet genoeg belang, in het onderwijs, aan de rollenpatronen, het beeld van de vrouw en van de man en het beeld van de oudere persoon. De leerprogramma's zouden intergenerationele ontmoetingen moeten omvatten. Men zou zeer jong al de reclameboodschappen moeten leren ontcijferen en de reclamemakers op hun verantwoordelijkheid wijzen voor het beeld dat zij van de vrouw en in het bijzonder van de oudere vrouw creëren. Deze laatste is trouwens vrijwel volledig afwezig of wordt alleen gebruikt om te choqueren.
Mevrouw Coen deelt ook de bezorgdheid over de digitale kloof. Het is niet altijd nodig om grootschalige projecten te lanceren. Microkredieten bijvoorbeeld, die vaak aan vrouwen in ontwikkelingslanden worden gegeven, leiden tot opmerkelijk goede resultaten. Ook in België zou men kleine initiatieven moeten steunen.
Het idee dat men op iedere leeftijd kan leren, is fundamenteel. Men kan op iedere leeftijd leren omgaan met een GSM of met een computer. Men kan zich niet voorstellen wat een invloed een kleine opleiding van die aard kan hebben op de ouderen, die op die manier dan kunnen communiceren met hun kleinkinderen, die zich meer gewaardeerd voelen omdat ze een techniek onder de knie hebben, enz. De CAS wenst dat de plaatselijke initiatieven worden aangemoedigd, ook omdat het voor senioren belangrijk is deel uit te maken van een netwerk.
De CAS is verheugd over de betere organisatie van het vrijwilligerswerk, want ook dit is een manier voor senioren om actief te blijven en zich nuttig te voelen.
Mevrouw Coen herinnert er nog aan dat 22,5 % van de kiezers ouder zijn dan 65. Dat is één kiezer op vier. Dat is een belangrijke groep en men kan alleen blij zijn dat er nu aandacht aan wordt besteed.
1.1.3. Mevrouw Marie-Noëlle Vroonen-Vaes, ondervoorzitter van de Conseil des Femmes Francophones de Belgique (CCFB)
De CCFB en met name de commissie « vergrijzing » stelt de resolutie erg op prijs omdat ze een grondige analyse van de situatie van oudere vrouwen bevat en dankt de indieners.
De CCFB in zijn geheel heeft enkele opmerkingen :
1º men zou de populatie van de oudere vrouwen waarop de tekst betrekking heeft, moeten definiëren, hetzij door de definitie van de VN over te nemen (dit wil zeggen de vrouwen ouder dan 65), hetzij door een populatie af te bakenen ouder dan x jaar, op grond van reële situaties, wat het mogelijk maakt om deze populatie te vergelijken met de hele bevolking, al naar gelang van het geval (statistieken en indicatoren).
2º de resolutie behandelt op ongeordende wijze, aspecten van een problematiek die voorkomt in verschillende bevolkingsgroepen die zich in zeer verschillende situaties bevinden :
— de beroepsmatig actieve senioren, die aan het einde van hun loopbaan komen of geen baan hebben;
— de actieve zelfstandige senioren, wier carrière afgelopen is en die een rol spelen of wensen te spelen in de maatschappij;
— de meer passieve senioren die financieel, fysiek of psychisch afhankelijk zijn. Het begrip afhankelijkheid moet nog nader worden genuanceerd.
Kortom, de noden en situaties zijn erg verschillend, net zoals de oorzaken van ongelijkheid. De onderwerpen moeten dus worden gerangschikt en naar de verschillende bevoegde autoriteiten worden gestuurd.
Betreffende de 20 vragen aan de federale regering die in de esolutie worden geformuleerd :
De vragen 1 tot 5 zijn gegrond en belangrijk omdat zij de leefwereld en de problemen van oudere vrouwen beter zichtbaar maken. De tekst is echter niet duidelijk over de specifieke opdrachten van oudere vrouwen. Leeftijd heeft geen invloed op de maatschappelijke rol. Enkel de gezondheidstoestand kan een rol spelen. Voor de dialoog moeten de betrokken personen van alle leeftijden worden uitgenodigd en niet enkel de politieke verkozenen en de verantwoordelijken van de instellingen.
Wat de problemen inzake tewerkstelling, werkloosheid en integratie in het beroepsleven betreft, benadrukt de CFFB dat niet alleen oudere personen met deze problemen te maken krijgen, maar ook tal van andere kwetsbare groepen. Het creëren van risico-subgroepen en het treffen van maatregelen die andere categorieën werknemers zouden kunnen discrimineren, houdt bepaalde gevaren in. Dit beleid moet in zijn geheel worden bestudeerd. Met betrekking tot punt 6 vraagt de CFFB meer uitleg over het begrip « levensbreed leren ». De CFFB stelt ook voor de punten 7, 9 en 10 te groeperen. Als de werkgroep dat wenst, kan de CFFB een sneuveltekst voorbereiden.
In verband met het loopbaanplan (punt 11) zou het een goede zaak zijn indien een soepele formule kon worden uitgewerkt, die ook mannen ten goede zou komen, waarin voorzien wordt in een vast aantal jaren tijdens welke men de werkuren kan aanpassen en kan combineren met een inkomensvervangende premie in de periodes waarin niet wordt gewerkt.
Punt 20 is belangrijk en moet worden uitgediept. Vrouwen die kiezen voor zorgarbeid, doen dat zelden geheel uit vrije wil. Zij lijken daarvoor dé aangewezen persoon te zijn. Andere onderbreken hun carrière of maken gewoon geen carrière zonder te beseffen wat de gevolgen van die keuzes zijn. Zij moeten dus beter worden ingelicht. De CFFB herhaalt dat moet worden gewerkt aan individuele rechten zodat iedere persoon een continu parcours kan doorlopen.
Met betrekking tot ouderen die willen blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven, met name aan de besluitvorming, verwelkomt de CFFB de vraag over de « digitale snelweg » (punt 8). Als de financiële middelen daarvoor voorhanden zouden zijn, zou dit ook om de informaticasnelweg kunnen gaan. Welke bijkomende inspanningen zijn daar gepland ?
Met betrekking tot het verenigingsleven zijn er nog twee positieve punten (punten 13 en 14), op voorwaarde dat er goede animatoren ter beschikking worden gesteld en dat men ook rekening houdt met verenigingen die zich inzetten voor alle vrouwen. Wij dragen allemaal verantwoordelijkheid voor onze toekomst.
De gevolgen van de sociale zekerheid en de ongelijkheid van de pensioenen komen slechts beperkt aan bod (punt 12). De uitdrukking « specifieke kenmerken van de loopbaan van vrouwen » is niet eenduidig. Er bestaan allerlei soorten loopbanen en in andere gevallen is er nauwelijks sprake van een loopbaan. De vraag is echter van welke inkomsten de oudere vrouw gaat leven. De CFFB vindt in de tekst geen enkele oproep om de sociale zekerheid te hervormen en te trachten de rechten te individualiseren zodat rekening kan worden gehouden met het persoonlijke parcours van de vrouw (en de man) van A tot Z en een garantie te bieden voor een fatsoenlijk pensioen.
De punten 18 en 19 betreffen vrouwen van alle leeftijden. De CFFB wijst er enkel op dat mensen op hogere leeftijd vaker aan meer aandoeningen tegelijk lijden.
Verdere wordt nog gewezen op een aantal vragen in verband met veiligheid (punt 16), mishandeling (punt 15) en de aandacht voor dementie (punt 17). Er wordt niets gezegd over het stijgend aantal zelfmoorden. Er moet alleen worden gewezen op de noodzaak om mensen op te leiden die contact hebben met de ouderen, het statuut van deze mensen moet ook worden herzien zodat zij voelen dat hun werk erkend wordt en zij gemotiveerd zijn om hun werk te doen. De kwaliteit van de zorg hangt ook af van de werkomstandigheden en de motivatie, niet enkel van een positieve ingesteldheid.
De CFFB vindt geen enkele vraag over mobiliteit (een onderwerp dat ook andere bevolkingscategorieën aanbelangt), noch over de handelspraktijken die aan klanten worden opgelegd, technieken die ouderen verhinderen nog sociaal te functioneren door het gebruik van technische middelen op te leggen (of een codetaal) die deze generatie niet beheerst (administratieve documenten, bankdocumenten, verzekeringsdocumenten, — geautomatiseerde betalingen en geldafhalingen — wetgeving en praktijken die voortdurend veranderen maar waar geen uitleg over komt — drastische vermindering van het aantal loketten).
Ten slotte, en nog belangrijker, ontbreekt er een oproep tot het creëren van meer woongelegenheid die toegankelijk is voor en aangepast aan mensen op hogere leeftijd, maar ook van meer tijdelijke opvang van ouderen. Momenteel zijn er te weinig plaatsen en zijn ze te weinig gediversifieerd. Dit beleid moet passen in de algemene vraag naar huisvesting, de ontwikkeling van wijkinfrastructuur en collectieve diensten. Iedereen moet kunnen kiezen waar hij leeft, en daarom moet de Staat de creativiteit op dit vlak stimuleren en meer financiële steun bieden aan verenigingen die zich inzetten voor de integratie van de ouderen in het maatschappelijk leven.
1.1.4. Mevrouw Herlindis Moestermans, stafmedewerkster van de Nederlandstalige Vrouwenraad (NVR)
Binnen de NVR werd zeer recentelijk een werkgroep « Ouderen » opgericht. In het verleden werkte de NVR ook reeds rond het thema « ouderen » : zo werden er in 1999 aanbevelingen geformuleerd. Een nieuwe opstart leek echter het meest aangewezen om de thema's opnieuw te actualiseren en aan de hand daarvan aanbevelingen te formuleren.
De NVR heeft dan ook meer tijd nodig om de resolutie punt voor punt te becommentariëren.
De werkgroep « Ouderen » van de NVR vergaderde reeds twee maal. Er werd ondermeer een lijst van prioritaire thema's opgesteld. Deze thema's zijn zeer gelijklopend met de thema's die in de resolutie aan bod komen.
De NVR stelt voor om de volgende nieuwe thema's aan de resolutie toe te voegen :
— mobiliteit
— wonen
— leeftijdsdiscriminatie
De aanleiding om binnen de NVR opnieuw rond ouderen te werken, waren de discussies rond de eindeloopbaan en het Generatiepact in de tweede helft van 2005.
De NVR heeft dan ook in de eerste plaats gewerkt rond de discussie van de eindeloopbaan en het Generatiepact.
Er werd op de website van de NVR een dossier « ouderen » aangemaakt. Rond de eindeloopbaan en het Generatiepact zijn er reeds documenten raadpleegbaar op de website van de NVR (1) .
Wat het Generatiepact betreft, heeft de NVR een aantal paragrafen ontleed waarvan zij van oordeel is dat de gevolgen ervan verschillend zullen zijn voor vrouwen en mannen. In het Vrouwenraaddossier « Ouderen » werd ook de standpunten van de verschillende vrouwenorganisaties opgenomen en de NVR vraagt met aandrang om de aandachtspunten niet los te laten.
De Vrouwenraad zal de conferenties over vrouwen en pensioenen van de minister van Pensioenen, de heer Bruno Tobback, nauwgezet opvolgen.
In het Generatiepact staan een aantal maatregelen die volgens de Vrouwenraad voornamelijk oudere mannen ten goede komen, bijvoorbeeld :
— een lichtere job voor werknemers boven de 45 jaar met een zwaar beroep,
— het bonussysteem voor extra pensioenrechten voor wie na 60 jaar blijft werken,
— de gunstigere fiscale behandeling in de tweede pensioenpijler,
— het 4/5 tijdskrediet voor 55-plussers.
De Vrouwenraad ziet echter wel de volgende positieve maatregelen voor oudere vrouwen :
— er zal bij de berekening van het minimumpensioen rekening gehouden worden met de deeltijds gewerkte jaren,
— er worden voor 15 miljoen euro maatregelen getroffen ter verbetering van het pensioen voor personen met een atypische loopbaan,
— er zal een nieuwe definitie komen van « zware arbeid » : op deze wijze zullen er kansen voor vrouwen worden geboden.
De Vrouwenraad stelt echter vast dat de maatregelen zich voornamelijk concentreren op het einde van de loopbaan maar dat ongelijkheden voorkomen tijdens de ganse loopbaan. Het volstaat voor de Vrouwenraad dan ook niet enkel maatregelen te nemen aan het begin en aan het einde van de loopbaan.
De Vrouwenraad pleit dan ook voor een meer geïntegreerd beleid dat gericht is op de verbetering van voorwaarden die een betere combinatie van beroeps- en gezinsarbeid voor iedereen bereikbaar maken in verschillende domeinen. Dit zal ook gunstigere gevolgen hebben voor de problematiek van de ouderen. Er moet immers nagedacht worden op lange termijn en niet enkel op korte termijn. Er moeten nu reeds maatregelen getroffen worden voor jongeren zodat op langere termijn ongelijkheden bij ouderen worden weggewerkt.
Bij het tewerkstellingsbeleid bijvoorbeeld stelt de Vrouwenraad het volgende voor :
— maatregelen nemen ter verruiming van de tewerkstelling van mannen en vrouw,
— maatregelen nemen tot opheffing van de loonkloof tussen mannen en vrouwen,
— herbekijken van de definitie van voltijdse arbeid,
— maatregelen in het sociale zekerheidsbeleid : maatregelen in verband met individuele rechten : voor iedere afgestudeerde zouden individuele rechten moeten worden ingevoerd, met een systeem van een aantal gelijkgestelde dagen voor een aantal korte uitstapperiodes. Op die manier zou het systeem van afgeleide rechten kunnen uitdoven. Hetzelfde kan worden toegepast in de inkomstenbelasting bij het huwelijksquotiënt.
Algemene maatregelen die effecten op lange termijn moeten hebben, situeren zich in het aanbod van diensten, zoals de kwalitatieve en kwantitatieve kinderopvang, buitenschoolse kinderopvang, voldoende ouderenzorgvoorzieningen, buurtdiensten, ...
Tevens wenst mevrouw Moestermans ook aandacht te vragen voor de problemen rond de leeftijdsdiscriminatie.
De Vrouwenraad heeft hierover ook een dossier uitgebracht :
De Vrouwenraad is bij de opmaak van het dossier uitgegaan van de vigerende regelgeving ter zake :
— Artikel 13 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (2) ;
— Richtlijn 2000/78/EG voor de gelijke behandeling op het werk,
— Artikel 10 en 11 van de Grondwet, de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie en tot wijziging van de wet van 15 februari 1993 tot oprichting van een Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding.
In het Generatiepact van 11 oktober 2005 wordt uitdrukkelijk vermeld dat er op korte termijn noodzakelijke wetgevende initiatieven moeten genomen worden voor een herziening van de antidiscriminatiewetgeving. Voorts wordt vermeld dat de nationale wetgever de grenzen zal moeten bepalen voor het gebruik van de leeftijd als reden om mensen verschillend te behandelen, zoals voorzien door artikel 6 van de EU-richtlijn van 2000.
De Vrouwenraad is van oordeel dat deze paragraaf uit het Generatiepact in elk geval opvolging moet kennen.
Ook in het arbeidsrecht bestaan er reeds een aantal bepalingen die discriminatie op basis van leeftijd verbieden :
— de Wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling : o. m. verbod op het vaststellen van een maximumleeftijdsgrens bij werving en selectie van personeel, recht op outplacement vanaf 45 jaar, beschermingsmaatregelen voor oudere werknemers bij schorsing van arbeidsovereenkomst, ...
Op Vlaams niveau bestaat ook dergelijke regelgeving.
Mevrouw Moestermans licht de aanwezigen in over het bestaan van een studie voor Vlaanderen van het Steunpunt Gelijkekansenbeleid Vlaanderen van de Universiteit Antwerpen en de Universiteit Limburg met als titel « Meerwaarde en knelpunten van leeftijdsgrenzen in Vlaamse regelgeving en hun effect op oudere personen ».
Het betreft een aantal Vlaamse maatregelen ten voordele van :
— Vlaamse bevolking
— het personeel van de Vlaamse overheid
— mandatarissen.
De studie stelt vast dat er een aantal knelpunten bestaan bij het gebruiken van leeftijdsgrenzen maar dat het ook een bepaalde meerwaarde kan hebben.
Conclusie is echter dat daar waar leeftijdsgrenzen leiden tot leeftijdsdiscriminatie, het beleid in elk geval op zoek zal moeten gaan naar andere criteria.
De Vrouwenraad beveelt aan een dergelijke studie ook op het federale niveau door te voeren.
Ten slotte wijst mevrouw Moestermans erop dat de Vrouwenraad op dit ogenblik nog een aantal dossiers voorbereidt, zoals bijvoorbeeld het dossier « Pensioenen ».
De Vrouwenraad vraagt uitdrukkelijk dat, aangezien in de resolutie voornamelijk wordt gefocust op de wettelijke pensioenen, er ook zou stilgestaan worden bij de aanvullende pensioenen en de tweede pensioenpijler. Ook hier zijn immers de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen manifest aanwezig. Voor de derde pensioenpijler ontbreken blijkbaar de cijfers, het verdient dan ook aanbeveling deze statistieken te laten opmaken.
1.2. Gedachtewisseling
De voorzitster van de Werkgroep « Vergrijzing van de bevolking », Mevrouw Geerts, geeft toe dat de waarde van een resolutie inderdaad beperkt is maar dat een resolutie een sensibiliserende werking kan hebben en een inspiratiebron kan vormen voor wetgevend werk. Bovendien is het niet mogelijk om voor elk van de aanbevelingen onmiddellijk een wetgevend antwoord te formuleren.
Mevrouw Geerts is het eens met de sprekers dat armoede wel hoofdzakelijk een vrouwenprobleem is maar zeker niet uitsluitend. Er zijn echter toch een aantal indicaties die een specifieke invalshoek vanuit de « oudere vrouwen » verantwoorden.
Het blijft natuurlijk een discussiepunt : ofwel maakt men het zo ruim, ofwel focust men op een groep, maar er moet inderdaad gespecifieerd worden dat ook andere groepen met dergelijke problemen kunnen worden geconfronteerd.
Spreekster erkent dat een aantal punten wellicht meer expliciet moeten worden benadrukt in het voorstel van resolutie, zoals bijvoorbeeld de mogelijke ongelijkheden in de tweede en derde pensioenspijler.
Ten slotte benadrukt mevrouw Geerts dat een aantal punten niet in het voorstel van resolutie zijn opgenomen omdat het een bevoegdheid van de gemeenschappen betreft. Het is aan de parlementsleden om te zoeken naar andere kanalen om deze problemen aan te kaarten.
Mevrouw Zrihen dankt de sprekers voor hun bijdrage aan het debat. Zij wijst er nogmaals op dat de oprichting van de Adviesraad voor senioren (3) voor haar fractie erg belangrijk is en dat het goed zou zijn dat daarin een bijzondere specifieke commissie zou worden opgericht die transversaal zou kunnen zijn.
Het probleem is dat momenteel een toestand moet worden rechtgezet waarbij er in het verleden tal van leemten waren die zo goed mogelijk moeten worden gecompenseerd voor de generaties die er het slachtoffer van zijn geweest. Tezelfdertijd moeten wij vooruitkijken omdat de huidige economische situatie met maatregelen als dienstencheques, deeltijds werken en de systemen van de tweede en derde pijler voor de pensioenen, vrouwen in vreselijke situaties kan storten. We zijn er ons immers allemaal van bewust dat er in de huidige maatschappijstructuur tal van eenoudergezinnen zijn waarin alweer vrouwen de gezinsverantwoordelijkheid dragen. Zij zijn bovendien een belangrijke doelgroep in de begeleidingsplannen voor werklozen. Zij worden gedwongen opnieuw te gaan werken maar dat moet in zeer moeilijke omstandigheden. Er bestaan immers nog steeds geen systemen voor de begeleiding van vrouwenarbeid. Zij stellen vaak vast dat zij enorm veel sociale voordelen verliezen als zij opnieuw gaan werken. In de komende jaren kan de situatie dus nog verergeren.
Het is belangrijk via een resolutie uit te leggen dat de situatie van vrouwen een specifiek punt is en dat er aandacht moet zijn voor het hele generatiepact waarin het gedeelte betreffende de vrouwen nauwgezet moet worden gevolgd.
Volgens mevrouw Zrihen blijven de eisen die in deze resolutie staan niet zonder gevolgen. Men moet zich dan ook beperken tot de federale bevoegdheden.
Een ontwerp van resolutie moet duidelijk genoeg zijn om een follow-up ervan mogelijk te maken en om bijvoorbeeld over twee jaar een evaluatie te kunnen maken.
Het werk dat gedaan moet worden, moet gemengd zijn : vrouwen en mannen moeten, afhankelijk van hun leeftijd, zich resoluut inzetten om deze nieuwe generatie te creëren.
Mevrouw Zrihen benadrukt dat er momenteel vrouwen zijn aan wie men op de arbeidsmarkt koudweg zegt : « Mevrouw, u bent 45 jaar, en te oud. » Mannen van die leeftijd krijgen te horen dat hun ervaring nog nodig is.
Mevrouw Vroonen-Vaes stelt vast dat er meerdere onderwerpen in de resolutie staan waarvoor de gewesten en gemeenschappen bevoegd zijn : een deel van de gezondheid, opleiding, werk zoeken, culturele verenigingen, ...
Maar de CFFB heeft er toch over gesproken omdat de vereniging meent dat de aandacht van de federale regering gevestigd moet worden op de samenwerking met de gewesten en de gemeenschappen. Ze moeten samen werken aan een goed beleid voor de periode na het pensioen.
De doelstelling moet zijn te werken in een duurzame omgeving. Momenteel heeft de samenleving niet genoeg respect voor oudere vrouwen.
Mevrouw Coen vindt het goed dat in de tekst van de resolutie gewag wordt gemaakt van een « proactief beleid ». Zij apprecieert ook dat de tekst het heeft over creativiteit. Het verheugt haar eveneens dat in de lessen over gsm en informatica, georganiseerd door de CAS, de grote meerderheid van de deelnemers vrouwen zijn.
Mevrouw Moerenhout vraagt of het mogelijk is om aan de tekst van de resolutie nog een paragraaf toe te voegen die alleenwonende oudere vrouwen betreft. Zij worden meer dan anderen geconfronteerd met problemen inzake mantelzorg, netwerken, mobiliteit, ...
Hierbij aansluitend deelt mevrouw Moestermans mee dat de NVR in zijn nieuwe werkgroep ook specifieke aandacht wenst te besteden aan de allochtone oudere vrouwen en de oudere holebi's.
Mevrouw Geerts wijst er in dit verband op dat de Senaat vorig jaar een resolutie aannam « tot erkenning van de specifieke problematiek van oudere holebi's in België ».(stuk Senaat, nr. 3-703/4)
De Heer Van Ooteghem stelt volgende wijziging aan de aanhef van de resolutie voor : « De vergrijzing van de bevolking is absoluut een vrouwenprobleem » wijzigen in « de vergrijzing van de bevolking is hoofdzakelijk een vrouwenprobleem. »
Mevrouw Geerts dankt de heer Van Ooteghem voor zijn opmerking maar wijst er op dat de tekst van de aanbevelingen wel voor amendering vatbaar is, maar dat dit niet het geval is voor de tekst van de toelichting. Maar zij neemt de suggestie van de heer Van Ooteghem in elk geval mee voor de toekomst.
2. Hoorzittingen van 16 mei 2006
2.1. Inleidende uiteenzettingen
2.1.1. Mevrouw Khadija Aznag, Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen
Het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen heeft vastgesteld dat alle thema's die in het voorstel van resolutie worden aangegeven, ook van toepassing zijn voor de allochtone oudere vrouwen en allochtone ouderen in het algemeen.
Toch zijn er een aantal specifieke problemen die eigen zijn aan de etnische minderheden. Het gaat hierbij niet alleen om de gekende etnische culturele minderheden, zoals de Marokkanen en de Turken, maar ook de Latijns-Amerikaanse vrouwen en de andere nieuwkomers.
Het Steunpunt voor allochtone vrouwen en meisjes had in de resolutie ook graag een apart punt daarover opgenomen gezien.
Vervolgens overloopt de spreekster de tekst van het voorstel van resolutie en bekommentarieert punt voor punt :
CONTEXT
De vaststelling dat het aandeel van oudere vrouwen in de samenleving groeit, maar dat zij toch relatief onzichtbaar blijven, geldt zo mogelijk nog meer voor oudere allochtone vrouwen.
Het betreft immers de groep van de migranten van de eerste generatie. Deze groep is doorgaans minder toegankelijk en zit meer ingebed in een familiestructuur van waaruit de oudere allochtone vrouwen niet naar buiten treden.
Vanuit de hulpverlening stelt men volgende twee fenomenen vast : ofwel worden de oudere allochtone vrouwen opgevangen door de familie en wordt er bijna geen beroep gedaan op externe hulpverlening, ofwel komen oudere allochtone vrouwen op zichzelf te staan. Dit doet zich voornamelijk voor met weduwen.
Dit nieuwe fenomeen is nog niet wetenschappelijk onderzocht. Vandaar het voorstel van het Steunpunt voor allochtone vrouwen dat de overheid hierover statistisch materiaal zou verzamelen over de leefsituatie van 65-plussers van allochtone afkomst.
Er is bij de allochtone organisaties tot nog toe weinig of geen interesse voor de ouderen. Zij werken vooral met jongeren en de actieve bevolking. De enige plaats waar oudere Moslims bijvoorbeeld samenkomen, is de moskee. De enige actie die in de moskeën wordt opgezet voor deze doelgroep is van religieuze aard. Het gaat vooral over het organiseren van de pelgrimstocht naar Mekka en alles wat de repatriëring van de overledenen betreft naar het land van herkomst.
TOELICHTING PER THEMA
A. Beeldvorming
De oudere allochtone vrouwen zijn niet aanwezig in het beeld van de media of de reclame.
B. Sociaal-maatschappelijke positie
B1. Scholing en diploma's
Bijna 99,9 % van de oudere allochtone vrouwen is analfabeet en kent bijna geen Nederlands of Frans.
B2. Plaats op de arbeidsmarkt
Bijna 99,9 % van de oudere allochtone vrouwen heeft nooit een plaats op de arbeidsmarkt gehad. Op een paar uitzonderingen na, waren zij allemaal huisvrouw. Zij hebben dan ook geen pensioenrechten opgebouwd.
Als deze vrouwen op de werkvloer terecht kwamen, dan was dit bijvoorbeeld na een echtscheiding of een overlijden van een echtgenoot. Op die manier zijn deze vrouwen echter op latere leeftijd toegetreden op de arbeidsmarkt. Er zijn hierover echter weinig gegevens gekend.
De zin « Belgen werken tijdens hun volwassen periode bijzonder hard en veel » in de resolutie (stuk Senaat, nr. 3-1589/1, blz.4) is volgens het Steunpunt ongelukkig geformuleerd. Deze stelling gaat evenzeer op voor niet-Belgen en zeker voor de migranten van de eerste generatie die om principiële redenen de nationaliteit van het land van herkomst wensen te bewaren.
C. Economische positie
C1. Inkomen en C2. Pensioen
Aangezien heel wat migranten geen volledige loopbaan hebben kunnen uitbouwen, hebben zij vaak geen recht op een volledig pensioen. Velen moeten het stellen met het gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Om in aanmerking te komen voor dit gewaarborgd inkomen, moet echter aan heel wat administratieve verplichtingen worden voldaan (4) .
Zeker voor de allochtone oudere vrouwen die altijd huisvrouw zijn geweest en weduwe worden, is het voldoen aan de administratieve verplichtingen niet eenvoudig.
Een specifiek probleem voor de oudere allochtonen vormt de voorwaarde dat genieters van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden niet meer dan 30 dagen per jaar in het buitenland mogen verblijven (5) .
Vaak verkiezen oudere allochtonen om langer in het land van herkomst te vertoeven. In voorkomend geval, worden de genieters van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden verplicht elke kalendermaand die de toegestane periode van 30 dagen overschrijdt, het gewaarborgd inkomen terug te betalen.
Dit betekent voor vele betrokkenen een onaangename en vaak onverwachte aderlating.
Geschillen hieromtrent werden reeds behandeld door de arbeidsrechtbank. De betreffende arbeidsrechtbank was van mening dat de bevoegde administratieve diensten maar afspraken moesten maken met de betrokkenen om terugvorderingen a posteriori te vermijden.
De administratieve last heeft zelfs voor gevolg dat verscheidene betrokkenen reeds te kennen gaven dat zij, omwille van deze last, nog liever afstand zouden doen van dit gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Het feit dat allochtone ouderen en zeker allochtone oudere vrouwen geen lid zijn van middenveldorganisaties, heeft voor gevolg dat zij niet goed op de hoogte zijn van hun rechten en plichten en dat er ook geen verenigingen zijn die hun belangen behartigen.
De gemeenten treden onvoldoende pro-actief op om de individuele rechthebbenden in hun gemeenten van allerlei rechten en faciliteiten op de hoogte te brengen. Zij nemen in deze vaak enkel slechts contact op met de belangenorganisaties. Voor het overige moeten de ouderen zich zelf rechtstreeks tot de gemeentediensten wenden.
Zo zijn de oudere allochtonen in Limburg wel beter op de hoogte, bijvoorbeeld dankzij de seniorenclubs van de mijnen, ...
Oudere allochtone vrouwen die alleen komen te staan, moeten voor de eerste maal in hun leven zelf op zoek gaan naar de juiste informatie over hun rechten en plichten bij verscheidene instanties. Aangezien er bij deze groep nog steeds een taalprobleem bestaat, geraken deze vrouwen niet aan de juiste informatie.
Vanwege het middenveld is er voor deze doelgroep ook geen informatie voorhanden.
Vaak bestaan er ook nog administratieve banden met het land van herkomst (sommigen hebben bijvoorbeeld nog een domicilie in het land van herkomst of hebben pensioenrechten opgebouwd in het land van herkomst via de professionele activiteiten van hun echtgenoot), maar daarover is vaak ook geen informatie beschikbaar.
In elk geval bestaat er bij de oudere allochtone vrouwen een duidelijke vraag naar taallessen in het Nederlands en taallessen in de taal van het land van herkomst.
Op de vraag naar meer Nederlandse taallessen wordt door de reguliere structuren niet ingegaan omdat zij zich voornamelijk richten op jongeren en nieuwkomers. Zelfs voor deze laatsten zijn er reeds wachtlijsten.
D. Vrouwen en relaties
D1. Burgerlijke staat en netwerken
Het Steunpunt voor allochtone vrouwen en meisjes sluit zich volledig aan bij volgende paragraaf :
« De levenssituaties van vrouwen, hun hogere levensverwachting, hun lager opleidingsniveau en hun minder gunstige inkomenssituatie hebben een grote invloed op de kansen die ze krijgen en op de moeilijkheden die ze hebben op het vlak van sociale integratie, participatie en andere sociale aspecten. » (stuk Senaat, nr. 3-1589/1, blz. 9)
Een daaraan gekoppeld probleem voor de oudere allochtone vrouwen is de vereenzaming. Dit geldt vooral voor oudere vrouwen die niet zo ingebed zijn in de familie. Het Steunpunt ontvangt bijvoorbeeld signalen uit Limburg dat sommige Turkse oudere vrouwen die op latere leeftijd alleenstaande geworden zijn, problemen hebben met zelfredzaamheid.
Bovendien heeft de bij de migranten bestaande inbedding van oudere vrouwen in de familiestructuur zowel voor- als nadelen. Soms leven zij op gespannen voet met de schoondochters die uit het land van herkomst komen, soms wordt beslist de oudere vrouwen apart te laten gaan wonen.
De echtscheidingsgraad bij oudere allochtone vrouwen is niet zo groot maar er is wel het probleem van de verstoting. Soms komen vrouwen pas bij het overlijden van hun echtgenoot te weten dat zij verstoten zijn. De Belgische overheden stoten dan op allerlei problemen die betrekking hebben op internationaal privaatrecht.
Vele oudere allochtone vrouwen werden op zeer jonge leeftijd moeder. Dit heeft voor gevolg dat er nogal wat 65-jarige overgrootouders bestaan.
Bovendien wordt op hen nog heel veel beroep gedaan voor de verzorging en opvoeding van de kleinkinderen en achterkleinkinderen.
Zo blijkt uit onderzoek dat meer dan 35 % van de allochtone grootouders van kinderen in het basisonderwijs instaan voor de opvang van de klein kinderen.
Dit gaat soms zelfs zover dat, wanneer de ouders een zeer druk professioneel leven hebben, de kinderen gaan inwonen bij de grootouders en dat aan deze grootouders het kindergeld wordt overgemaakt door de bevoegde diensten.
Dergelijke situatie heeft zowel voor- (bijvoorbeeld betrokkenen voelen zich nuttig) als nadelen (overbevraging, intrafamiliale spanningen, ...).
D2. Geweld en onveiligheidsgevoelens
In Limburg hebben de vluchthuizen bovendien een aantal gevallen gemeld waarbij oudere allochtone vrouwen zich bij hen hadden aangemeld omwille van intrafamiliaal psychologisch geweld.
Aangezien er toch af en toe gevallen van huishoudelijk geweld worden gesignaleerd, is het raadzaam dat er hiernaar verder onderzoek zou gebeuren.
De overgrote meerderheid van allochtone oudere vrouwen heeft geen rijbewijs en is voor mobiliteit volledig aangewezen op familieleden of het openbaar vervoer.
E. Participatie
Er bestaat geen participatie van oudere allochtone vrouwen in de diverse structuren.
Bij de oudere allochtone mannen zijn er vormen van participatie via de vakbondsorganisatie, via het bedrijf of via de sportclubs (bijvoorbeeld het voetbal).
F. Gezondheid
Ook hier vormt het grootste probleem het taalprobleem, vooral in de relatie tot de zorgverleners. Dit geldt zeker zo voor de — veel voorkomende — psychosomatische problemen. Bovendien staan de migranten van de eerste generatie ook niet open voor een medisch-psychologische benadering van het probleem, maar veeleer voor een religieuze of spirituele benadering.
De punten in de resolutie met betrekking tot toegang tot de medische hulpverlening zijn perfect van toepassing op de oudere allochtone vrouwen.
De infocampagnes die rond de menopauze worden gehouden, bereiken onvoldoende de oudere allochtone vrouwen.
G. De zorgfactor
Bij de oudere allochtone vrouwen bestaat er zeer veel angst om afhankelijk te worden van de eigen kinderen en kleinkinderen. Dit heeft voor gevolg dat sommige vrouwen ervoor opteren terug te gaan naar hun land van herkomst, wat heel wat administratieve plichtplegingen met zich meebrengt. Hierover zijn de betrokkenen onvoldoende geïnformeerd. Zij zijn enkel goed op de hoogte van de procedure voor repatriëring ingeval van overlijden. Hiervoor zijn hun verzekeringen wel in orde. Dit kan verklaard worden door het feit dat de eerste generatie migranten nog steeds een nauwe band heeft met het land van herkomst.
Veel oudere allochtone vrouwen nemen de zorg op zich van hun echtgenoot. De externe pleegzorg wordt dan ook vaak geweigerd om traditioneel-culturele redenen.
Ook in het geval dat oudere allochtone vrouwen hulpbehoevend worden, wordt ervan uitgegaan dat dochters of schoondochters de zorg op zich nemen.
Het Steunpunt voor allochtone vrouwen en meisjes roept de diensten van de thuiszorg op zich meer open te stellen voor de culturele eigenschappen van de oudere allochtonen.
Bij wijze van conclusie wijst mevrouw Aznag erop dat allochtone oudere vrouwen toch met specifieke problemen worden geconfronteerd. Gezien hun jonge huwelijksleeftijd, verdienen deze grootmoeders en soms overgrootmoeders in elk geval een opwaardering binnen onze maatschappij, hetzij omwille van hun verdienste in de opvang van kleinkinderen en achterkleinkinderen, hetzij omwille van hun ondersteunende rol binnen de familie op andere vlakken, ...
Bij het naar buiten treden uit de familieverbanden, worden deze vrouwen vaak nog geconfronteerd met taalproblemen. De zorgverlenende instanties zouden, in hun handelen met de oudere allochtonen, oog moeten hebben voor een interculturele aanpak.
Tevens is het ook belangrijk dat wordt ingespeeld op de emancipatorische vraag van de oudere allochtone vrouwen naar taallessen in het Nederlands en in de taal van hun land van herkomst en naar lessen in het gebruik van Internet.
Ten slotte moet er aandacht geschonken worden aan de vaak voorkomende psychosomatische klachten van oudere allochtone vrouwen.
Vaak worden allochtone weduwen ook geconfronteerd met heel wat juridische problemen inzake internationaal privaatrecht, bijvoorbeeld inzake de erfenisrechten, verstoting, ...
2.1.2. Mevrouw Nouzha Bensalah, Groupe féminin pluriel
De Groupe féminin pluriel is een federalistische structuur waarin eerstelijnsorganisaties die werken met migrantenvrouwen zich verenigd hebben.
De toelichting van dit voorstel van resolutie schetst vrij algemeen de grote vragen die te maken hebben met het ouder worden van vrouwen. Alle punten zouden echter moeten worden uitgediept in het licht van de specifieke problematiek van oudere migrantenvrouwen.
Hier volgen een aantal punten om de specifieke situatie van deze vrouwen beter te begrijpen.
Er wordt één enkele keer verwezen naar migrantenvrouwen door hen aan te duiden met de term « allochtonen ». De gebruikte termen moeten goed worden gedefinieerd. Is een oudere Marokkaanse vrouw die in België aankwam toen zij vijf jaar oud was een allochtone ? Is een jonge vrouw van twintig die geboren is in België uit Marokkaanse ouders een allochtone ? Er kan beter worden gewerkt met de termen « van vreemde afkomst » of « afkomstig uit arbeidsmigratie ». Met die laatste term worden de vrouwen ingepast in een sociologische en culturele erfenis die zij gemeenschappelijk hebben met alle vrouwen van de omgeving van de Middellandse Zee die naar België zijn gekomen in het kader van een economisch proces. Al deze vrouwen komen uit patriarchale maatschappijen.
De groep oudere vrouwen is heterogeen. Dat geldt ook voor de groep oudere vrouwen afkomstig uit migratie. Deze heterogeniteit heeft te maken met het land van oorsprong, de cultuur, de religie, maar ook met het migratietraject, dat wil zeggen met de ervaring die deze vrouwen hebben met de Belgische maatschappij. Sommige vrouwen werden vrij goed beschermd terwijl andere vrij snel te maken kregen met moeilijkheden op de arbeidsmarkt, de opvoeding van hun kinderen, delinquentie en drugsproblemen.
Het ouder worden van vrouwen binnen migrantengemeenschappen is een weinig zichtbaar probleem. Deze vrouwen hebben vooral geïnvesteerd in hun privé- of familieleven. Er zijn weinig aanwijzingen over hoe zij geleefd hebben en vandaag leven.
Van bij het begin zijn de vrouwen uit deze milieus actrices van de tweede lijn, wier rechten ondergeschikt waren en zijn aan het statuut dat hun man had. Deze positie maakt hen enorm kwetsbaar en de kleinste hindernis op hun parcours weegt zwaar door.
« Les processus migratoires, les cultures et les rapports sociaux des sexes ne constituent pas trois éléments indépendants qu'on peut traiter de façon isolée, se contentant ensuite de les rassembler. Il s'agit en effet de rapports qui s'entrecroisent et se renforcent mutuellement. Le statut des femmes immigrantes est indissociable des rapports sociaux ethniques et des rapports de sexes et notre manière d'envisager la culture dite immigrée ou ethnique est liée au processus qui lie les milieux majoritaires et les milieux minoritaires. » (Extrait du colloque « Les femmes de l'immigration : des clés pour l'égalité », ministère de l'emploi et du travail, 2001).
Bij het beoordelen van de ouder wordende migrantenvrouwen mag niet worden vergeten dat het leven van deze vrouwen in het teken stond van de migratie. Zij kunnen niet worden verwezen naar culturele schema's die hen losmaken van hun eigen sociale en culturele parcours. Het op elkaar aansluiten van het sociale en het culturele aspect is van fundamenteel belang.
Scheiding, echtscheiding, overlijden van de echtgenoot, het zijn dramatische evenementen in het parcours van deze vrouwen. Daarbij komen nog polygamie en verstoting. Zij hebben niet de mogelijkheid om goederen die in hun land gebleven zijn op te eisen.
De weinige studies die zijn verricht over migrantenvrouwen tonen aan dat zij massaal actief zijn in het zwartwerk. Zo zijn zij de eerste uitgeslotenen van de werkloosheid. Hun toegang tot de arbeidsmarkt is meestal verkort. Op latere leeftijd bevinden zij zich in situaties van extreme armoede, isolement, en moeten zij de problemen van hun naaste familie oplossen.
Het beeld dat wij hebben van de Mediterrane samenlevingen, is dat de oudere mensen worden verzorgd door de jongere generaties. Uit studies die met name aan de UCL zijn verricht, blijkt dat de jongeren het moeilijk hebben met het vinden van een baan, een opleiding of huisvesting, en dat de oudere generaties zich nog over hun nakomelingen ontfermen en eventueel zelfs over de nakomelingen van hun kinderen.
Nu sedert de jaren zeventig het nut van arbeidsmigratie afneemt, wil de maatschappij deze bevolking niet meer zien. Het lijkt wel of hun bestaan soms zelfs ontkend wordt. Op sociaal en politiek vlak moeten deze mensen, hun aanwezigheid en hun rechten, worden erkend.
Sedert de jaren zestig is de aanwezigheid van vrouwen in België gezien als een transgressie. Het is arbeidsmigratie. België is een arbeidsmaatschappij en dus een mannenmaatschappij. Vrouwen hebben daar slechts een bijrol in.
Het opkomen van het communautarisme en de religie in de actualiteit leidt tot een herconditionering en een diskwalificatie van de populaire islam, die precies door die oudere mensen wordt vertegenwoordigd. Alle voorstellingen die we hebben van oudere mensen in de traditionele samenlevingen zijn niet langer actueel.
Deze eerste migrantengeneratie is kwetsbaar, nog meer als ze ouder zijn. De vrouwen worden als eerste gemarginaliseerd. Zij zijn niet langer beschermd. Deze bevolking moet veel informatie krijgen. Aangezien zij de taal van het land niet beheersen en de instellingen niet kennen, moeten zij kunnen rekenen op hun familieleden en als zij die niet hebben op gemeenschapsstructuren zoals moskeeën, cafés, en zo verder. Voor hen is het belangrijk dat zij in volkswijken leven vlak bij deze structuren.
Het gemeenschapsleven heeft ook een keerzijde. Als een vrouw in een echtscheiding terechtkomt, of wordt verstoten, staan de verschillende gemeenschapskringen daar om haar te herinneren aan haar plicht om te gehoorzamen en zich te onderwerpen. Breken met deze kringen kan enkel als de vrouw contact heeft met verenigingen van buitenstaanders.
2.1.3. Mevrouw Rachida El Idrissi, Commission Femmes Maghrébines
Spreekster werkt in de eerstelijnszorg, in het « centre familial belgo-immigré » van Sint-Gillis.
De vrouwen van de eerste generatie immigranten hebben niet de kans gekregen de taal te leren en het is duidelijk dat dit het eerste probleem is waarmee ze worden geconfronteerd. Bovendien zijn ze analfabeet. Ze zijn dus voor alle administratieve formaliteiten afhankelijk van de sociale dienstverlening.
De gezondheid, zowel lichamelijk als geestelijk, is een andere probleemsector. Wanneer de kinderen gehuwd zijn en de man soms al overleden is, blijven de vrouwen alleen achter. Hun enige contact met de buitenwereld is de sociale dienst van de buurt, die naar hen luistert. Hoe kan men zich laten verzorgen door een arts of een psychiater wanneer men dezelfde taal niet spreekt ?
Vaak leven die vrouwen van de IGO (Inkomensgarantie voor Ouderen), wat ze gezien hun verleden als onrechtvaardig beschouwen. Bovendien is dat inkomen afhankelijk van hun aanwezigheid op het grondgebied. Ze mogen het land slechts 25 dagen per jaar verlaten. Ze ervaren het als een vorm van gevangenisstraf.
De dood is een belangrijke zorg, die met hun cultuur te maken heeft. Die vrouwen wensen in hun land te worden begraven, volgens de moslimgebruiken bijvoorbeeld. Ze hebben niet altijd de middelen om een uitvaartverzekering te betalen.
Zelfs wanneer de kinderen voor hun bejaarde ouders willen zorgen, hebben ze daar niet altijd de middelen toe. Er moet dus een beroep worden gedaan op de gemeenschapsvoorzieningen. Maar net als scholen en werkgevers, deinzen ook rusthuizen ervoor terug immigranten op te nemen, omdat ze vrezen de reputatie van de instelling te schenden.
Het bestaan en de inbreng van de migrantengemeenschappen moeten politiek worden erkend. De bejaarde vrouwen vragen zich af hoe hun gemeenschap in de herinnering zal voort leven.
Er is al veel gezegd over interculturele problemen op school, maar die zijn ook een aspect van de vergrijzing. De migrantenbevolking heeft geen toegang tot informatie over de vergrijzing, de ouderdomsziekten, de antwoorden die men daarop poogt te geven.
Allochtone vrouwen schrikken ervoor terug een beroep te doen op huishoudelijke hulp, ook al kunnen ze zelf het huishouden niet meer beredderen. Ze voelen zich vernederd en ook heel ongelukkig.
In de zorginstellingen houdt men geen rekening met die vrouwen en hun schaamtegevoel wanneer zij zich bijvoorbeeld door een verpleger moeten laten wassen. Men houdt geen rekening met hun behoeften, zoals het vieren van de religieuze feestdagen. Vooral in de opvangstructuren moeten de medewerkers bewust worden gemaakt van die situatie.
2.2. Gedachtewisseling
De voorzitster van de Werkgroep « Vergrijzing » en hoofdindienster van de resolutie, mevrouw Geerts, dankt de spreeksters voor hun bijdrage.
Tevens wenst zij volgende punt te verduidelijken. In punt B2 van de resolutie « Plaats op de arbeidsmarkt » is er sprake van het feit dat « Belgen » zeer kort zeer hard werken.
« Belgen » stond in deze ter vergelijking met andere Europese landen. Mevrouw Geerts erkent wel dat deze uitspraak wat ongelukkig is geformuleerd en dat er wellicht beter het volgende had gestaan : « In België wordt kort en hard gewerkt ».
Mevrouw Zrihen dankt de spreeksters voor hun belangrijke bijdrage. Zij verklaart als rapporteur persoonlijk zeer attent te zullen zijn op de terminologische herschrijving van de resolutie om alle gevoeligheden op een correcte wijze te vatten.
Zij heeft begrip voor de moeilijke positie waarin de oudere allochtone vrouwen zich bevinden. Zij hebben zich niet zo kunnen innestelen in hun gastland als de jongere generaties. Dit is des te pijnlijker wanneer de jongere generatie niet meer in staat is of onvoldoende de tijd heeft om deze oudere vrouwen op te vangen.
Mevrouw Zrihen verklaart er voorstander van te zijn om een aparte bepaling op te nemen over de « femmes issues de la migration et de l'immigration ».
Mevrouw Zrihen is er tevens voorstander van om binnen de schoot van de op te richten federale Adviesraad voor Ouderen een specifieke commissie op te richten voor de oudere allochtone vrouwen.
Spreekster is bovendien van oordeel dat in het voorstel van resolutie de nadruk moet gelegd worden op het feit dat er maatregelen moeten getroffen worden op korte termijn om de situatie van oudere allochtone vrouwen te veranderen. Ook moet er nu reeds nagedacht worden over maatregelen om de situatie binnen 10 tot 20 jaar veranderd te hebben. Éénieder heeft recht op een menswaardige oude dag, ook in de verzorgingsinstellingen.
De voorzitster van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, mevrouw Pehlivan, dankt op haar beurt de spreeksters.
Eén van de belangrijkste boodschappen is volgens haar dat er in elk geval wetenschappelijke gegevens moeten worden verzameld over het fenomeen van de oudere allochtone vrouwen.
Zij stelt voor om in de resolutie één paragraaf op te nemen over de situatie van de oudere allochtone vrouwen. Spreekster sluit zich voorts aan bij het voorstel van mevrouw Zrihen, rapporteur, om een specifieke commissie te voorzien in de op te richten federale Adviesraad voor Ouderen.
De problemen die zich nu aandienen met de oudere allochtone vrouwen van de eerste generatie zullen immers alleen maar groter worden, aldus mevrouw Pehlivan. De huidige 50-ers hebben immers hetzelfde profiel als de huidige 65-plussers : laaggeschoold, analfabeet, Nederlands- of Fransonkundig, ...
Mevrouw Hermans, rapporteur, verklaart zich bewust te zijn van het feit dat oudere allochtone vrouwen met problemen worden geconfronteerd. Maar zij heeft de indruk dat deze problemen vaak gelijklopend zijn met de problemen waarmee oudere autochtone vrouwen worden geconfronteerd. Zij is er dan ook geen voorstander van om over de oudere allochtone vrouwen in de resolutie een apart punt op te nemen. Dit lijkt haar niet nodig. Zij vindt dit een stap achteruit in het integratieproces. Maar zij heeft wel begrip voor de problemen waarmee de oudere allochtone vrouwen van de eerste generatie worden geconfronteerd. De vrouwen van de tweede en de derde generatie moeten nu toch al weten dat ons sociaal systeem open staat voor iedereen die op Belgische bodem verblijft. Maatregelen voor oudere vrouwen zijn het best maatregelen voor alle oudere vrouwen, zonder onderscheid.
Mevrouw Geerts verklaart begrip te hebben voor de redenering van de vorige spreekster. Zij is wel van oordeel dat in de resolutie moet worden vermeden dat de oudere vrouwen als een homogene groep zouden worden behandeld. Dit zijn zij zeker niet. Het betreft immers een zeer heterogene groep. Vandaar haar voorstel om aan de resolutie een apart punt toe te voegen betreffende de heterogeniteit van de groep van oudere vrouwen in onze samenleving. De heterogeniteit manifesteert zich op volgende vlakken : leeftijd, etnische afkomst, seksuele geaardheid (cf. Voorstel van resolutie tot erkenning van de specifieke problematiek van oudere holebi's in België), ...
Mevrouw Aznag (Steunpunt voor allochtone vrouwen en meisjes) wijst erop dat het zeer moeilijk is om onderzoekscijfers te bekomen betreffende de problematiek die ter tafel ligt. Dit is nog moeilijker gezien de naturalisatie van vele migranten. Er wordt in statistieken wellicht geen onderscheid gemaakt tussen Belgen en nieuwe Belgen. Het steunpunt voor allochtone meisjes en vrouwen registreert echter wel veel signalen. Deze signalen worden alsmaar groter. Deze signalen bereiken het Steunpunt via de organisaties die op het terrein werkzaam zijn. Het probleem met de oudere allochtone vrouwen is dat het gaat om een groep van de eerste generatie migranten die tot nog toe het minst hebben gevraagd van de gemeenschap en de overheid. Deze groep ondergaat momenteel zijn situatie. Zij zijn niet georganiseerd. Soms komen problemen dan ook pas aan het licht als er zich een crisissituatie voordoet.(Cf. Oudere vrouwen die terechtkwamen in vluchthuizen omwille van conflicten met schoondochters).
Spreekster gaat ermee akkoord dat er niet bij elk punt van de resolutie een aparte paragraaf over de oudere allochtone vrouwen moet worden opgenomen, maar zij is wél van oordeel dat de diversiteit binnen de groep oudere vrouwen moet worden benadrukt. Dit betekent dat men ook rekening houdt met de oudere vrouwen met een andere etnisch en culturele achtergrond. Deze personen hebben wellicht specifieke behoeften en noden die nu onvoldoende aan het licht komen. Vele daarvan hebben te maken met de taalproblemen en de daaruit voortvloeiende administratieve problemen. Spreekster vindt het belangrijk dat er extra aandacht gaat naar deze doelgroep, eerder dan maatregelen voor te stellen voor de middellange termijn.
Mevrouw Zrihen meent dat de bejaarde allochtone vrouwen vergeleken bij de andere vrouwen tweemaal slachtoffer zijn : het feit dat ze migranten zijn is een bijkomende handicap. Ze zijn echter even « aanwezig » geweest als elke andere vrouw. Door hun activiteit als huisvrouw hebben ze hun gezin gesteund en hebben ze bijgedragen aan het arbeidsvermogen van hun gezin.
Mevrouw Zrihen meent dat men in het rapport de specificiteit van die vrouwengroep niet systematisch moet beklemtonen, maar dat men de problematiek ook niet mag negeren.
Er is behoefte aan een specifieke statistische studie aan de allochtone vrouwen. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat rekening wordt gehouden met de culturele verscheidenheid op ons grondgebied met al haar consequenties. Culturele uitwisseling is niet het monopolie van jonge vrouwen, ze bestaat ook voor bejaarde vrouwen.
De uiteenzettingen hebben mevrouw de T' Serclaes diep getroffen : de problemen die erin aan bod kwamen, zijn dezelfde als die van alle bejaarde vrouwen. Daarbij komt nog een groot isolement omdat ze niet in een beroepsgroep geïntegreerd zijn en omdat ze de taal niet kennen. Het is van fundamenteel belang dat die vrouwen de taal leren, maar helaas bereiken de taalcursussen hen niet. Momenteel zijn die vrouwen erg afhankelijk van hun echtgenoot, hun kinderen, hun vriendinnen, ...
Bepaalde allochtonen laten hun bejaarde ouders via de gezinshereniging naar België overkomen. Die verhuizing is nog harder voor de vrouwen, die volledig van hun leven worden afgesneden. Wordt dat probleem niet miskend ?
Traditioneel toont men in de Turkse, Maghrebijnse, Afrikaanse gemeenschappen veel respect voor bejaarden, veel meer dan in onze West-Europese culturen. Verdwijnt dat traditioneel respect niet onder invloed van de Belgische gebruiken ?
Mevrouw Bensalah (Groupe Féminin Pluriel) legt uit dat de allochtonen die nu bejaard zijn op alle gebieden pioniers zijn. Het zijn de eerste vrouwen die gekomen zijn, de eerste grootmoeders, de eerste vrouwen op de arbeidsmarkt, die werkloosheid, uitsluiting hebben gekend ... Het zijn ook de eersten die met de ouderdom worden geconfronteerd. Er zijn dus nog geen antwoorden op de situaties en problemen die opduiken.
De samenleving voelt zich machteloos ten opzichte van die « oudjes ». In het algemeen is de samenleving antwoorden aan het improviseren en uitvinden voor concrete moeilijkheden. De verenigingen hebben daarom meer middelen nodig om een antwoord te bieden.
Mevrouw Bensalah wijst nadrukkelijk op de nood aan ernstige statistieken. Ze juicht de oprichting door de Université Libre de Bruxelles toe van een gendergericht Centre d'études d'immigration.
Mevrouw Bensalah voegt eraan toe dat men ook zonder veel geld uit te geven conclusies kan trekken uit de resultaten van de studies die in Duitsland, Zwitserland, Nederland en Frankrijk over de vergrijzing van de geïmmigreerde arbeidersbevolking werden gemaakt.
Tot besluit meent mevrouw Bensalah dat men ook een inventaris moet maken van wat er bestaat, meer bepaald bij de verenigingen. De verenigingen improviseren antwoorden. Misschien verdienen bepaalde initiatieven te worden aangemoedigd.
Het is niet de bedoeling aan positieve discriminatie te doen. In elke democratie moet men evenwel de rechten van alle burgers in acht nemen, zelfs van de burgers die niet van hun rechten op de hoogte zijn. Men moet die mensen via verschillende kanalen informeren.
Verscheidene senatoren repliceren dat ook bij de autochtone Belgen heel wat ouderen niet op de hoogte zijn van al hun rechten.
Mevrouw de T' Serclaes onderlijnt dat zij van oordeel is dat men ervoor moet zorgen dat de allochtone vrouwen in elk geval de taal van hun gastland aanleren.
Wat haar nog het meest raakt, is dat er vrouwen zijn die op jonge leeftijd wel de taal van het gastland of het nieuwe moederland hebben aangeleerd maar die, na verloop van tijd, omwille van hun maatschappelijk isolement, deze taal niet meer machtig zijn.
Mevrouw Bensalah verduidelijk dat deze situatie zich effectief voordoet. Zo is in Wallonië bij de Italiaanse gemeenschap het fenomeen bekend waarbij ouderen teruggrijpen naar hun dialecttaal van het land van oorsprong en zelfs geen Italiaans of Frans meer kunnen spreken. Blijkbaar maakt deze teruggang deel uit van het verouderingsproces. Zij wijst er wel op dat de lokale zorgverleners meestal wel de taal van hun patiënten en cliënten spreken.
IV. BESPREKING
Mevrouw Pehlivan merkt op dat zij toch wel volgende lacune vaststelt in de resolutie : er is niets in opgenomen dat verwijst naar de groter wordende groep van oudere allochtone vrouwen. Deze lacune zou moeten worden opgevuld. Bij de eerste generatie migranten wordt men nu ook geconfronteerd met oudere vrouwen die weduwe worden.
Zij vraagt om een aantal paragrafen over deze doelgroep aan de resolutie toe te voegen.
Mevrouw Van de Casteele stelt voor één specifiek punt toe te voegen dat betrekking heeft op oudere allochtone vrouwen. Zij wijst er wel op dat bijvoorbeeld de oudere allochtone vrouwen nog veel meer op intrafamiliale solidariteit kunnen rekenen.
Mevrouw Geerts verduidelijkt dat de voorliggende resolutie tot stand is gekomen als een soort samenvatting van een ruimer werk dat handelde over ouder wordende vrouwen. Er is altijd zo ruim mogelijk nagegaan welke informatie voorhanden was. Misschien zijn er wel specifieke studies waar de groep allochtone oudere vrouwen in naar voren komten. Één van de grote aanbevelingen in de resolutie is om nog meer in de data differentiaties te maken zodat men binnen de groep « oudere vrouwen » de heterogeniteit kan benadrukken.
Spreekster is wel bereid nog een apart stuk aan de resolutie toe te voegen dat betrekking heeft op oudere allochtone vrouwen.
Wat het al of niet indienen van amendementen op de resolutie betreft, meent mevrouw Van de Casteele dat het niet zinvol is om de hele uiteenzetting te amenderen. Amendementen worden toch enkel ingediend op de tekst van de aanbevelingen van de resolutie.
Mevrouw Van de Casteele stelt wel voor dat er in de voorafbeschouwingen ergens zou worden ingeschreven dat de Werkgroep en het Adviescomité zich bewust zijn van het feit dat de resolutie heel wat thema's aanhaalt die ook raken aan de bevoegdheden van de gemeenschappen en de gewesten, maar dat zij uiteraard de bevoegdheden van elk beleidsniveau in onze federale Staat respecteren. Voor deze aangelegenheden zou kunnen worden aanbevolen dat de regering deze thema's zou aankaarten bij de gemeenschappen en de gewesten.
A. Beeldvorming
Mevrouw Van de Casteele is van oordeel dat de in punt A. van de resolutie geschetste beeldvorming in feite niet meer opgaat. Vandaag de dag zien de meerderheid van de 60-jarige vrouwen er jonger uit dan de mannen. Wél duikt in de beeldvorming op dat oudere mannen vaker een jongere partner hebben maar dat dit omgekeerd veel minder voorkomt.
Mevrouw Geerts kan zich vinden in de opmerking van mevrouw Van de Casteele, maar zij wijst er op dat uit wetenschappelijk onderzoek toch is gebleken dat de lat voor vrouwen hoger wordt gelegd, zeker op oudere leeftijd. Het is deze boodschap die mevrouw Geerts heeft willen overbrengen.
C. Economische positie
Mevrouw Van de Casteele stelt vast dat er niets wordt gezegd over de problematiek van de erfenissen. De huidige generatie « oudere vrouwen » heeft juist niet door erven een inkomen kunnen vergaren omwille van de kroostrijke gezinnen of omdat er geen welstand was. Op die manier is de volgende generatie beter af wat vermogensoverdracht betreft.
Mevrouw Geerts verduidelijkt dat zij hierover tot nog toe geen cijfers heeft gevonden maar zal het nog eens van naderbij bekijken om eventueel over de erfenissprong een aantal gegevens in het verslag op te nemen.
D. Vrouwen en relaties
Mevrouw Van de Casteele mist in de resolutie een bepaling betreffende de oudere lesbische vrouwen.
Er wordt beslist na te gaan of een bepaling kan worden toegevoegd aan de resolutie op basis van de gegevens die in de Commissie voor de Sociale Zaken tijdens de hoorzittingen daarover naar voren zijn geschoven. (Zie : Voorstel van resolutie tot erkenning van de specifieke problematiek van oudere holebi's in België, stukken Senaat, nrs.3-703/1-4).
Mevrouw Van de Casteele verwijst voornamelijk naar de volgende getuigenis :
« Oudere lesbiennes vormen een minderheid in een minderheid.
Vrouwen van mijn en oudere generaties zijn nagenoeg allemaal getrouwd geweest. De meeste hebben dus kinderen en kleinkinderen en dat zorgt voor bijkomende problemen. Zij durven of willen immers vaak niet voor hun geaardheid uitkomen uit schrik voor de reactie van hun familie.
Als die vrouwen zich pas op latere leeftijd bewust geworden zijn van hun geaardheid en het besluit hebben genomen om te scheiden, zijn ze als alleenstaande vaak terechtgekomen op de laagste sporten van de sociale ladder. De meeste vrouwen hebben destijds immers niet gestudeerd en hebben vaak nauwelijks gewerkt en moesten dus vrede nemen met de minst betaalde en minst interessante jobs. Dat is niet zonder gevolgen voor hun loon en voor hun pensioen. De financiële nood bij oudere lesbiennes is dan ook meestal veel hoger dan bij homomannen, alhoewel ik de financiële problemen van onderhoudsplichtige gescheiden mannen niet wil ontkennen.
In rust- en verzorgingstehuizen is seksualiteit in de breedste zin van het woord nog steeds taboe.
Men vindt het al lastig als een oudere heteroman naar een oudere dame kijkt, laat staan dat twee ouderen van hetzelfde geslacht een relatie willen aanknopen. In de rusthuizen wenst men rust, misschien wel om redenen van personeelstekort. Maar dat laatste probleem is hier niet aan de orde.
Het zou jammer zijn dat personen die hun hele leven hun geaardheid open hebben beleefd, terug in de kast moeten kruipen, alleen omdat de omgeving hem of haar met de nek aankijkt. Wie zorgbehoevend is en hulp nodig heeft, kiest immers eieren voor zijn geld. Dat geldt in een rust- en verzorgingstehuis, maar ook voor wie een beroep moet doen op thuishulp. » (stuk Senaat, nr. 3-703/3, blz. 6)
E. Gezondheid
Mevrouw Van de Casteele wijst erop dat er zich voor oudere vrouwen toch ook meer problemen stellen met preventie.
De oudere vrouwen van vandaag hebben veel te weinig lichaamsbeweging gehad. Bij de oudere mannen doet zich in deze vaak een inhaalbeweging voor, maar dit gebeurt veel minder bij de vrouwen.
Mevrouw Geerts vult aan dat er inderdaad een studie bestaat waarin een analyse wordt gemaakt van de fysieke activiteiten die men dagelijks nodig heeft. Daaruit bleek dat meer oudere vrouwen dan oudere mannen de vereiste normen niet haalden. Zij stelt voor om deze onderzoeksgegevens aan het verslag toe te voegen.
Mevrouw Bousakla vestigt de aandacht op de problematiek inzake borstkanker.
Zo slaagt men er, ondanks herhaalde campagnes, niet in om allochtone vrouwen te bereiken voor de borstkankerscreenings.
Dit heeft ook te maken met het feit dat de oudere allochtone vrouwen vaak migranten zijn van de eerste generatie die voor de communicatie afhankelijk zijn van hun kinderen. Dergelijke problemen worden echter doorgaans niet met kinderen besproken.
Bovendien zijn de eerste generatie allochtone vrouwen vaak analfabeet.
V. ADVIES
Het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen en de Werkgroep « Vergrijzing van de bevolking »,
na kennis genomen te hebben van :
— het voorsel van resolutie over de positie van oudere vrouwen van mevrouw Christel Geerts c.s. (stuk Senaat, nr. 3-1589/1),
— de standpunten van de vrouwenverenigingen en de senioren- en ouderenverenigingen,
— de sandpunten van het Steunpunt allochtone meisjes en vrouwen en « Groupe Féminin Pluriel »;
na de verschillende standpunten te hebben besproken;
na te hebben vastgesteld dat in het voorstel van resolutie onvoldoende duidelijk was aangegeven welke overheid bevoegd is voor elke voorgestelde maatregel,
Beveelt de commissie voor de Sociale Zaken aan het voorstel van resolutie te amenderen in de zin zoals voorgesteld in het amendement nr. 1 van mevrouw van de Casteelde c.s. (stuk Senaat, nr. 3-1589/3) en de amendementen nrs. 2 tot en met 11 van mevrouw Zrihen (stuk Senaat, nr. 3-1589/4) en ervolgens het geamendeerde voorstel van resolutie goed te keuren opdat de plenaire vergadering van de Senaat onverwijld zou kunnen instemmen mt het nieuwe voorstel van resolutie.
VI. STEMMINGEN
Het advies betreffende het voorstel van resolutie over de positie van oudere vrouwen wordt eenparig aangenomen door de 9 aanwezige leden van het Adviescomité en de Werkgroep.
Het verslag werd eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.
De rapporteurs, | De voorzitters, |
Margriet HERMANS. | Fatma PEHLIVAN. |
Olga ZRIHEN. | Christel GEERTS. |
STUDIEDAG
Vergrijzing van de bevolking : plaats en rol van de vrouw
(Senaat — 5 oktober 2005)
1. PROGRAMMA
14.00 — 14.20 Voorstelling van de genderaccenten in het Groenboek « Demografische veranderingen, een nieuwe solidariteit tussen generaties » door mevrouw Ann-Sophie Parent, directeur AGE
14.20 — 14.40 Voorstelling van het MERI-project door dr. Karin Stiehr, coördinator MERI, « Institut für Soziale Infrastruktur », Frankfurt-am-Main
14.40 — 15.00 Voorstelling van de activiteiten van het «Older Women's Network Europe » door mevrouw Elizabeth Sclater, OWN-Europe en « Social Inclusion and Equalities Manager », London Borough of Lewisham
15.00 — 15.30 Voorstelling van de activiteiten van « the Subcommittee on older women of the NGO-CSW in New-York, the Executive Committee of the NGO Commission on the status of women, UN in New York and the NGO-Committee on ageing at the UN in New York », door mevrouw Nancy Lewis, « board member and AARP Voluntary United Nations Representative »
15.30 — 16.45 Panelgesprek met vertegenwoordigers van het Middenveld en het publiek, geleid door de senatoren Annemie Vandecasteele en Nathalie de T' Serclaes
Tussenkomsten voorzien vanwege : Nederlandstalige Vrouwenraad, Vlaams Ouderen Overleg Komitee, Federale Raad voor Gelijke Kansen, « Conseil des femmes francophones de Belgique », « Coordination des associations des seniors », ...
16.45 — 17.00 Conclusies door mevrouw Christel Geerts, senator en voorzitter van de Werkgroep « Vergrijzing van de bevolking »
17.00 — 17.30 Slottoespraak van de heer Christian Dupont, minister van Ambtenarenzaken, Maatschappelijke Integratie, Grootstedenbeleid en Gelijke Kansen, en van de heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking
2. VERSLAG
Mevrouw Anne-Marie Lizin, Senaatsvoorzitter. — Dames, heren, ik verwelkom mevrouw Leduc, voorzitter van de quaestuur van de Senaat, die vastberaden alle begrotingsaangelegenheden beheert. Sinds een jaar zijn immers zowel het voorzitterschap van de Senaat als dat van de quaestuur toevertrouwd aan een vrouw. Mevrouw Leduc en ikzelf behoren tot verschillende partijen, maar samen geven we de Senaat een vrouwelijke leiding.
De weinig bekende hoge ambten die we uitoefenen en die de Belgische instelling de nodige soliditeit geven, maken het ons ook mogelijk in te gaan op de vragen van het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen, voorgezeten door mevrouw Pehlivan en de werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » voorgezeten door mevrouw Geerts.
De vergrijzing is een fundamenteel probleem voor de Europese landen, zowel op sociologisch als op budgettair gebied. De komende jaren zal de vergrijzing de sterkst stijgende post zijn op de rijksbegroting. Als we het hebben over het evenwicht van de sociale zekerheid dat de regering nastreeft, hebben we het ook over de gevolgen van de vergrijzing van de bevolking. Meer dan 80 % van de uitgaven inzake gezondheidszorg voor bejaarden zijn bestemd voor vrouwen. We moeten uiteraard een gezondheidsbeleid eisen dat rekening houdt met onze belangen. Is bijvoorbeeld de controle op de schoonheidsproducten wel efficiënt ? Die vraag kan oppervlakkig lijken, maar ze is het niet. We hebben zojuist de inventaris opgemaakt van de taken die nog moeten worden uitgevoerd, welnu, dit is er één van.
Ik heb aan alle VN-Conferenties over vrouwen deelgenomen, vanaf de eerste, die in 1975 in Mexico plaatsvond. Samen met andere senatoren ben ik ook naar New York geweest voor de conferenties Peking+5 en Peking+10. Op de conferentie van Mexico werd voorgesteld een « jaar van de vrouw » te houden. Om alle problemen op te lossen leek het meteen noodzakelijk om niet een jaar, maar een decennium aan de vrouw wijden. Drie decennia later zijn de problemen nog altijd niet opgelost.
De VN hebben een ontwikkelingsfonds voor vrouwen, UNIFEM. In ieder land zijn er instellingen die zich met deze aangelegenheid bezighouden, maar in New York voelde ik een zeker gebrek aan inspiratie. Misschien durven we niet duidelijk zeggen dat we onze eisen ten opzichte van Mexico hebben versterkt omdat zich sedertdien een wereld heeft ontwikkeld die het beginsel van de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen huldigt, de moslimwereld. Het is geen vijandige wereld, maar een wereld die het beginsel van de ongelijkheid met zich meedraagt. Uit angst voor een fundamentele wrijving met die moslimwereld lijken we onze eisen te hebben afgezwakt. Ik denk echter dat we best de confrontatie met die wereld aangaan.
Zo werden gisteren de olympische spelen voor moslimvrouwen beëindigd : alle vrouwen waren gesluierd. Dat is toch niet te geloven. Het olympisch handvest streeft juist de gelijke behandeling van eenieder na. De olympische competitie heeft maar zin als ze wereldwijd openstaat voor mannen en vrouwen. Om sommigen te plezieren, blijft men evenwel beweren dat een segregatie waarbij atleten verplicht worden kledij te dragen die niet geschikt is voor sportprestaties, niet als een probleem kan worden beschouwd. Nochtans kunnen die vrouwelijke atleten, als ze gesluierd zijn of ruime broeken moeten dragen, niet zo goed presteren als de mannen. Het probleem komt nu ook tot uiting in de media, omdat de sport zoveel mediabelangstelling krijgt. Voor de moslimvrouwen werd een apart « vakje » ingevoerd omdat men ze niet als gelijke wil behandelen.
We moeten duidelijk durven zeggen dat we voor universele gelijkheid zijn. Dat is een van de belangrijkste punten voor de toekomst dat ons en de vrouwen van de moslimwereld een nieuwe kans moet geven. Dat streven naar gelijkheid is immers van essentieel belang voor miljoenen vrouwen die in een onaanvaardbare situatie leven, niet alleen vrouwen uit Arabische landen, maar ook uit een groot gedeelte van zwart Afrika.
Mevrouw Anne-Sophie Parent. — Er werd me gevraagd het Groenboek van de Europese Commissie over de demografische veranderingen voor te stellen. Een groenboek is een raadplegingsprocedure van de Europese Commissie waarbij de noodzaak wordt onderzocht om over bepaalde onderwerpen meer concrete voorstellen te doen.
Mijn eerste contacten met voorzitter Geerts dateren al van een tijd geleden. Ik ben dan ook verheugd u vandaag allen te ontmoeten. Het werk van de werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » van de Senaat wekte onze bijzondere belangstelling. We stelden vast dat de uitdaging van de vergrijzing op nationaal vlak zeer ernstig werd genomen.
Mevrouw Lizin onderstreepte de resultaten van het werk van de VN over de vrouwen. Ik wil, vooraleer het Groenboek voor te stellen, van de gelegenheid gebruik maken om het werk van de VN op strategisch vlak inzake de vergrijzing te onderstrepen, met name tijdens de vergadering te Madrid in 2002. Ik deel u ook mee dat de Spaanse regering van 16 tot 18 november 2005 een conferentie organiseert om na te gaan hoe dat proces opnieuw kan worden opgestart en ervoor te zorgen dat de EU-lidstaten er meer bij worden betrokken. Het zou goed zijn, mevrouw de voorzitter, dat uw werkgroep — en wij allemaal — contact zouden opnemen met de Spanjaarden om te zien hoe het hier gepresteerde werk in hun reflectie kan worden opgenomen.
Ik ben de directrice van AGE, een Europees platform dat meer dan 160 Europese federaties en nationale verenigingen van ouderen binnen de 25 EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten verenigt. Wij vertegenwoordigen meer dan 22 miljoen 50-plussers. Onze opdracht is de belangen te verdedigen van de 150 miljoen senioren binnen de EU. Momenteel vertegenwoordigen wij ongeveer een derde van de bevolking. Het is onze rol de algemene beleidsontwikkeling op Europees niveau te volgen, onze leden daarover te informeren en hen te helpen beter te participeren aan het beslissingsproces omdat elk Europees beleid ook een nationaal en plaatselijk beleid is.
Ik kom nu tot het Groenboek Demografische Veranderingen. Ik zal daarbij de nadruk leggen op de genderdimensie. Aangezien in de titel sprake is over « demografische veranderingen » en « intergenerationele banden », kan onmiddellijk worden verondersteld dat de genderdimensie in alle onderwerpen sterk aanwezig.
AGE heeft het in de lente verschenen Groenboek met genoegen verwelkomd. In 2004, het jaar van de Europese verkiezingen en de samenstelling van de nieuwe Commissie, hebben wij campagne gevoerd voor een Europese commissaris die specifiek zou worden belast met het opvolgen van alle beleidsopties waarin een antwoord wordt gezocht op de demografische uitdaging. Wij hebben geen commissaris, maar een Groenboek gekregen. Het is niet wat we wilden, maar het proces en de raadpleging werden op gang gebracht. Nu moeten we er over waken dat het debat daar niet stilvalt. Wij weten immers niet wat de Commissie met het resultaat van de raadpleging wil doen. Dat is voor het ogenblik een groot vraagteken.
In dat Groenboek, dat kan worden geraadpleegd op de webstek van de Commissie, stelt de Commissie de demografische veranderingen voor als de resultante van drie factoren die rechtstreeks betrekking hebben op vrouwen.
Er is de voortdurende verlenging van de levensduur. Men weet dat vrouwen langer leven dan mannen.
Er is het toenemend aantal 60-plussers. Waarom moet men zich daarover ongerust maken ? Omdat dit het aantal « niet-actieven » doet toenemen. Die term is erg slecht gekozen voor mensen die over het algemeen zeer actief zijn en bijdragen aan het algemeen welzijn hetzij, door de zorg voor het gezin, hetzij door vrijwilligerswerk. Wij moeten ernaar streven die term niet meer te gebruiken. Het begrip « niet-actief » betekent in feite « wie geen betaald werk heeft ».
De derde factor is het lage geboortecijfer in heel Europa. Europese vrouwen hebben steeds minder kinderen, in elk geval niet genoeg om de bevolking op peil te houden. We weten allen uit eigen ervaring of uit die van onze dochters dat daarvoor verschillende redenen zijn, zoals de toenemende moeilijkheid om gezin en beroepsleven met elkaar te verzoenen en de langere studietijd van de vrouwen. Het is een goede zaak dat vrouwen even lang en goed studeren als mannen. Er bestaat immers een rechtstreekse band tussen het studieniveau en de graad van armoede. Omdat er veel meer vrouwen zijn die armoede lijden, bestaat de hoop dat een verhoging van het studieniveau het mogelijk zal maken dat probleem gedeeltelijk op te lossen. Langere studies brengen echter met zich dat ouders pas later hun eerste kind krijgen. Een vrouw die kinderen wil moet eerst carrière maken vooraleer zich de « luxe » te kunnen permitteren een gezin te stichten.
De raadpleging van de Commissie heeft een aantal vragen opgeroepen met een sterke genderdimensie, waarop AGE een antwoord heeft pogen te geven. Wij trachten in onze antwoorden uit te gaan van het perspectief van de oudere mensen van vandaag, maar ook van die van morgen, en in het bijzonder aandacht te hebben voor de genderdimensie. We moeten daarbij ook aandacht hebben voor andere kwetsbare groepen, namelijk de gehandicapten, mensen van vreemde oorsprong — de migranten — en andere groepen die grote risico's lopen.
Er werden andere Europese netwerken geconsulteerd, zoals het Jeugdforum, de Europese vrouwenlobby en het antiracistische netwerk. U zult merken dat de in het Groenboek opgeworpen vragen ook betrekking hebben op onderwerpen die voor hen belangrijk zijn.
Eén van de vragen gaat over de gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zoals mevrouw Lizin aangaf, werken wij daar al dertig jaar aan en hebben we vandaag helaas nog altijd ons doel niet bereikt. Voor gelijk werk ontvangen vrouwen over het algemeen nog steeds een lager loon. Het risico op armoede is groter bij vrouwen dan bij mannen en dat tengevolge van verschillende factoren : moeilijkheid om arbeid en gezinsleven te combineren, minder aangepaste werkomstandigheden die veeleer op maat van de mannen zijn gemaakt, onderbrekingen van de loopbaan, niet erkende familiale zorg voor zorgafhankelijke personen. Vrouwen staan dus nog steeds niet op gelijke voet met mannen.
Volgens ons is deze blijvende ongelijkheid de oorzaak van de daling van het geboortecijfer omdat de vrouwen geen keuze hebben, zichzelf moeten verdedigen en dezelfde pensioen- en sociale rechten als de mannen moeten proberen te krijgen. Dat alles verplicht hen zich als man te gaan gedragen, wat hun deelname aan de arbeidsmarkt betreft.
AGE pleit daarom voor concrete maatregelen om tot een echte gelijkheid van kansen voor mannen en vrouwen te komen. Het op Europees niveau gepresteerde werk heeft het voordeel een vergelijking tussen de lidstaten mogelijk te maken. Die leidt soms tot relevante conclusies.
Zo stelt een vergelijking een rechtstreekse band vast tussen de werkgelegenheidsgraad van vrouwen in de verschillende staten enerzijds en van het aantal plaatsen in kinderkribben en opvangdiensten voor zorgafhankelijke personen anderzijds. In de landen met veel plaatsen in kinderkribben en een goede dienstverlening voor zorgafhankelijke personen is de werkgelegenheidsgraad van vrouwen, met name van oudere vrouwen, hoger.
Dat lijkt voor u evident, maar voor onze politici is dat niet noodzakelijk het geval. Het volstaat de noordelijke landen — die de beste score halen — te vergelijken met landen als Duitsland en Zwitserland, waar vrouwen moeten kiezen tussen werk en gezin. Het gaat niet enkel om plaatsen in kinderkribben. De landen die een echt gezinsbeleid voeren, zoals Frankrijk, Finland, Zweden en Denemarken, behalen een betere nataliteitsscore. Zelfs als sommigen die link niet erkennen, is dat een idee dat moet worden onderzocht.
Het Groenboek legt ook de nadruk op de jongeren. AGE steunt die aanpak. Wij verdedigen niet enkel de ouderen van vandaag, maar ook die van morgen. Volgens ons moet de nadruk worden gelegd op maatregelen die de instap op de arbeidsmarkt en de inschakeling van kwetsbare groepen vergemakkelijken. Die aanpak moet op Europees niveau worden ontwikkeld met behulp van alle bestaande instrumenten. Om het demografische probleem op te lossen, moet volgens het Groenboek de algemene werkgelegenheidsgraad worden verhoogd, dat wil zeggen het werkgelegenheidsniveau bij de jongsten en de oudsten, de beide categorieën waar de werkloosheid het grootst is.
In sommige landen worden jongeren zelfs geconfronteerd met een werkloosheidspercentage van meer dan 30 %. Dat is dramatisch. Omdat er verschillende formules bestaan, weet men niet precies hoeveel na hun vijftigste nog willen werken.
Een ander idee van het Groenboek om het demografische probleem op te lossen, is economische migratie. Voorheen had de Commissie reeds een ander Groenboek over een beleid inzake economische migratie gepubliceerd. AGE had daarover voorbehoud gemaakt, met name over het voorstel om migranten toe te laten om het personeelstekort in sommige sectoren, zoals de gezondheidszorg, op te vullen. Indien men tracht de problemen in die sector zo op te lossen, vrezen wij dat er een categorie van tweederangsburgers zal ontstaan met een slecht statuut, weinig interessante lonen en extreem moeilijke werkomstandigheden. Het is beter een antwoord te geven op de reële uitdagingen die in die sectoren rijzen en arbeidsvoorwaarden te bieden die het mogelijk maken dat in Europa opgeleide mensen er willen werken. Hoe dan ook moet er een rechtvaardig migratiebeleid voor allen komen dat aan migranten, met name vrouwen, echte kansen biedt om sociale rechten in de EU te krijgen.
Het project AGE+ wordt nu afgerond. Het behandelt leeftijd, geslacht, etnische origine en geeft concrete voorbeelden van wetten en sociale beschermingssystemen die zeer nadelig zijn voor bejaarde migrantenvrouwen. Dat toont aan dat die groep nog kwetsbaarder is dan de autochtone oudere vrouwen.
Een ander idee bestaat erin de werkgelegenheid te bevorderen. We richten in het bijzonder onze aandacht op het specifieke probleem van oudere vrouwen. Ik denk aan de befaamde sandwichgeneratie. We weten dat de werkgelegenheidsgraad van oudere vrouwen het laagst is, lager dan die van mannen in dezelfde categorie. Vrouwen moeten dikwijls voor hun kleinkinderen en voor hun hoogbejaarde en zorgafhankelijke ouders zorgen om hun dochter de kans te geven te gaan werken. Op dat vlak moet er nog veel worden gedaan. De genomen maatregelen om de werkgelegenheid van oudere werknemers te verhogen, zijn opnieuw vooral op mannen gericht en houden geen rekening met de belemmeringen die vrouwen beletten langer te werken.
In het Groenboek komt dan de leeftijdscategorie tussen 65 en 80 jaar aan bod. De Commissie meent dat die senioren voldoende reserves hebben opgebouwd voor hun oude dag. Zij kennen betere levensvoorwaarden en inkomens die hoger zijn dan die van de voorgaande generatie. AGE is het niet eens met dat optimisme. Dat beeld geldt voor sommigen, maar niet voor iedereen, zeker niet voor vrouwen. De armoede bij vrouwen van boven de 65 blijft groot, ook in landen van het oude Europa. In Ierland loopt ze op tot 51 %. Er blijven dus ernstige structurele problemen.
Vrouwen worden geconfronteerd met pensioenproblemen. Hun pensioenen zijn lager omdat ze hun loopbaan hebben moeten onderbreken of omdat ze niet hebben gewerkt. In sommige landen, zoals in België, zijn er slechts pensioenrechten in de eerste pijler na vijftien jaar arbeid. Vrouwen die tien jaar hebben gewerkt vóór ze kinderen hadden en die op dat ogenblik hun loopbaan hebben beëindigd, worden uitgesloten. Een dergelijke drempel is nadelig voor vrouwen. Veel vrouwen moeten tevreden zijn met afgeleide pensioenrechten. Het overlevingspensioen is echter laag wanneer de man overlijdt. Er moet ook rekening worden gehouden met het verlies van pensioenrechten in geval van echtscheiding. Vrouwen die twintig jaar voor hun echtgenoot hebben gezorgd, krijgen soms geen pensioen wanneer deze hen verlaat. Dat zou vooral in Nederland grote problemen oproepen.
De rechten van migrantenvrouwen zijn dikwijls nog beperkter dan die van mannelijke migranten. Er is in Nederland een verblijf van 35 jaar tussen de leeftijd van 15 en 65 vereist om recht te hebben op een basispensioen. Dat sluit veel migrantenvrouwen uit die op volwassen leeftijd met hun man in het land zijn gekomen.
Vervolgens wordt de groep van de hoogbejaarden behandeld. Dat verheugt ons want tot op heden was de Commissie van oordeel dat ze zich daarmee niet moest bezighouden, gelet op het subsidiariteitsbeginsel. De Commissie heeft uiteindelijk begrepen dat dit een Europese materie is. Wij menen dat er voor die mensen in de toekomst niet meer diensten nodig zijn. De diensten moeten gewoon performanter worden. Wij zijn ervan overtuigd dat er veel meer mogelijk is met eenzelfde financiële ruimte. Er is meer autonomie nodig en dat vereist een diepgaande hervorming van de maatschappij om ze aan te passen aan een verouderende bevolking.
In haar antwoord op het Groenboek wil AGE een evolutie op Europees niveau opstarten. De vooruitgang in de lidstaten inzake sociale bescherming, gezondheidszorg, pensioenen, sociale inclusie, urbanisme, vervoer, onderzoek en nieuwe technologieën zouden het voorwerp moeten uitmaken van een jaarlijks rapport dat wordt gevolgd door een rondetafel waaraan het Europees Parlement en de nationale parlementen actief deelnemen.
Mevrouw Karin Stiehr (in het Engels). — Het MERI-project (Mapping Existing Research and Identifying knowledge gaps concerning the situation of older women in Europe) werd op verzoek van wetenschappers, vertegenwoordigers van verenigingen en nationale regeringen op een Europese Conferentie betreffende gelijke kansen voor oudere vrouwen in 2001 opgestart.
Hoe was de situatie vóór de start van het MERI-project ?
Tien jaar geleden was het zeer moeilijk een antwoord te geven op de eenvoudige vraag hoeveel vrouwen in Europa vijftig jaar of ouder waren.
Vandaag is meer informatie beschikbaar en openbaar. Een antwoord op de eenvoudige vraag hoeveel vrouwen in Europa vijftig jaar of ouder zijn, moet echter bij Eurostat worden gekocht.
In Europa is ongeveer één persoon op vijf of zes een vrouw van vijftig jaar of ouder.
Wij kunnen daarom niet zeggen dat in Europa vrouwen van vijftig jaar of ouder een marginale groep zijn.
Toen mijn collega's en ik tien jaar geleden over dit probleem begonnen na te denken, bleek dat er geen basisinformatie of statistische gegevens voorhanden waren. Wij konden alleen een hypothese vormen om een antwoord te geven op de vraag hoeveel oudere vrouwen in Europa leven. We deden onderzoek naar oudere vrouwen in onze buurt en vormden dan hypotheses.
Kennis werd vergaard, maar niet op systematische wijze. Op grond van de in het kader van MERI verzamelde studies en statistieken werd geconcludeerd dat oudere vrouwen specifieke nadelen ondervinden omdat :
— hun niveau van scholing en beroepsopleiding in vergelijking met mannen van hun generatie relatief lager is;
— ze tengevolge van hun lagere opleidingsniveau minder toegang tot goedbetaalde banen hebben;
— ze een groter risico op vroegtijdige uitsluiting van de arbeidsmarkt lopen;
— ze tengevolge van de eerste drie factoren en de werking van de pensioenstelsels een groter risico op armoede lopen. Het gaat om een cumulatief effect. Als de drie eerste factoren aanwezig zijn, is er een groter risico op armoede.
— oudere vrouwen een grotere werklast hebben omdat ze voor hun gezin moeten zorgen. Dat werk is onbetaald.
Oudere vrouwen zijn bijzonder kwestbaar tengevolge van :
— een groter risico van sociaal isolement als gevolg van hun hogere levensverwachting. Een hogere levensverwachting is heel prettig, maar tijdens die extra levensjaren zijn oudere vrouwen niet noodzakelijk gezond en wonen ze niet altijd bij hun familie. Integendeel, velen van hen zijn sociaal geïsoleerd;
— een beperkte betrokkenheid bij besluitvorming en politieke vertegenwoordiging.
In vrouwenorganisaties ligt de klemtoon vooral op kwesties met betrekking tot het leven van jongere vrouwen. Oudere vrouwen zijn niet van mening dat jongere vrouwen geen recht hebben op vertegenwoordiging met betrekking tot hun specifieke problemen. Jonge vrouwen echter lobbyen gewoonlijk niet voor oudere vrouwen en hun specifieke problemen. In seniorenorganisaties zijn het vaak mannen die beslissingen nemen en worden oudere vrouwen als bijkomstig behandeld.
Deze verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheid in verenigingen werd ook weerspiegeld in regeringsstructuren en veroorzaakte niet alleen in Duitsland, maar ook in andere Europese landen grote problemen bij het vinden van fondsen voor een onderzoeksproject met betrekking tot oudere vrouwen. De departementen Vrouwenzaken en Seniorenzaken vonden dit een interessant project, maar zeiden beide dat het andere departement zich ermee moest bezighouden.
Het duurde jaren om fondsen te vinden om het onderzoeksproject uit te voeren. Uiteindelijk werd het op Europees niveau gefinancierd. De Europese Commissie financierde de MERI-organisatie en een drielandenproject met Oostenrijk, Frankrijk en Duitsland werd gestart. De eerste stap was de website www.sophia-net.org.
Een groot deel van deze website is gewijd aan de voorstelling van initiatieven van en voor oudere vrouwen en aan een discussieforum voor oudere vrouwen waar zij hun stem kunnen doen horen en informatie en ervaringen kunnen uitwisselen.
In de drie deelnemende landen verzamelde MERI voorbeelden van wat met betrekking tot de specifieke situatie van oudere vrouwen kan worden gedaan en wat oudere vrouwen voor zichzelf kunnen doen.
De tweede stap bestond erin een Europese Conferentie over « gelijke kansen voor oudere vrouwen in beleid en maatschappij » voor wetenschappers, vertegenwoordigers van verenigingen en politieke besluitvormers uit alle Europese lidstaten en Noorwegen, Liechtenstein en IJsland te organiseren.
Eén van de resultaten van deze conferentie was het inzicht dat de situatie van oudere vrouwen in Europa van land tot land sterk verschilt.
Beleidsmakers uit de Noord-Europese landen zeiden dat ze geen problemen hadden en dat oudere vrouwen en mannen in Noorwegen gelijke kansen hebben.
In vergelijking met Noorwegen presenteerden de mediterrane landen cijfers met betrekking tot het aantal ongeletterde oudere vrouwen.
Op deze conferentie werd het argument naar voren gebracht dat de verschillende levensomstandigheden van vrouwen in de Europese landen het gevolg van de invoering in de Europese lidstaten van het vrouwenstemrecht kunnen zijn. Het duurde bijna 80 jaar vooraleer dat burgerrecht voor vrouwen in alle Europese landen van noord naar zuid was ingevoerd. Liechtenstein was de laatste plaats in Europa waar dat gebeurde. In Liechtenstein worden nog steeds informatiecampagnes gevoerd om vrouwen erover in te lichten dat ze niet alleen mogen stemmen, maar dat ze dat ook voor een vrouwelijke kandidaat mogen doen. Het maakt een enorm verschil als een vrouw als een volwaardig lid van de maatschappij wordt beschouwd.
Een ander resultaat van de Europese Conferentie was de goedkeuring van een resolutie die aan onder meer de Verenigde Naties, de Europese Commissie en de nationale regeringen in Europa was gericht. Deze resolutie eiste belangrijke verbeteringen met betrekking tot :
— de sociale situatie van oudere vrouwen in Europa
— de bevordering van onderzoek met betrekking tot alle relevante aspecten van het leven van oudere vrouwen
— het onderscheid tussen « leeftijd en geslacht », niet alleen « leeftijd » of « geslacht », maar « leeftijd en geslacht ».
Het MERI-project moest de verwezenlijking van deze eisen zijn. Zijn doelstelling was « het in kaart brengen van de bestaande kennis en het opsporen van leemten in de kennis van de situatie van oudere vrouwen in Europa », met inbegrip van de blinde vlekken.
Uit de MERI-resultaten is duidelijk gebleken dat er nog steeds een gebrek aan onderzoek naar oudere vrouwen als onafhankelijke doelgroep is. Slechts een minderheid van de studies is gericht op vrouwen ouder dan 50. Er is nog veel behoefte aan onderzoek naar de situatie van oudere vrouwen.
Weer waren er verschillen tussen noord en zuid met betrekking tot de beschikbare kennis in de verschillende bestudeerde Europese landen. In de Noord-Europese landen is veel informatie over de situatie van oudere vrouwen beschikbaar. In Zuid-Europa bestaat nog altijd een groot gebrek aan kennis. In Griekenland kan de situatie van oudere vrouwen als « terra incognita » worden beschouwd.
MERI stelde een lijst samen van « blinde vlekken », gebieden waarop in alle Europese landen nog onderzoek nodig is. Het gaat om :
— oudere vrouwen als slachtoffer van misdaad en misbruik;
— de belangenvertegenwoordiging van oudere vrouwen, met bijzondere klemtoon op hun formele en informele besluitvormingsprocessen;
— hun inclusie in de maatschappij;
— onderwijsaspecten zoals beroepsopleiding en levenslang leren;
— gezondheidsaspecten, in het bijzonder verzorging in instellingen;
— het vertrek van oudere vrouwen uit de markt;
— hun materiële situatie op het gebied van consumptie van goederen en diensten;
— aspecten met betrekking tot sociale integratie en participatie, in het bijzonder intergenerationele betrekkingen, seksualiteit, vriendschap, buurt- en gemeenschapsnetwerken, vrijwilligerswerk, leeftijdsdiscriminatie en andere vormen van discriminatie.
Over deze kwesties bestaat veel te weinig kennis.
In de meeste betrokken landen is er een groot gebrek aan kennis over de levensomstandigheden van oudere vrouwen van ethnische migrantenminderheden.
Uit onderzoek in alle bij MERI betrokken landen bleek dat oudere vrouwen gewoonlijk lager opgeleid zijn dan mannen.
Er zijn verschillende aanwijzingen dat oudere vrouwen in bepaalde mediterrane landen, waaronder Spanje, Portugal en Griekenland, nog vaak ongeletterd zijn.
Ook oudere vrouwen van etnische migrantenminderheden, in het bijzonder van niet-Europese oorsprong en uit niet-geïndustrialiseerde landen, blijken op basis van de zeldzame beschikbare studies zeer laag opgeleid te zijn.
Wij beschikken over weinig onderzoeksresultaten en officiële statistieken met betrekking tot werkterreinen en arbeidsvoorwaarden van oudere vrouwen en de houding tegenover oudere werknemers. Wij hebben in alle MERI-landen echter voldoende vaststellingen gedaan om de volgende punten naar voren te kunnen brengen :
— oudere vrouwelijke werknemers werken vaak in typisch vrouwelijke beroepen, bijvoorbeeld als zorgverlener;
— ze zijn in vergelijking met oudere mannen en jongere vrouwen vaak ondervertegenwoordigd in leidinggevende en tussenposities;
— ze hebben of hadden vaker minder goed betaalde jobs dan oudere mannen;
— ze hebben of hadden vaker deeltijds werk dan oudere mannen;
— ze lijden vaker onder gezondheidsrisico's of handicaps tengevolge van slechtere werkomstandigheden.
De houding tegenover oudere vrouwelijke werknemers maakt deel uit van het in een aantal aan het MERI-project deelnemende landen uitgevoerde onderzoek. In Finland bijvoorbeeld ervaren oudere vrouwen een dubbele discriminatie, namelijk op grond van geslacht en op grond van leeftijd.
In Oostenrijk wordt van oudere vrouwelijke werknemers verwacht dat ze vroeger met pensioen gaan omdat ze zich zogezegd zonder veel moeite aan de rol van huisvrouw of gepensioneerde kunnen aanpassen.
In alle landen heeft de gewone pensioenleeftijd voor mannen en vrouwen een uitgesproken invloed op hun vertrek uit de arbeidsmarkt. Andere factoren zijn nationale regelingen voor vervroegd pensioen en de toegankelijkheid van invaliditeitsuitkeringen.
Volgens de beschikbare informatie verlaten oudere vrouwen de arbeidsmarkt eerder dan mannen. Vrouwen worden in het bijzonder getroffen door een leemte in de tijd tussen het einde van hun beroepsleven en het begin van hun pensioen.
De situatie op het gebied van inkomen is slechter voor oudere vrouwen dan voor oudere mannen. In de meeste Europese landen bleken weduwen bijzonder kwetsbaar te zijn. De consumptiepatronen weerspiegelen de beschikbaarheid van een inkomen. Oudere vrouwen besteden meer geld aan medische producten en toestellen en aan kranten, boeken en kantoorbenodigdheden, oudere mannen aan alcoholische dranken, tabak, audiovisuele en gegevensverwerkingsapparatuur en aan hotels, cafés en restaurants.
Wat onbetaald werk in de familie betreft, werd duidelijk dat oudere vrouwen, zoals wij reeds wisten, de familie in slechte tijden sociale steun bieden.
Bij ernstige ziekte of overlijden, zijn het oudere vrouwen die familieleden zo mogelijk hulp en financiële steun bieden.
Er is nog steeds zeer weinig informatie beschikbaar over de politieke participatie van oudere vrouwen in de maatschappij. Dit is niet goed onderzocht. Op de verschillende nationale niveaus zijn er echter aanwijzingen dat oudere vrouwen vergeleken met oudere mannen :
— minder belangstelling hebben voor politiek dan mannen;
— minder gebruik maken van hun stemrecht;
— traditioneler stemmen;
— zich minder vaak kandidaat stellen voor politieke functies;
— gewoonlijk voor mannen stemmen.
Dit geldt voor de meerderheid van de oudere vrouwen van vandaag. Er is echter een nieuwe generatie van oudere vrouwen die deze levensfase bereikt.
Vanuit het MERI-perspectief zijn veel meer onderzoek en politieke besluiten nodig om de levensomstandigheden van oudere vrouwen en mannen te verbeteren. De MERI-organisatie zal de kennis over de leefomstandigheden en problemen van oudere vrouwen blijven vergroten, meer onderzoek naar oudere vrouwen aanmoedigen en het bewustzijn van het grote publiek van de situatie van oudere vrouwen vergroten.
Mevrouw Elizabeth Sclater (in het Engels). — Stel je voor dat je 85 jaar bent. Het is je verjaardag. Waar ben je ? Wie is er bij jou ? Vier je je verjaardag in een café, hier in Brussel of in je geboorteplaats ? Als je in je eigen huis viert, wie viert er dan mee ? Zijn het je thuisverzorgers ? Hoe hebben ze je bereikt ? Kunnen ze het huis waar je woont binnengeraken ? Welk speciaal gerecht wil je ? Wie maakt het klaar ? Hoe eet je het ? Smaakt het goed ? Heb je nog altijd je smaakpapillen ?
Denk daar even over na.
Het « Older Women's Network Europe » bestaat vooral om het leven van oudere vrouwen van 50 tot 100 jaar en ouder onder de aandacht van beleidsmakers en professionals te brengen.
Vrouwen zijn geen homogene groep. Ze zijn zeer verschillend. Dat geldt ook voor oudere vrouwen. Er zijn verschillen op het gebied van leeftijd, ras, geloof en religie, handicap en seksualiteit.
Het is belangrijk als netwerk te garanderen dat deze verschillen, de gevoeligheden van het beleid en de manier waarop professionals het in praktijk brengen in ons dagelijks leven, in acht worden genomen.
Het Older Women's Network is er om beleidsontwikkeling te beïnvloeden en te wijzigen en om op het resultaat van die ontwikkeling en wijzigingen toe te zien.
Het « Older Women's Network Europe » is uit een van « 91 tot « 93 door de Europese Unie gefinancierd project ontstaan. Onze partners waren plaatselijke en nationale vrijwilligersgroepen uit eerst drie, dan vijf en vervolgens acht van de toen twaalf lidstaten.
Wij stelden ons ten doel goede praktijken met betrekking tot leeftijd en geslacht te delen en uit te wisselen en aanbevelingen voor plaatselijke, nationale en internationale veranderingen te doen.
Wij moedigen oudere vrouwen aan hun mening rechtstreeks kenbaar te maken over hun omgeving, huisvesting, straatverlichting, vuilnisophaling, gezondheidszorg, pensioen, plaatselijke scholen en alles wat hun aangaat.
Het gaat niet alleen om zaken die ons leven rechtstreeks beïnvloeden. Veel oudere vrouwen zorgen voor hun kleinkinderen. Voor hen is het dus belangrijk dat hun kleinkinderen naar een goede school gaan. Ze willen ook dat hun kinderen het op economisch vlak goed hebben, dat ze een baan hebben.
Oudere vrouwen zijn bezorgd om hun eigen leven en om het leven in zijn geheel. Het « Older Women's Network Europe » heeft invloed uitgeoefend om te garanderen dat in de Europese Unie de problemen van oudere vrouwen worden erkend.
In 1994 was er een Groenboek over sociaal beleid. Voor het eerst kwam in dit Groenboek niet gewoon leeftijd voor, maar was er ook een afzonderlijke afdeling over de erkenning van de behoeften van oudere vrouwen. Dit was deels te danken aan ons succesvolle project.
Daarop voortbouwend ontstond ons netwerk uit het project. Het netwerk leverde een grote en belangrijke bijdrage aan het NGO-forum in Peking. Op het niveau van de Verenigde Naties kunnen wij in partnerschap met andere vrouwen in Europa en de gehele wereld samenwerken om onze doelstelling te bereiken.
Het netwerk kende ook succes in het kader van een project om leeftijd en geslacht op de agenda van het beleid tegen sociale uitsluiting van de Europese Unie te zetten.
Het netwerk is ervan overtuigd dat het zeer belangrijk is niet alleen, maar in partnerschappen te werken. Het netwerk werkt op Europees niveau met anderen samen om zijn doelstellingen te bereiken. Het is belangrijk met beleidsmakers en regeringen op internationaal, maar ook op plaatselijk niveau en met plaatselijk gekozen politici samen te werken om de levenskwaliteit van oudere vrouwen te verbeteren.
De leden van het netwerk hebben op plaatselijk en nationaal niveau veel bereikt.
Een voorbeeldprestatie op plaatselijk niveau is een groep van oudere vrouwen die in de Londense wijk Lewisham wonen. Die vrouwen maakten van 1991 tot 1993 deel uit van het oorspronkelijke project en zijn nog steeds actief in het onderzoek naar hun eigen behoeften als oudere vrouwen.
Ze hebben reeds een verslag over hun huisvestingsbehoeften gepubliceerd. Hun aanbevelingen zijn in de dienstplannen van het departement huisvesting en het departement sociale zaken van het plaatselijke bestuur opgenomen. Het resultaat is zeer direct : onderzoek, aanbevelingen, actie.
Ze staan op het punt de resultaten te publiceren van hun huidige onderzoek naar de behoeften op het gebied van levenslang leren. In mei werd een voorlopig verslag gepubliceerd. In het VK zijn er grote problemen met betrekking tot de financiering van volwassenenonderwijs, in het bijzonder voor cursussen die niet leiden tot een kwalificatie voor het beroepsleven. Op de middelen voor volwassenenonderwijs dat niet tot kwalificaties leidt, zal worden besnoeid. Dit verslag werd naar de National Learning and Skills Council gezonden en maakte daar veel indruk. Het verslag zal worden gebruikt om aan te tonen wat oudere vrouwen met betrekking tot hun levenslange behoeften kunnen bereiken.
Op nationaal niveau werken onze collega's in Duitsland, onder wie Gisela Notz, samen met de nationale organisaties om het werk, de invloed en de bijdrage die oudere vrouwen leveren aan hun gemeenschappen, te bevorderen. Als Oost-Duitse met goede banden met Oost-Europa heeft zij een project ingesteld om met oudere vrouwen in Polen en Slowakije te werken. Zo wil ze oudere vrouwen in deze landen ondersteunen en hen moed geven om hun eigen netwerken te bouwen en hun bezorgdheid aan hun respectieve regeringen kenbaar te maken.
Ze ijvert ook voor een nationale conferentie voor oudere vrouwen in 2006 in Duitsland.
In Ierland is het Older Women's Network plaatselijk en nationaal zeer actief. Ze hebben met succes samengewerkt met de regering, waarvan ze fondsen hebben gekregen. Die kwamen echter niet van Health and Social Care, zoals verwacht, maar van het Department of Community Affairs, of Irish Language and Rural Affairs. Ze hebben geld gekregen voor projecten die oudere vrouwen in plattelandsgemeenschappen vanwege de regering informeren over recyclage, milieukosten, hoe ze hun stem kunnen doen horen, hoe ze kunnen samenwerken met politici, zoals gepensioneerde senatoren, hoe ze kunnen lobbyen en hoe ze kunnen pleiten voor de zaken die ze willen bevorderen.
Het « Older Women's » Network Ireland'was bijzonder succesvol in zijn samenwerking met andere armoedebestrijdende instellingen. Het is één van de tien armoedebestrijdende groepen in Ierland die door de regering worden erkend.
Het « Older Women's Network Ireland » is erin geslaagd een voorstel te wijzigen om uitkeringen voor werkende weduwen bij ziekte af te schaffen. De Ierse regering was voornemens de weduwenuitkering bij ziekte af te schaffen. Ze wilde niet dat weduwen twee uitkeringen, de weduwenuitkering en de ziekte-uitkering, krijgen. Door samen met andere organisaties te lobbyen slaagde het « Older Women's Network Ireland » erin dit voorstel te wijzigen vóór het wet werd.
Het netwerk in Ierland is lid van het National Economic and Social Forum, een zeer belangrijke contactgroep voor de regering over de bevordering van onafhankelijkheid. Het maakt ook deel uit van de National Women's Council.
Op Europees niveau werken wij met het Age Platform. Wij waren betrokken bij de ondersteuning van het Age+-Project, in het bijzonder rond leeftijd en etniciteit. Onze groep in Nederland is een echt ervaringscentrum met betrekking tot migratie. Hij heeft zeer veel aan de kennis van de realiteit van het leven van oudere migrantenvrouwen bijgedragen.
De groep ondersteunde ons werk krachtig en stelde ons en senioren- en vrouwenorganisaties in staat de kwestie van ras en rassendiscriminatie ernstig op te nemen.
Met betrekking tot technologie werkt het netwerk op de Wereldtop over Informatietechnologie met andere genderorganisaties samen. In de voorbereidende vergaderingen werkte mijn Duitse collega Marianne Seger aan de laatste voorbereidingsconferentie in Genève in de laatste week voor de grote vergadering in november in Tunis.
Marianne zal de standpunten van oudere vrouwen in deze vergaderingen brengen. Ze zal ervoor zorgen dat de zaken waarvoor wij in het Actieplatform in Peking hebben geijverd — het vermelden van vrouwen van alle leeftijden, het vermelden van de levensloop, het scheppen van bewustzijn over het feit dat onze eerdere levenservaringen in ons later leven een cumulatief effect hebben — in november in de vergaderingen naar voren worden gebracht.
Ons netwerk bestaat dus uit vrouwen van plaatselijke groepen, die via hun eigen of via andere organisaties plaatselijk, regionaal, nationaal of internationaal werken.
Wij willen met regeringen samenwerken. Onze boodschap aan de regering op nationaal of plaatselijk niveau is dat wij succesvoller zijn in het bereiken van vrouwen die moeilijk te bereiken zijn, zoals in Ierland is aangetoond.
Wij werken op Europees niveau met het MERI-Project, dat de programma's van de Europese Unie beïnvloedt. Wij werken op internationaal niveau met onze collega's in de subcommissie oudere vrouwen. Wij leven onze levens plaatselijk. Laten wij dus samenwerken om te garanderen dat die 85e verjaardag op memorabele en aangename wijze kan worden gevierd.
Mevrouw Nancy Lewis (in het Engels). — Het jaar 1999 werd door de algemene Vergadering van de Verenigde Naties uitgeroepen tot « Internationaal jaar van de ouderen » en gaf oudere vrouwen de kans als afzonderlijke groep te worden erkend. Tijdens de vergadering van de VN-Commissie voor de status van vrouwen in maart van dat jaar werd een taakgroep voor oudere vrouwen gestart. Onze brede interesse in oudere vrouwen werd besproken. Deze activiteit leidde snel tot een « Caucus on Older Women » om de aandacht op de armoede en onzichtbaarheid van oudere vrouwen in de hele wereld te richten.
Er waren al eerder pogingen om de situatie van oudere vrouwen te bepleiten — het meest opmerkelijk was de Older Women's Tent in Peking — maar een georganiseerde, volgehouden inspanning kwam er pas in 1999, toen het « Internationaal jaar van de ouderen » een kans bood om vergrijzing en vrouwen in beeld te brengen.
De belangrijkste kwestie die de Subcommissie toen naar voren bracht en die vandaag nog steeds bestaat, is dat alle maatschappijen discrimineren op grond van leeftijd. In de hele wereld hebben oudere vrouwen hun hele leven nadelen ondervonden, zoals :
— slechte voeding, terwijl vooral zij de voedingsbehoeften van hun families met meerdere generaties vervullen;
— tot de armsten in hun maatschappij behoren, na een heel leven van financiële afhankelijkheid en extreme armoede.
Doelstelling van de Subcommissie was van bij de start informeren, regeringen en niet-gouvernementele organisaties van de specifieke behoeften van oudere vrouwen bewust maken, maar ook hun waardevolle bijdragen aan hun familie en gemeenschap beklemtonen.
In 1999 lobbyde de Subcommissie om verwijzingen naar veroudering en oudere vrouwen in het bijzonder, in de VN-Verklaring op te nemen. Deze inspanningen werden beloond toen « vrouwen » « vrouwen van alle leeftijden » werd.
Na het « Internationaal jaar van de ouderen » werd de taakgroep over oudere vrouwen een subcommissie van de Commissie voor de status van vrouwen. Één van de medevoorzitters werd door de Commissie vergrijzing, de andere door de Commissie voor de status van vrouwen aangesteld. Toen de taakgroep een subcommissie werd, nam het succes snel toe.
Een gegevensbank werd ingesteld waarin de oudere vrouwen werden opgenomen die de vergaderingen van de subcommissie hadden bijgewoond. Een internetgroep werd ingesteld om communicatie in de gehele wereld eenvoudig te maken.
De leden werden verenigd en de aandacht werd op specifieke werkgebieden gericht. De subcommissie bezocht de VN-missies in verschillende landen om over oudere vrouwen te praten en voor hun rechten op elk gebied te lobbyen.
Individuele leden van de subcommissie reisden naar het buitenland en organiseerden vergaderingen met belangstellende groepen om over het « Internationaal jaar van de ouderen » en oudere vrouwen in het bijzonder te praten en daarvoor steun te verwerven.
Ik sprak met mensen van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Ecuador en werd dan door de Nationale Raad Vergrijzing in China uitgenodigd om programma's en faciliteiten voor senioren te beoordelen, steeds met bijzondere nadruk op vrouwen.
Toen ik onderzoek deed voor een toespraak die ik in september 2001 op een vergadering van de Nationale Raad Vergrijzing in Zuid-Afrika mocht houden, realiseerde ik mij hoe kwetsbaar oudere vrouwen zijn en hoe belangrijk hun bijdragen aan familie, gemeenschap en maatschappij waren en zijn.
De subcommissie was vastbesloten het belang aan te tonen van deze bijdragen aan het overleven van alle maatschappijen en zo de « onzichtbare oudere vrouwen » in al hun diversiteit en kracht zichtbaar te maken en te bewijzen dat ze niet afhankelijk en nutteloos zijn.
Bij het onderzoek naar de realiteit van het leven van oudere vrouwen werd duidelijk dat het om flagrante mensenrechtenkwesties gaat.
De subcommissie besloot van dit kader gebruik te maken en zijn aandacht en inspanningen in de eerste plaats op de vergaderingen van de jaarlijkse VN-Commissie voor de status van vrouwen en het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen (CEDAW) te richten.
De subcommissie vergaarde kennis over mensenrechtenkwesties en ontwikkelde eenvoudige boodschappen. Wij stelden in vergaderingen de vraag « ja — maar wat met betrekking tot oudere vrouwen ? ».
Wij oefenden druk uit op VN-personeel om aandacht te besteden aan oudere vrouwen en zochten steun bij regeringsafgevaardigden. Wij stelden ons ten doel iedereen over de bijdrage van oudere vrouwen aan de maatschappij en hun huidige behoeften te informeren.
Wij deden beroep op de bekwame en energieke talenten van Irma Loemban Tobing-Klein, de ambassadeur van Suriname, die in oktober 2001 in de algemene Vergadering de toestand van oudere vrouwen ter sprake bracht. Ze stelde een resolutie voor met de titel « The Situation of Older Women in Society », die door 38 landen werd ondertekend.
Deze resolutie werd door de algemene Vergadering op haar 88e zitting in december 2001 goedgekeurd.
In februari 2005 steunde SCOW tijdens de vergadering van de « Commissie voor de status van vrouwen » in de Verenigde Naties een workshop « Older Women and Sex : Myths and Realities on the Way to Empowerment » onder leiding van de Belgische dokter Els Messelis. Het was de eerste stap in het kader van een grotere inspanning met betrekking tot dit onderwerp.
De inspanningen van de subcommissie werden gericht op CEDAW, het Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van discriminatie tegen vrouwen.
Wij bestudeerden het CEDAW-Verdrag met aandacht voor wat daarin al dan niet over oudere vrouwen wordt gezegd. Wij stelden voor elk artikel van het Verdrag en de 12 kritieke actiedomeinen van het Actieplatform van Peking specifieke briefingdocumenten op en verspreiden die.
Voor de aanvang van elke CEDAW-sessie bezoeken SCOW-leden de VN-missies van landen die verslag uitbrengen en helpen de landen ervan op de hoogte te brengen dat hun vertegenwoordigers vragen met betrekking tot oudere vrouwen zullen worden gesteld.
In maart 2002 verwees mevrouw Charlotte Abaka van Ghana, voorzitter van de CEDAW-commissie, in haar verslag voor de 46e vergadering van de commissie na de CEDAW-vergadering naar oudere vrouwen. In januari 2003 kreeg SCOW de ongewone kans de CEDAW-deskundigen rechtstreeks namens de oudere vrouwen toe te spreken.
Dat was zeer ongewoon omdat gewoonlijk een individuele NGO wordt gevraagd. In dit geval werd een SCOW-lid gevraagd.
SCOW's lobby-inspanningen bij de CEDAW-deskundigen werden in het bijzonder beloond toen mevrouw Krisztina Morvai, de deskundige uit Hongarije, in januari 2005 een vergadering met alle CEDAW-deskundigen en SCOW organiseerde om de behoefte te bespreken aan een « Algemene aanbeveling over oudere vrouwen voor CEDAW. Als dit gebeurt, zullen alle verslag uitbrengende landen in hun verslagen kwesties met betrekking tot oudere vrouwen moeten vermelden. SCOW pleit voor de opstelling van een aanbeveling over oudere vrouwen.
Deze algemene aanbeveling zou de normen uitbreiden die worden gehanteerd bij het toezicht op de prestaties van staten die partij zijn, zodat de situatie van oudere vrouwen wordt erkend en verbeterd.
Het is tijd dat kwesties met betrekking tot oudere vrouwen worden opgenomen in de criteria voor het toezicht op discriminatie tegen vrouwen bij de werkzaamheden van de CEDAW-Commissie.
Bij de samenwerking met de Commissie voor de status van vrouwen en CEDAW leerde SCOW snel dat onderzoek over vrouwen ouder dan 50 in de meeste gebieden van de wereld zo goed als onbestaande is. De meeste officiële documenten en beleidsrichtlijnen bevatten geen informatie over oudere vrouwen. Dit gebrek aan onderzoek en specifieke gegevens heeft de onzichtbaarheid van sociaal uitgesloten oudere vrouwen vergroot. Dit maakt het moeilijk om voor hen op te komen. SCOW maakt echter gestaag vorderingen en is bijzonder aangemoedigd door en dankbaar voor inspanningen zoals het MERI-project, dat de staat van het onderzoek naar oudere vrouwen in Europa heeft onderzocht. Wij hopen dat deze inspanningen soortgelijk onderzoek in de gehele wereld zullen inspireren.
De volgende belangrijke stap zal zijn deze resultaten te delen met de staten die partij zijn en verslag uitbrengen aan CEDAW en de CEDAW-deskundigen, die de verslagen zullen beoordelen en de regeringsvertegenwoordigers vragen zullen stellen.
Doelstelling van SCOW was bewustmaking. Woorden en uitdrukkingen die SCOW in debatten en verslagen naar voren bracht, zijn nu regelmatig te horen in de wandelgangen van de VN : « meisjes en vrouwen van alle leeftijden » en « naar geslacht en leeftijd uitgesplitste gegevens ». Deze uitdrukkingen zijn gemakkelijk te lezen en te onthouden. Andere groepen en organisaties gingen in op het verzoek van SCOW om deze uitdrukkingen in hun eigen teksten en positiedocumenten te gebruiken.
Tot de toekomstplannen behoort een tijdens de jaarlijkse conferentie van de « International Federation on Ageing » in juni 2006 in Denemarken door SCOW georganiseerde vergadering over oudere vrouwen. Die vergadering zal SCOW in de gelegenheid stellen zijn boodschap aan geïnteresseerde professionals in de gehele wereld kenbaar te maken.
De inspanningen van SCOW hebben de problemen in verband met de « onzichtbare » oudere vrouwen « zichtbaarder » gemaakt. SCOW zal de problemen van oudere vrouwen in hun dagelijkse leven onder de aandacht blijven brengen.
PANELGESPREK
Mevrouw Annemie Van de Casteele, senator. — Voor het panelgesprek over de plaats van de vrouw in de vergrijzing van de bevolking hebben we een aantal vertegenwoordigers van het middenveld uitgenodigd. Ze zullen hun standpunt kort naar voren te brengen. Daarna krijgen de mensen in de zaal het woord.
De werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » heeft heel wat werk verzet over dit thema. We hebben geprobeerd ook het positieve van de vergrijzing te benadrukken. Zoals mevrouw Parent al zegde, moeten we gelukkig zijn dat we ouder kunnen worden. Er zijn echter ook nogal wat pijnpunten die meer specifiek vrouwen aanbelangen. Daarover moet zoveel mogelijk onderzoek worden gedaan. We moeten nu vooral nagaan hoe we het aandeel van de verouderende bevolking, en meer bepaald van de vrouwen, de komende jaren kunnen uitspelen als een troef voor de samenleving.
Mevrouw Moerenhout. — In het Vlaams Ouderen Overleg Komitee (OOK), dat ik hier vertegenwoordig, hebben heel wat mannen zitting maar op een dag als vandaag mag een vrouw het woord voeren. Ik apprecieer overigens wel heel erg dat hier vandaag enkele mannen aanwezig zijn. Mannen en vrouwen moeten immers samen naar een evenwicht zoeken.
De VZW Vlaams Ouderen Overleg Komitee werd opgericht als platform van de ouderenorganisaties. Sinds kort hebben we in Vlaanderen een opdracht als Vlaamse Ouderenraad. We hopen dat ook op de andere beleidsniveaus een soortgelijke adviesraad wordt opgericht.
Het verheugt me dat de werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » de troeven van de oudere vrouw benadrukt. In het vergrijzingsdebat en in het eindeloopbaandebat ligt de focus te veel op pensioen en gezondheidszorg. Ouder worden heeft heel wat aspecten die met het totale beleid te maken hebben en daarom vragen we dat het vergrijzingsdebat tot alle levensaspecten wordt verruimd.
Het debat over de vergrijzing en het loopbaaneinde wordt zonder de ouderen gevoerd.
Het eindeloopbaan- en het pensioendebat situeren zich op de grens tussen werken en niet-meer-werken. Daarom moeten de betrokkenen inspraak krijgen in het debat. Hun bedenkingen kunnen dat debat verbreden. In de werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » en op deze studiedag worden eindelijk ook de ouderen eens gehoord. Het is de eerste keer dat dat gebeurt en daarvoor wil het OOK in het bijzonder mevrouw Geerts bedanken. We hopen ook in de toekomst verder volwaardig te worden betrokken in de debatten over deze materie.
De hogere levensverwachting en het overwicht van de vrouwen zijn gekende gegevens. Het is dan ook belangrijk dat vrouwen voldoende worden betrokken bij het beleid dat voor hen wordt uitgestippeld.
We stellen vast dat ouderen in het algemeen op de verschillende beleidsniveaus minimaal zijn vertegenwoordigd en op de hoogste beleidsniveaus zelfs zo goed als afwezig zijn. De vijftigplussers mogen nog even meedraaien, maar voor wie zestig wordt, is het gedaan. Vooral oudere vrouwen hebben weinig belangstelling voor een vertegenwoordigende rol of krijgen die rol weinig toebedeeld. We moeten ook bij onszelf gaan kijken. In de adviesorganen waar de ouderen het voor het zeggen hebben, zoals de lokale ouderenadviesraden, zijn er opvallend weinig vrouwelijke voorzitters : het gaat slechts om achttien procent. Ook in de samenstelling van die ouderenadviesraden zijn op lokaal niveau de mannen in de meerderheid. In de bestuursorganen van het Ouderen Overleg Komitee zijn er op alle niveaus maar 27 % vrouwen. Dat lijkt nog niet zo slecht, maar het is toch onvoldoende als we weten dat op oudere leeftijd de vrouwen in de meerderheid zijn. Sinds zes jaar is de voorzitter van het OOK wel een vrouw en dat heeft zijn redenen. Ze wordt aanvaard door de verschillende strekkingen in het OOK omdat ze verzoenend optreedt, omdat ze een luisterend oor heeft en omdat ze rekening houdt met iedereen.
Zeker nu het OOK de functie van Vlaamse ouderraad heeft gekregen en er heel wat verandering op til is, streven we naar een gelijke man-vrouwverdeling. We beseffen dat de karwei enorm is aangezien vrouwen zich vooral inzetten voor zorgverstrekking en op de achtergrond blijven in het publieke leven.
Waarom zijn vrouwen minder vertegenwoordigd ? Omdat vrouwen minder lang vergoede arbeid hebben verricht en minder goede jobs hebben gehad, hebben ze een kleiner pensioen en daardoor ook minder geld om te investeren in organisaties en activiteiten.
De oudste generatie vrouwen hebben een lagere opleiding waardoor ze onzeker zijn over hun competenties. Ze durven over het algemeen weinig te ondernemen, weinig de leiding te nemen of het woord te voeren. De uitzondering bevestigt de regel : onze voorzitster heeft maar tot zestien jaar school gelopen.
Die vrouw heeft zich echter in de loop der jaren bekwaamd en leren spreken in het openbaar zodat ze uiteindelijk wel een rol met verantwoordelijkheid kon opnemen. Vandaag kan ze op het hoogste niveau van onze organisatie participeren.
Onze organisatie mag twintig vertegenwoordigers afvaardigen naar het Raadgevend Comité van de pensioensector. Naar vrouwelijke afgevaardigden moeten we echt hard zoeken. Aan de helft geraken we nooit, aan een derde nauwelijks. We geven wel namen door, maar de betrokken vrouwen hopen dat ze nooit aanwezig zullen moeten zijn, omdat ze over onvoldoende basiskennis beschikken om over heel technische materies mee te praten. Wie daarmee niet zijn hele leven bezig is geweest, kan niet volgen en het is moeilijk om de achterstand op korte of zelfs op halflange termijn in te lopen.
De beeldvorming over oudere vrouwen is ook niet erg goed. Oudere vrouwen hebben vaak kleine pensioenen, geen aantrekkelijke woonsituatie en weinig netwerken. Al die aspecten zijn een bron van zorgen voor de toekomst van oudere vrouwen. Oudere vrouwen zijn daardoor minder zichtbaar in het maatschappelijke leven en dat heeft niets te maken met disengagement.
Enkele groepen zijn maatschappelijk bijzonder onzichtbaar : oudere allochtone vrouwen, oudere lesbische vrouwen, oudere zieke en mindervalide vrouwen blijven ver op de achtergrond.
Het OOK wil voor al die mensen opkomen en heeft de gewoonte bepaalde problematieken in algemene termen te behandelen. Als gescheiden vrouwen, lesbische vrouwen of weduwen een laag inkomen hebben, dan geven wij hun probleem een plaats in de problematiek van mensen met een laag inkomen.
Om de participatie van ouderen en van oudere vrouwen te bevorderen, is er nog veel werk aan de winkel, ook in de ouderenorganisatie en in de participatie-organen.
We hopen dat de scheeftrekking in de toekomst ongedaan wordt gemaakt. We moeten daaraan allemaal samen werken. We beschikken over troeven als we in de ouderenorganisaties aan verjonging doen. Een verjongingskuur kan ons in contact brengen met vrouwen van vijftig tot zestig jaar die een hogere opleiding hebben genoten en meer kansen op de arbeidsmarkt hebben gekregen. Dat zijn de troeven die we moeten uitspelen.
Mevrouw Nathalie de T' Serclaes, senator. — Voor ik het woord geef aan mevrouw Renée Coen, die de VZW Coordination des Associations des Seniors (CAS) vertegenwoordigt, wil ik erop wijzen dat het begrip senior een grote diversiteit van profielen dekt : het kan gaan om alleenstaanden of gehuwden, gehandicapten, enz. Ook de leeftijd kan erg verschillen : is men een senior van zodra men de vijftig voorbij is ? Zijn de problemen dezelfde ongeacht de leeftijd ? Vroeger was senior gelijk aan bejaard. Nu schijnt men te denken dat men een senior is zodra men niet meer werkt. Dan rijst de vraag van de werknemers die meer dan vijftig zijn en die niet gegeerd zijn op de arbeidsmarkt omdat ze als oud worden beschouwd. De werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » heeft zich over al deze vragen gebogen met bijzondere aandacht voor de diversiteit die inherent is aan de benaming ouderen.
Mevrouw Renée Coen. — Ik kan met plezier de oprichting aankondigen van de CAS, Coordination des associations francophones, de Franstalige tegenhanger van het OOK. Nu is er eindelijk een coördinatieorgaan voor alle ouderenverenigingen. Onder de oprichters bevinden zich de volgende verenigingen : de Confédération des pensionnés socialistes, de Fédération indépendante des seniors, Espace-Senior des mutualités socialistes, waarvan ik de verantwoordelijke ben, de Ligue libérale des pensionnés, de Union chrétienne des pensionnés, Vie féminine, de Conseil des femmes francophones, de Université des femmes, de Action catholique rurale des femmes, de Ligue des familles en de Universiteiten voor de derde leeftijd.
Onze doelstellingen zijn identiek aan die van het OOK. Wij denken de senioren van 55 tot 115 jaar te vertegenwoordigen. Zoals Mie Moerenhout al aangaf, is dit een belangrijk moment omdat het wellicht de eerste maal is dat we een aanspreekpunt zijn voor wat gebeurt op het vlak van de senioren. Een van de grootste pijnpunten is dat we slechts zeer zelden bij de besluitvorming worden betrokken. We roepen dan ook op om de mensen van het terrein vaker bij de besluitvorming te betrekken en naar hun adviezen te luisteren. De term « niet-actief » is volstrekt misplaatst. Weinig personen zijn zo actief als de bruggepensioneerden en de gepensioneerden.
De bevolking is zeer verscheiden en we moeten aandacht besteden aan alle aspecten en alle leeftijden.
Voor de vrouwen is een hoofdrol weggelegd, maar dat is nog niet voldoende onderstreept. Natuurlijk wordt vooruitgang geboekt en we hopen dat de zaken de goede richting blijven uitgaan.
Ik was verbijsterd toen ik hoorde in welk jaar vrouwen stemrecht kregen. Ons land was hierin zeker geen voorloper. Sinds enkele decennia is het besef gegroeid dat vrouwen een belangrijke rol te vervullen hebben.
De strijd voor de gelijkheid tussen de seksen is net als die voor de gelijkheid tussen de leeftijden en de rassen nog lang niet gewonnen, maar steeds meer mensen houden zich ermee bezig.
Wat mij betreft, doet hoop leven.
Mevrouw Herlindis Moestermans. — Het thema van de vergrijzing staat pas in het najaar op de agenda van de Nederlandstalige Vrouwenraad. In dat opzicht komt deze studiedag dus iets te vroeg. We hopen dat we tegen het einde van het jaar nieuwe aanbevelingen kunnen voorleggen, in positieve zin dan. We zijn immers van oordeel dat de vergrijzing een troef moet zijn voor iedereen.
Ik wens even in te gaan op de leeftijdsgrenzen en de leeftijdsdiscriminatie. In Vlaanderen bracht het Steunpunt gelijkekansenbeleid onlangs een studie uit over de leeftijdsdiscriminatie. Er werd nagegaan tot welke discriminaties leeftijdsgrenzen in de Vlaamse regelgeving kunnen leiden. Daarbij kwamen een aantal knelpunten aan het licht. Zo kan het hanteren van leeftijdsgrenzen bepaalde personen uitsluiten. Bovendien zou men uitgaan van homogene groepen die op basis van een leeftijdsgrens kunnen worden afgezonderd. Een ander probleem is dat de leeftijdsgrens gedurende lange tijd vrij strak en arbitrair wordt toegepast, zonder rekening te houden met de evolutie van de maatschappelijke context. Het hanteren van leeftijdsgrenzen kan leiden tot het stereotiep bestempelen van ouderen als arm, oud en hulpbehoevend.
Leeftijdsgrenzen kunnen echter ook een meerwaarde bieden. De leeftijd is immers een gemakkelijk te hanteren objectief criterium en kan in bepaalde gevallen bijdragen tot rechtszekerheid en gelijkheid. Het kan ook bescherming bieden aan bepaalde zwakkere groepen.
De wetenschappelijke studie in kwestie bevat de aanbeveling dat het beleid zeer voorzichtig moet omspringen met leeftijdsgrenzen. Het beleid moet bij het nemen van maatregelen kunnen verantwoorden waarom een bepaalde leeftijdsgrens als criterium geldt of waarom in bepaalde situaties geen andere criteria worden overwogen. Ik denk bijvoorbeeld aan anciënniteit of behoeftigheid.
De Vrouwenraad stelt voor zo'n studie ook op het federale niveau te doen, hierbij rekening houdend met andere facetten zoals gender en etniciteit.
We denken natuurlijk in de eerste plaats aan de problematiek van de pensioenleeftijd. We bevinden ons in een periode van gelijkschakeling van de pensioenleeftijd voor vrouwen en mannen. In de jaren negentig werd daartegen al geprotesteerd door de vrouwenbeweging, omdat de vrouw uiteindelijk de rekening betaalt. Zij moet immers het meest inleveren. Het is dus wellicht raadzaam nog andere criteria in overweging te nemen.
Mevrouw Annemie Van de Casteele, senator. — Die aangelegenheid is in het parlement al aan bod gekomen. Hoewel het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding kan oordelen over klachten inzake discriminatie, heeft minister Dupont, die bevoegd is voor het gelijkekansenbeleid, ons in de commissie verzekerd dat er nog geen enkele klacht werd ingediend. Het debat dat daarover binnen afzienbare tijd zal worden gevoerd, wordt ongetwijfeld zeer ingewikkeld aangezien er vragen zullen rijzen over alle aspecten die gekoppeld zijn aan de leeftijd. Het is positief dat de Nationale Vrouwenraad die problematiek onderzoekt en we zullen de evolutie dienaangaande met veel belangstelling volgen.
Mevrouw Magdeleine Willame-Boonen. — Bij wijze van inleiding wil ik Pablo Picasso citeren : « Men doet er lang over om jong te worden. »
Ik ervaar deze discussie als enigszins deprimerend omdat ik de indruk heb dat men onvoldoende onderscheid maakt tussen de vrouw of de man van vijftig en de honderdjarigen.
Ik zeg dat omdat ik daartoe een speciale reden heb. Toen de Franstalige Vrouwenraad zijn honderdste verjaardag vierde, hadden we beslist ook de honderdjarige vrouwen te vieren.
We vonden het logisch dat na honderd jaar vrouwengeschiedenis te hebben geschetst, we ook eens nagingen wat er geworden was van de vrouwen die in 1905 waren geboren. Ze hebben twee oorlogen meegemaakt en in de jaren zestig hebben ze de pil haar intrede zien doen hoewel dat voor hen toen « niet meer echt van belang » was.
We zijn dus op zoek gegaan naar die vrouwen. België heeft 1 163 honderdjarigen waarvan 800 vrouwen. Dat zegt meer dan alle statistieken samen. Van die 800 vrouwen zijn er ongeveer 400 Nederlandstalig en 400 Franstalig.
We hebben aan de Franstalige honderdjarigen gevraagd wie bereid was op vragen over hun leven te antwoorden.
Omdat sommigen wegens hun gezondheidstoestand niet konden ingaan op de vraag of omdat men weigerde op een vragenlijst te antwoorden, bleven er uiteindelijk nog een twintigtal vrouwen over die we konden ondervragen.
Onze tocht door de verschillende rusthuizen leverde een fantastische boodschap van optimisme op. De vrouwen die we hebben ontmoet, waren bijzonder levendig. Hun boodschap was er een van grote blijdschap en van immense levensvreugde.
Een vrouw die ik vorige week ondervroeg, vertelde me dat ze een deel van haar leven als boerin heeft gewerkt en een ander deel als poetsvrouw in het hotel Plaza aan het Rogierplein. Op mijn vraag wat ze het liefste deed, antwoordde ze tegen alle verwachtingen in : poetsvrouw, want als boerin vond ze het te warm in de zomer en te koud in de winter.
Dit alles leidt me tot de volgende overweging : als men zegt dat het leven vanaf vijftig heel ingewikkeld wordt, vraag ik me af of het niet veeleer onze samenleving is die slecht functioneert. Hoe ouder iemand in Afrika wordt, hoe groter zijn meerwaarde. Ik vraag me dan ook af of onze samenleving niet verkeerd bezig is als ze mensen zo brutaal op rust stelt, op een min of meer overeengekomen leeftijd, naargelang het uitkomt en op basis van uitsluitend economische overwegingen.
Ik vraag me ook af of onze samenleving die « alles wil en nu meteen », het geheugen niet opnieuw in eer moet herstellen. Alleen de mensen ouder dan 50 beschikken over de mogelijkheid.
Wat doet de Franstalige Vrouwenraad concreet ? Hij viert niet alleen zijn honderdste verjaardag, maar richtte zopas ook een werkgroep over veroudering op. We zullen dus nadenken over de problemen die vanmiddag werden aangesneden.
Op 14 juni, toen we samen met de Nederlandstalige Vrouwenraad onze eisen hebben naar voren gebracht, hebben we het vooral gehad over ouderen met weinig inkomsten. Dat blijft een belangrijk probleem. We hebben ons ook gebogen over de enorme problematiek van de ziekte van Alzheimer, die de vrouwen niet alleen rechtstreeks treft omdat ze langer leven, maar ook onrechtstreeks omdat zij mensen die Alzheimer hebben, moeten verzorgen.
Mevrouw Myriam Van Varenbergh. — De koepelorganisaties die deel uitmaken van de Raad van de gelijke Kansen voor mannen en vrouwen en die hebben meegewerkt aan het formuleren van de adviezen inzake de vergrijzing van de bevolking, hebben de belangrijkste aandachtspunten al besproken. Zij zal hierop niet verder ingaan.
De Raad heeft het moeilijk met het aanvaarden van de leeftijdsgrens van vijftig jaar. Als vergrijzing samenhangt met de haarkleur, ben ik een levend pleidooi voor een verdere verlaging van die grens. Het ouder worden moet op een meer positieve manier worden benaderd. In de wereld van de consultancy stelt men alles in het werk om zo snel mogelijk senior consultant op zijn naamkaartje te kunnen zetten. In de politiek, de economie en in het maatschappelijk leven heeft senior evenwel een negatieve bijklank.
Op basis van een aantal vaststellingen splitst de raad zijn adviezen op in twee categorieën : de adviezen voor vrouwen van 50 jaar en ouder en die voor vrouwen van 60 jaar en ouder. Mevrouw de T' Serclaes heeft terecht opgemerkt dat er nood is aan een verdere opsplitsing : 50-plussers, 60-plussers, 75-plussers en hoogbejaarden.
Ik hoef niet te onderstrepen dat de kaap van 50 voor de meeste vrouwen een belangrijk ogenblik is. Mathematisch gezien komen vrouwen dan in de tweede levenshelft terecht, wat gepaard gaat met allerlei psychologische, sociale en lichamelijke veranderingen. Ze worden geconfronteerd met « het lege nest », ze worden voor het eerst grootmoeder, moeten meer tijd besteden aan de verzorging van de eigen ouders en krijgen af te rekenen met lichamelijke veranderingen zoals menopauze, veranderende lichaamsbouw, verminderde beweeglijkheid en osteoporose. Bovendien moeten ze een antwoord zoeken op grote levensvragen : wat doe ik met mijn verdere leven, waar sta ik, wat heb ik bereikt ? Als klap op de vuurpijl wordt er in politieke debatten gepleit voor de verwijdering van die groep van vrouwen van de arbeidsmarkt, hoewel ze vaak nog heel actief zijn en beschikbaar willen blijven voor de arbeidsmarkt. Velen willen zelfs herintreden in de arbeidsmarkt.
Wij pleiten in onze adviezen daarom voor meer aandacht voor vrouwen van die leeftijdscategorie. Er is nood aan meer omkaderingsmogelijkheden om de herintrede mogelijk te maken. Dat zal overigens bijdragen tot de oplossing van het socialezekerheidsprobleem.
België staat op dat vlak niet alleen. Andere Europese landen hebben ter zake al initiatieven genomen. Zo biedt de Nederlandse regering oudere werknemers de mogelijkheid om minder uren te werken, langere vakanties te nemen en minder stresserend werk te doen. In Griekenland geeft de regering subsidies voor het in dienst nemen van oudere werknemers. In Oostenrijk werden maatregelen genomen om de mobiliteit en de flexibiliteit op de arbeidsmarkt te bevorderen. In Denemarken werd een graduele arbeidsverkorting ingevoerd. In het debat over de eindeloopbaan in ons land werd tot onze spijt blijkbaar geen rekening gehouden met de grote groep vrouwen die geen volledige loopbaan heeft en niet van dergelijke maatregelen gebruik kan maken.
Wij hebben tevens vastgesteld dat ook degenen die pas tot de 50-plussers behoren, niet altijd weten waarop ze recht hebben en hoe het pensioen kan worden aangevuld. De raad meent dat de overheid meer informatiecampagnes moet voeren en dat er meer moet worden nagegaan of mits een aanpassing van de werksituatie vrouwen niet langer op de arbeidsvloer kunnen blijven. Oudere werknemers zijn vaak tevreden werknemers. Daarvan moet gebruik worden gemaakt. Het is niet altijd zo dat oudere werknemers te duur zijn. De leeftijd wordt gecompenseerd door een schat aan ervaring die anderen niet altijd hebben.
Ook over de 60-plussers hebben wij adviezen uitgebracht. Het betreft vaak vrouwen met minder scholing en minder vlotte loopbanen. Ze bekleden dus een zwakkere positie op de arbeidsmarkt en hebben minder financiële middelen. Ze weten vaak niet of ze later naar een rusthuis zullen kunnen gaan, wat ze daar kunnen doen en welke tegemoetkomingen er zijn. Ook daar heeft de overheid de opdracht om preventie- en informatiecampagnes te voeren. De informatie is te vinden op het internet, maar er bestaan ook andere kanalen zoals de medische centra, de apothekers, de buurtwerking en de vakbonden om informatiebrochures te verspreiden.
Op hogere leeftijd worden vrouwen vaak geconfronteerd met het probleem van de rusthuizen. Het is vaak een dure aangelegenheid. Als men weet dat 4,1 % van de bejaarden alleenstaand is en onder de armoedegrens leeft, is het duidelijk dat daar een probleem is. De raad heeft gevraagd daarover een studie te maken, zodat de overheid een keuze kan maken. Ofwel laat ze de kostprijs van een rusthuis voor de bejaarden dalen, zodat die niet wordt afgewenteld op de familie, die er overigens niet altijd is. Ofwel beslist ze tot een verhoging van de minima voor bejaarden.
We vragen ook meer aandacht voor de psychologische opvang in de rusthuizen en niet enkel voor de medische opvang. In de rusthuizen verblijven vooral vrouwen. Daarom zou het nuttig zijn de activiteiten, de invulling, het beheer en de werking van de rusthuizen een meer vrouwelijke toets te geven.
We hebben een advies over het misbruik van bejaarden uitgebracht. Tot onze ontzetting hebben we in talrijke studies gelezen dat 1 op 10 van de 75-plussers financieel wordt misbruikt door familie of door mensen die aan huis komen om te helpen. Er moet worden opgetreden om dit te voorkomen, te meer omdat een zelfde percentage bejaarden lijdt onder psychisch geweld. Ze kunnen nergens heen. Er bestaan reeds goede initiatieven, informatiecampagnes en vertrouwenspersonen, inzake geweld op het werk. Zulke initiatieven zijn ook nodig voor bejaarden die het slachtoffer zijn van psychisch of verbaal geweld of van actieve verwaarlozing. Er is op dat vlak nog heel wat werk aan de winkel.
De raad is zeer verheugd dat de Senaat het initiatief tot dit debat heeft genomen en het middenveld hierbij heeft betrokken. We hopen dat dit wordt vervolgd, zodat we kunnen nagaan of de adviezen een politieke invulling en uitvoering krijgen, aangepast aan de evolutie van de maatschappij.
Mevrouw Annemie Van de Casteele, senator — Ik dank mevrouw Van Varenbergh die ons heel concrete aanbevelingen heeft gegeven namens de Raad van de gelijke kansen. De voorzitster van de werkgroep en ikzelf, als voorzitster van de commissie voor de Sociale Aangelegenheden, verbinden ons ertoe die adviezen ter harte te nemen. Over de problematiek van de rusthuizen hebben we volgende week al een debat met minister minister Dupont gepland. Aan de problematiek van het onderhoudsgeld waarover we ook al vragen hebben gesteld aan de minister, moet inderdaad dringend aandacht worden besteed.
De heer Luc Jansen. — Ik ben onder meer voorzitter van het Raadgevend Comité voor de Pensioensector, een officieel adviesorgaan dat alle gepensioneerden van het land vertegenwoordigt. Eerst wens ik erop te wijzen dat er een officieel orgaan voor het Waalse Gewest bestaat : de Conseil consultatif du troisième âge, voorgezeten door Pierre Rondal. De OOK die op 2 september werd erkend als representatief orgaan van de Vlaamse Gemeenschap, mag dus niet vergeleken worden met de CAS, vermits de Conseil consultatif du troisième âge het officiële orgaan is dat de gepensioneerden van het Waalse Gewest vertegenwoordigt.
De vertegenwoordiging van de vrouwen in adviesraden is een probleem. Ik geef een concreet voorbeeld. Ik moest een vrouw voordragen die ons comité zou vertegenwoordigen in de Commissie voor aanvullende pensioenen, een officieel orgaan opgericht door de wet-Vandenbroucke. De OOK is daarin niet geslaagd en heeft dus een man voorgedragen waardoor het bij wet opgelegde quotum — een derde vrouwen in de adviesorganen — niet werd bereikt. De benoeming verliep dan ook niet van een leien dakje. Ik betreur dat. Ik moet nu een Franstalige vrouw voordragen. Ik hoop dat zich tijdig een vrouwelijke kandidate aanbiedt. Het is niet altijd gemakkelijk een vrouw te vinden die bereid is om in een officieel orgaan zitting te nemen.
Voorgesteld werd overigens dat de structuren zouden worden aangepast zodat vrouwen hun beroeps- en gezinsleven beter op elkaar kunnen afstemmen. Hiervoor zijn financiële middelen en dus ook politieke beslissingen nodig. Men heeft het vaak over de problemen die jonge werkende vrouwen hebben om opvang te vinden voor hun kinderen. In de komende jaren zullen we te maken krijgen met vrouwen van vijftig die problemen hebben omdat ze voor hun bejaarde ouders moeten zorgen. Het probleem is hetzelfde. De gewesten moeten dan ook middelen uittrekken voor de organisatie van dagopvang voor ouderen. Deze kwestie wordt ook besproken op de Staten-generaal van het Gezin. Ik hoop dat concrete beleidsbeslissingen zullen volgen.
Mevrouw Christiane Robert. — Onze VZW SeniorFlex werd in 2003 opgericht om de belangen van de senioren die actief willen blijven, te verdedigen en te bevorderen.
In het debat over het loopbaaneinde valt op dat men het lot van een derde van de bevolking wil regelen zonder die groep om zijn mening te vragen. Het volstaat niet aan de senioren te zeggen dat men hen zal verplichten langer te werken en dat men het brugpensioen wil afschaffen. Men zou beter trachten hun leven te vergemakkelijken. Niemand heeft tot nog toe gewezen op de plafonds die gepensioneerden verbieden om meer te verdienen dan een minimum minimorum bovenop het pensioen, ook als dat laatste niet volstaat. Nochtans is het verschil tussen het laatste loon en het pensioen in België groter dan in de meeste OESO-landen.
Bovendien is het weduwepensioen onderworpen aan dezelfde plafonds, hoewel er geen enkel verband is met de leeftijd. Een vrouw kan haar man verliezen als ze twintig is. Vermits ze meestal werkt, is het de Staat die haar pensioen op zak steekt. Dat is een schandaal. Ik vraag dat dit plafond wordt afgeschaft vooraleer men de mensen verplicht om langer te werken. Als ze langer moeten werken zonder dat ze er iets bij winnen, heeft het geen zin hen daartoe te verplichten.
Mevrouw Nathalie de T' Serclaes, senator. — De talrijke ingediende wetsvoorstellen die deze plafonds willen afschaffen, botsen telkens weer op begrotingsimperatieven. De regeringen hebben systematisch geweigerd op die voorstellen in te gaan. Nochtans maken we vorderingen, niet alleen dank zij verenigingen als de uwe, maar ook onder druk van de gepensioneerden zelf.
De werkgroep « Vergrijzing van de bevolking » heeft dit probleem besproken. We hebben moeten vaststellen dat er geen eensgezindheid over bestaat. Het dossier evolueert in de goede richting, maar ik ben het er volledig mee eens dat u deze kwestie opnieuw aankaart.
Mevrouw Alice Bakker Osinga — Toen ik kleine kinderen had, was ik acht jaar actief in de Nederlandse Vereniging voor Vrouwenbelangen en daarna acht jaar bij CDA Vrouwen, pers en publiciteit. Mocht ik nog jong zijn, dan zou ik het leven heel anders aanpakken. Wat ik in het debat mis, is aandacht voor het familieleven, de goede voorbeelden van vader en moeder. Hier in het Westen mis ik mannen die het goede voorbeeld geven, die over nog wat anders spreken dan over structuren en geld, die een toekomstvisie hebben voor de maatschappij in haar geheel, iets wat vrouwen belangrijk vinden.
Ik ben op heel jonge leeftijd in Oost-Europa geweest. In Polen was ik onder de indruk van het communistische systeem, dat ik verschrikkelijk vond. Toen ik in 1990 terug in Warschau kwam, net na de « bevrijding », heerste daar een heel speciale sfeer. Waar de mensen op aandrongen was aandacht voor cultuur, achtergronden, de geschiedenis, het gemeenschappelijke, een toekomstvisie.
We zouden veel meer integraal moeten denken. Ik probeer wetenschap, het politieke leven en het bedrijfsleven samen te brengen. Ik heb een eigen stichting Osinga agens voor de integratie voor Oost- en West-Europa. Ik heb een prachtig project via Regia van Santiago de Compostella naar Kiev. Dat project is vanuit Oost-Duitsland al ontwikkeld. Ik hoop het hier in Brussel ook te slijten. Dat is ontzettend moeilijk, want iedereen is bezig met procedures. De dames in de Senaat zou ik willen vragen te blijven vechten voor Brussel als hoofdstad van België en van Europa en ook fier te zijn op Brussel. EU-voorzitter Barroso en vele andere EU-voormannen weten helemaal niet meer waar ze naartoe moeten. Misschien kunnen vrouwen het project meer uitstraling geven.
Europa heeft een rijke geschiedenis. In een geglobaliseerde wereld is het goed de eigenheid van land, stad en cultuur te erkennen en daar trots op te zijn.
Ik ben een Nederlandse die al bijna tien jaar in Vlaanderen woon. Ik ben daar zeker blij mee, maar ik vind dat de mensen die hier wonen blijer zouden mogen zijn om de waarden die hier bestaan, die anders zijn dan elders, en die ze ook veel meer moeten laten uitstralen.
Mevrouw Christiane Labare — Ik vertegenwoordig de commissie Wallonië van de Vrouwenraad. Ik sta achter alles wat hier zo enthousiast is verklaard, maar ik wil even terugkomen op wat door de woordvoerders van Franstalige senioren, meer bepaald uit Wallonië, is gezegd. Soms is het inderdaad zo dat we elkaar niet goed kennen. Ik vertegenwoordig de Franstalige Vrouwenraad in de Conseil Wallon de l'égalité entre hommes et femmes francophones (CWEHF), die als opdracht heeft op eigen initiatief of desgevraagd adviezen uit te brengen.
Ik zal wat ik hier vandaag heb gehoord aan mijn collega's doorgeven en ik wil ook de bal terugkaatsen naar die woordvoerders. Als ze vertegenwoordigers voor het adviescomité nodig hebben, zullen wij daar wel voor zorgen. Als er contact moet worden gelegd met de leden die het verenigingsleven vertegenwoordigen in de CWEHF, zijn mijn collega's en ikzelf daarvoor ter beschikking.
Mevrouw Yvette Makilutila — Er is hier vandaag gesproken over mensen uit het Zuiden en immigratie. Vele van die mensen zijn, zoals ik, Belgen en Europeanen geworden. Onze ouders die hier niet gewerkt hebben, hebben geen recht op een pensioen. We maken ons zorgen over hen. Hoe zal hun oude dag eruit zien ? Mensen betalen vaak het rusthuis met hun pensioen. Wat zal er gebeuren met de mensen die dat niet kunnen ?
Ikzelf heb niet zoveel gewerkt, zoals velen onder ons. We hebben halftijds gewerkt en als we oud zullen zijn, zullen we geen inkomsten hebben. Wat zal er met ons gebeuren ?
Mevrouw Van de Casteele kondigde een vergadering aan met minister Dupont. Dit probleem moet op die vergadering worden aangekaart.
Ik maak deel uit van een vereniging die hulp biedt aan personen in moeilijkheden in het algemeen en niet enkel aan Afrikanen. Vorig jaar hebben we aan bejaarde Afrikanen onze levenswijze hier uitgelegd.
Op 3 december organiseren we voor hen een feest waarop ook Turkse, Marokkaanse en Belgische senioren zullen worden uitgenodigd. Ik wil een oproep doen ten voordele van onze vereniging. We hebben te weinig middelen. De Vrouwenraad heeft een commissie vergrijzing opgericht en ik zal contact opnemen met de voorzitster om te zien hoe we dat feest voor Afrikaanse ouderen, die Sinterklaas niet kennen, vorm kunnen geven. Het wordt een zwarte Sint met een witte Piet. We hebben uw steun nodig. U kunt met mij contact opnemen via de Franstalige Vrouwenraad of via de commissie Vrouw en Ontwikkeling. Alvast bedankt.
Mevrouw Claudine Ruelle — Ik ben kunstschilderes en voormalig lesgeefster.
Ik heb hier niets gehoord over culturele uitwisseling. Muziek of schilderkunst maken het voor vrouwen van verschillende herkomst mogelijk om rechtstreeks met elkaar te communiceren, over taalbarrières en andere verschillen heen. In België of in Frankrijk worden grote projecten op touw gezet in grote musea die veel geld kosten, maar de eigen kunstenaars blijven vaak in de kou staan. Er zouden bruggen kunnen worden geslagen tussen vrouwelijke kunstschilders en muzikanten. Musea zijn nodig, maar hebben hun prijs. Andere problemen moeten worden aangepakt. Leerlingen moeten na vijf jaar kunstonderwijs nog bewijzen dat ze kunstenaar zijn. Ze komen terecht in de werkloosheid en kunnen niet of weinig exposeren. Hun situatie is vaak heel precair. Een creatief potentieel wordt verwaarloosd omwille van grote projecten, die weliswaar ook hun nut hebben. Laten we dus aandacht hebben voor alles wat om ons heen gebeurt.
Mevrouw Marie-Thérèse Mulanga — Ik ben een onafhankelijke deskundige. Ik houd mij bezig met genderonderzoek. Er wordt vaak gezegd dat er te weinig gegevens of statistieken zijn over de migrantengemeenschap. Ik wil een beeld schetsen van de manier waarop bejaarden van Afrikaanse oorsprong in België leven. Ik ben daar al drie jaar mee bezig, maar ik heb nog geen subsidies kunnen vinden om die studie te financieren.
Er werd hier gesproken over discriminatie. Als Belgen van Afrikaanse oorsprong worden we ook gediscrimineerd vanwege onze herkomst. Ook al hebben we Belgische universitaire diploma's en ongeacht welke onze bekwaamheden zijn, toch vinden we maar moeilijk een baan. Leeftijd is dus niet het enige element dat een rol speelt. We willen onze capaciteiten ten dienste stellen van ons nieuwe thuisland. Persoonlijk voel ik me evenzeer Belgische als Congolese. Hoe moet men zich integreren in een samenleving als men zijn verworven bekwaamheden niet kan benutten met als gevolg dat ze weer verloren gaan ?
Mevrouw Martine Kapita Kamba — Ik vertegenwoordig een vrouwengroep uit Louvain-la-Neuve. De problematiek van de vergrijzing houdt ons ook bezig. We organiseren al twee jaar een opleiding tot bejaardenhelpster. Tachtig procent van onze stagiaires zijn afkomstig uit Afrika. In de Afrikaanse traditie wordt veel belang gehecht aan ouderen. Een enquête heeft ons geleerd dat Afrikaanse medewerkers zeer gewaardeerd worden in rusthuizen.
Dit jaar is de tweede promotie, waarbij 44 mensen de opleiding zullen beëindigen. Onder de stagiaires zijn er ook echtgenotes van studenten. Ze mogen niet werken, terwijl zovele rusthuisbewoners hun steun nodig hebben. Ik vraag u dus, als vrouwen die de last van de vergrijzing van de samenleving dragen, een oplossing te vinden opdat die vrouwen ook zouden kunnen werken. Wetten zijn door mensen gemaakt en kunnen ook door mensen worden gewijzigd. Als u mensen zoekt om voor ouderen te zorgen, dan kunnen wij u de nodige arbeidskrachten leveren.
Mevrouw Anne-Marie Lizin, Senaatsvoorzitter. — Door de voortdurende toename van het aantal Afrikanen in ons land verdient die groep zeker specifieke aandacht. De heer Dupont is daarvoor ongetwijfeld de ideale gesprekspartner. Hij zal hier zo dadelijk aankomen. Ik verzoek u dan ook om hem uw suggesties mee te delen.
Ik kan bevestigen dat Afrikaanse medewerkers inderdaad zeer bereidwillig en empathisch met rusthuisbewoners kunnen omgaan. Om te kunnen werken moeten de papieren wel in orde zijn. Dienstenchequesbedrijven kunnen mensen zonder opleiding de mogelijkheid bieden om zich daarvoor in te zetten.
Mevrouw Christel Geerts, senator. — Tot besluit van deze studiedag denk ik dat we mogen stellen dat vergrijzing een vrouwenthema is. Vanuit verschillende interessante invalshoeken werd deze stelling ondersteund.
Er zijn om te beginnen nu eenmaal meer ouder wordende vrouwen dan mannen — vrouwen leven langer — en dat heeft in onze samenleving vele consequenties.
Vergrijzing is ook een vrouwenthema omdat de levenssituatie van ouder wordende vrouwen over het algemeen moeilijker is dan die van ouder wordende mannen. Vrouwen hebben met meer risicofactoren te maken dan mannen. Daarvan werden vele voorbeelden gegeven en vaak is er zelfs een cumulatie van verschillende negatieve factoren.
Vergrijzing is ook een vrouwenthema omdat de normen en waarden in onze samenleving enigszins strenger zijn voor vrouwen dan voor mannen. Ik denk bijvoorbeeld aan het lichamelijk schoonheidsideaal.
Ook de problematiek van de zorg doet ons besluiten dat vergrijzing een vrouwenthema is. De zorg wordt vooral door vrouwen verstrekt, maar in de rusthuizen worden ook meer vrouwen dan mannen verzorgd.
Op elk van die domeinen hebben we dus overtuigende gegevens gekregen om te kunnen stellen dat vergrijzing wel degelijk een vrouwenthema is.
Er is echter ook gebleken is dat we de term « ouder wordende vrouwen » niet onder één noemer kunnen vatten. Het gaat immers om een bonte schakering van vrouwen. Zo is er bijvoorbeeld de diversiteit in leeftijd. Overgrootmoeders van 95 en hun kleindochters van 55 hebben niet altijd veel met elkaar gemeen. De laatste vragen uit de zaal hebben nogmaals de heterogeniteit binnen die grote groep vrouwen geaccentueerd.
We zullen vanuit de Senaat aandacht blijven vragen voor die groep, niet alleen omdat oudere vrouwen het moeilijker hebben, maar ook omdat jonge vrouwelijke senioren een belangrijke hefboomfunctie in onze samenleving zullen krijgen.
Mevrouw Sclater keek dertig, veertig jaar vooruit. Ik zou een stukje achteruit willen gaan.
We schrijven 1950-1955. In de hele wereld worden vele baby's geboren. In de huiskamers weerklinkt Rock around the clock van Bill Haley. In de Verenigde Staten maken de gelukkige eigenaars van een televisietoestel kennis met een vrachtwagenchauffeur, Elvis Eron Presley. De meisjes in hun wiegjes en hun wat oudere zussen zullen als tieners de woelige jaren zestig meemaken. Ze zullen fan zijn van Elvis, van The Beatles, de Rolling Stones en Bob Dylan. De waaghalzen onder hen zullen met luide stem The Times They Are A-Changin » meezingen. Ze zullen hun beha's verbranden en de grootste waaghalzen zullen zelfs een joint opsteken.
Deze generatie van vrouwen heeft wellicht voor de emancipatie van de vrouw meer betekend dan welke generatie ook. Het is bizar dat uitgerekend zij nu tot die groep van oudere vrouwen worden gerekend. Zoals het ook bizar is het beeld op te roepen van de blonde popdiva Madonna, het meisje van Like a Virgin, die over drie jaar vijftig kaarsjes zal uitblazen.
Toch maken we die fout dagelijks. We plakken zonder onderscheid etiketten op die krachtige vrouwen uit de flowerpower : ze zouden minder aantrekkelijk zijn, zeuren, minder zin hebben in seks, minder zin hebben in het leven.
Dit beeld moeten we ontkrachten. De werkelijkheid is veel genuanceerder. Het gerenommeerde Amerikaanse tijdschrift Good housekeeping wilde onlangs op de cover uitpakken met een paginagrote bijgewerkte foto van Jane Fonda. Ze verzette zich, hierin bijgetreden door de hoofdredactrice, tegen het wegwerken van haar ouderdomsrimpels. Zij vond de druk om er goed uit te zien veel te groot.
Als ze gaat winkelen in Beverly Hills, vindt ze dat alle vrouwen op elkaar lijken. De geschiedenis en de ervaring, die je normaal in een gezicht kunt lezen, is weggegomd. Jane Fonda wil dat niet. Vrouwen mogen wel 50 en 60 worden, maar een onderstroom zegt dat ze het toch niet mogen tonen.
Ik heb de nadruk gelegd op de sterke flowerpower-meisjes, geboren in 1950. Die generatie zal mee bepalen hoe wij in de toekomst ouder zullen worden. Die ongemeen sterke vrouwen zijn nu moeder of grootmoeder. Ze beschikken over intense netwerken. Ze dragen zorg voor kinderen, kleinkinderen, ouders. Ze hebben een leven lang ervaring opgebouwd. Ze hebben bakens verzet. Die flowerpower meisjes hebben nu granny power. Het is een illusie te denken dat die groep zich aan de kant zal laten zetten.
Met deze hoopgevende gedachte wil ik besluiten.
De heer Eric Mercenier. — minister Dupont kan vanmiddag niet aanwezig zijn en laat zich verontschuldigen. Mevrouw Koninkx, een van zijn kabinetsmedewerkers, heeft het colloquium vanmiddag bijgewoond. Ik zal kort de punten toelichten die de federale regering wenst uit te diepen in navolging van de wereldvrouwenconferentie van Peking en van de resultaten van de daaropvolgende algemene Vergadering, de « Peking+10 », en de top van New York.
De regering heeft het einde van de 23e buitengewone zitting van de algemene Vergadering Peking+10 afgewacht om het Parlement haar rapporten te overhandigen over de verbeteringen die op wetgevend vlak moet worden aangebracht. Ze heeft het proces een beetje vertraagd, maar het resultaat stemt tot tevredenheid. We hebben de tekst kunnen verrijken en we hebben alle regeringspartners ervan kunnen overtuigen te kiezen voor een interessanter soort van rapporten, dat minder dwingend is op het vlak van het tijdschema, maar dwingend op het vlak van de inhoud.
De regering zal dan ook een wetsontwerp indienen ter verbetering van de wijze van rapporteren betreffende Peking+10.
We hebben de Ministerraad reeds overtuigd om bepaalde principes aan te nemen. In juli besliste de Ministerraad dat het Parlement één rapport « Peking 2004-2005 » zal ontvangen met de verslagen van de verschillende ministers. Dat komt de leesbaarheid en de gebruiksvriendelijkheid van het instrument ten goede.
Dat rapport zal alle statistische en budgettaire gegevens bevatten, een eis die reeds op de eerste conferentie van Peking was gesteld. Ook zal een kalender voor de uitvoering en de evaluatie worden opgenomen.
De Ministerraad heeft reeds ingestemd met de principes van de verbetering van de wet van 1996. Het kabinet van de minister van Gelijke Kansen heeft beloofd dat ontwerp vóór het einde van het jaar voor te stellen. Het zal over enkele weken klaar zijn. Het is de bedoeling de kwaliteit van de rapporten die aan het Parlement worden bezorgd, te verbeteren en het proces van gendermainstreaming in heel het federale beleid te institutionaliseren.
Deze beslissingen sluiten aan bij de aanbevelingen van Peking+10, maar de bepalingen zullen in de toekomstige wet ietwat dwingender worden geformuleerd.
We zullen in het bijzonder de vergaring, de analyse en het gebruik van de statistische gegevens, uitgesplitst per sekse, en het gebruik van relevante genderindicatoren bij alle federale bevoegdheden verbeteren.
Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen wil in maart 2006 een brochure uitbrengen die om de twee jaar zal worden bijgewerkt en waarin de verschillen tussen mannen en vrouwen in de belangrijkste beleidsdomeinen zullen worden aangegeven. Vele Europese landen beschikken al over een dergelijk instrument. We baseren ons op die buitenlandse initiatieven om aan te tonen dat een dergelijke brochure zowel haalbaar als interessant is en om de beweging in gang te zetten.
We zullen ook samenwerken met alle administraties die statistieken opstellen teneinde de verschillen tussen mannen en vrouwen duidelijker zichtbaar te maken. Op basis van die werkzaamheden zal het Instituut officieel samenwerken met het Nationaal Instituut voor de Statistiek met als doel de tekortkomingen in de statistieken inzake gender, en dan vooral met betrekking tot de huishoudens en de fiscaliteit, weg te werken.
Nog binnen het kader van dit proefproject willen we in de herfst van 2006 een colloquium voor het grote publiek organiseren waarop de realisaties zullen worden voorgesteld. We zullen hiervoor gebruik maken van de conferenties-debatten van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen over de seksuele en reproductieve rechten en vrijheden, de gelijkheid in de ondernemingen, de werkgroep « vrouwen en religies », de werkgroep « mensenhandel », de werkgroep « vrouwen en politiek » en de specifieke instrumenten om de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen weg te werken. Op dit colloquium zal dus voor de eerste maal de stand van zaken worden opgemaakt van de engagementen die op de Top van New York werden hernieuwd.
Dat zijn onze plannen op politiek en wetgevend vlak. De volgende afspraak is uiterlijk over een jaar wanneer het Parlement de behandeling van een tekst heeft afgerond.
Vanmiddag werd hier een actueel probleem besproken : de vergrijzing en de gendergelijkheid. Ik kan mij moeilijk uitspreken over de lopende werkzaamheden. We wachten de resultaten van de onderhandelingen met de sociale partners af.
Minister Dupont benadrukt dat hij vanaf de eerste gesprekken de bijzondere situatie van de oudere vrouwen op het voorplan heeft geplaatst. Meer dan 80 % van de vrouwen boven 55 is niet beroepsactief, ook al oefenen ze verscheidene activiteiten uit. Die lage activiteitsgraad betekent een vroegere uittreding uit het sociale leven en vergroot ook het probleem van de armoede, maar is lang niet het enige probleem. Het fenomeen heeft ook een negatieve weerslag op de pensioenen van de vrouwen, die hun beroepscarrière vaker onderbreken.
Dit aspect werd aangekaart tijdens de werkzaamheden ter voorbereiding van de nota die uiteindelijk aan de sociale partners werd voorgelegd. Hopelijk kan die bekommernis worden weggenomen.
We worden geconfronteerd met de versnelling van een traag proces, dat vooral gebaseerd is op een mentaliteitswijziging, ook bij mannen. Die evolutie moet echter vergezeld gaan met wetten. Het is nogal vernieuwend dat de minister van Gelijke Kansen een man is; dat heeft ook de belangstelling opgewekt van de Europese Commissie. Het Instituut heeft trouwens een seminarie georganiseerd over de rol van mannen in deze context en in het bijzonder over de noodzaak van een betere overeenstemming tussen beroeps- en privé-leven. Vanaf 2006 zal daarover waarschijnlijk op Europees vlak worden nagedacht.
Allen samen kunnen we de geesten doen evolueren. Wij blijven luisteren, en niet alleen bij gelegenheden zoals vandaag. Met de hulp van het maatschappelijk middenveld kunnen we vooruitgang boeken.
De minister hoopte echt vandaag aanwezig te kunnen zijn. Jammer genoeg was dat niet mogelijk. Hij laat zich verontschuldigen.
De heer Armand De Decker, minister van Ontwikkelingssamenwerking. — Mevrouw de voorzitter, mevrouw de voorzitter van de Senaat, dames rapporteurs, dames en heren, ik zou u eerst willen danken omdat u mij hebt uitgenodigd op uw belangrijk seminarie waarin u wilt nagaan hoever het na 10 jaar staat met de uitvoering van de Verklaring en van het Actieplatform van de Wereldvrouwenconferentie van Peking.
Ik zou ook de vertegenwoordiger van collega Christian Dupont willen danken voor zijn samenvatting van het standpunt van de Belgische regering over dat belangrijke beleidstopic.
Ik ben een beetje te laat omdat ik net heb deelgenomen aan een vergadering die gewijd was aan de rechtvaardige handel. Ik heb er het Kruis van Commandeur in de Kroonorde uitgereikt aan pater Francisco Van der Hoff, de oprichter van het keurmerk Max Havelaar en een van de geestelijke vaders van de rechtvaardige handel.
De ontmoeting met Francisco Van der Hoff en met de promotoren van de rechtvaardige handel heeft mij gesterkt in mijn opvatting dat geen enkele ernstige duurzame ontwikkeling mogelijk is zonder de actieve deelname van de vrouw. Het zijn vrouwen die koffie en andere voedingsgewassen op het veld verbouwen. Zij staan vaak in voor de betrekkingen met de coöperatieve verenigingen. Zij onderhandelen altijd over de microkredieten die het hun mogelijk maken om hun toekomst en die van hun gezin met meer hoop en zelfvertrouwen tegemoet te zien.
Die strijd van de vrouwen voor hun « empowerment », voor hun economische en sociale zelfstandigheid past in een meer algemene strijd voor de erkenning van hun rechten op alle domeinen.
Ik heb verwezen naar het microkrediet. Sinds Muhammad Yunus, de oprichter van de Grameen Bank in Bangladesh is uitgeroepen tot laureaat van de Internationale Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk, weet iedereen in België dat het systeem van microkredieten eerst en vooral in het leven werd geroepen om vrouwen te helpen hun recht op economische ontwikkeling in handen te nemen, om zodoende de bewerksters van hun eigen leven te worden en zelfzeker op te komen voor hun rechten en die van hun kinderen, kortom om een waardige rol te spelen.
Vorige week heb ik andermaal de gewezen Malinese minister van de Territoriale administratie en van de Lokale Gemeenschappen, de heer Ousmane Sy, ontvangen. Hij is de vader van de decentralisatie in Mali en een van de ontwerpers van de politieke decentralisatie in Afrika, die voor de Afrikaanse bevolking onmisbaar is om zich haar instellingen toe te eigenen en om succesvol te kunnen werken aan ontwikkeling in het algemeen. Ook hij werd bekroond met de Koning Boudewijnprijs voor Ontwikkelingswerk.
Ook hier speelt de vrouw een rol van wezenlijk belang; de decentralisatie die de administratie dichter bij de burger brengt, is ondenkbaar zonder het groeiend besef van de overheid dat de vrouw een belangrijke rol speelt bij het oplossen van problemen op plaatselijk niveau, waardoor zij invloed kan uitoefenen en op een rechtvaardige en actieve manier kan deelnemen aan de politieke besluitvorming, evenals aan het overheidsbeheer.
Ik heb Ousmane Sy, Muhammad Yunus et Francisco Van der Hoff genoemd om te beklemtonen dat de strijd voor de bevrijding van mannen en vrouwen van de gesel van de armoede en de onderontwikkeling zich zowel in Afrika, als in Azië of in Latijns-Amerika afspeelt, in die landen waar onze Ontwikkelingssamenwerking actief is.
Aangezien het seminarie de follow-up van de Wereldvrouwenconferentie betreft, had ik ook het voorbeeld kunnen aanhalen van Asma Jahangir, ook een laureate van de internationale Koning Boudewijnprijs, die de verdediging van de mensenrechten en meer in het bijzonder van de vrouwenrechten in Pakistan bezielt, een land waar de levensomstandigheden van vrouwen zeer moeilijk blijven.
Ik had het ook kunnen hebben over Wangari Matthai, winnares van de Nobelprijs voor de vrede, stichtster van de Green Belt Movement in Kenia en kampioene van het recht op een duurzaam milieubeheer, of over Rigoberta Menchu Sum, Nobelprijswinnares en onvermoeibare voorvechtster van de rechten van de inheemse volkeren.
Ik heb ook mannen vermeld als voorbeeld in de strijd voor de vrouwenemancipatie, omdat die strijd deel uitmaakt van de universele kruistocht voor de bevordering en de verdediging van de mensenrechten en van het recht op sociale rechtvaardigheid dat centraal staat in de aanbeveling van de Pekingconferentie.
Welke lessen dienen wij te trekken uit het verslag van de 49e zitting van de VN-commissie voor de Status van de Vrouw dat u vandaag werd voorgesteld ?
Aan de basis van de eerste les ligt uw inzet voor de uitvoering van de aanbevelingen van Peking.
Zonder uw engagement, zonder het engagement van zoveel niet — gouvernementele organisaties, van het middenveld, zouden we nooit zo'n substantiële vooruitgang hebben geboekt.
Op het vlak van de ontwikkeling zou ik in het bijzonder de commissie Vrouwen en Ontwikkeling willen toejuichen, van wie de voortdurende inzet wezenlijk was voor de goede voorbereiding van de 49e zitting van de VN-Commissie voor de Status van de Vrouw. Dat is uiteraard geen toeval, want die commissie is zo jong als de Pekingconferentie zelf en heeft in 2005 haar tiende verjaardag gevierd.
Ik wil hier graag aangeven in welke domeinen de Belgische internationale samenwerking tracht de gelijkheid van kansen tussen mannen en vrouwen te bevorderen.
Het verheugt mij dat het rapport vrij lovend is over de Belgische samenwerking sinds Peking. Zo hebben we in de wet betreffende de internationale samenwerking opgenomen dat het principe van de gelijke kansen in al onze acties moet worden vooropgesteld, dat al onze acties aan dit principe moeten worden getoetst.
Uiteraard heb ik naast lofuitingen ook kritiek gehoord. Er werd op gewezen dat er gendermainstreaming moet komen in ons beleid en in al onze programma's en dat we een indicatorensysteem moeten ontwikkelen dat de geboekte vooruitgang kan meten.
Mijn administratie werkt hieraan in samenspraak met het « Gender Network » van het Comité voor ontwikkelingshulp van de OESO, maar ook met de Commissie vrouwen en ontwikkeling. Misschien kan ik van dit forum gebruik maken om u uit te nodigen er tegenaan te gaan en snel voorstellen te formuleren.
De drie prioritaire domeinen van mijn beleid zijn gericht op onderwijs voor meisjes, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid, inclusief de strijd tegen HIV/aids, en op het uitvoeren van resolutie 1325 — Vrouwen, Vrede en Veiligheid — van de VN-Veiligheidsraad, met name inzake de strijd tegen het seksueel geweld.
Minister Dupont heeft deze prioriteiten eloquent overgenomen in zijn toespraak te New York voor de 49e sessie van de Commissie over de status van de vrouw, waarvoor mijn dank.
Deze thema's zijn meer dan ooit actueel. Als voorbeeld van het onderwijsthema verwijs ik naar het multilaterale programma Fast Track Initiative Education for All, waaraan België meewerkt, en waarin bijzondere aandacht wordt besteed aan subsaharaans Afrika en aan onderwijs voor meisjes.
De uitgaven voor programma's inzake seksuele en reproductieve rechten en gezondheid, inclusief de strijd tegen aids, zijn gestegen van gemiddeld 17,5 miljoen euro per jaar tot 30,5 miljoen in 2004. Onze bijdrage aan het Global Fund, die dit jaar 5 miljoen euro bedraagt, zal in 2006 stijgen tot 8 miljoen en in 2007 tot 12 miljoen euro. Overmorgen nemen we deel aan een belangrijk seminarie in Brussel over microbiciden. De ontwikkeling van microbiciden, zo belangrijk voor vrouwen, stoot op wetenschappelijke moeilijkheden en, wat de tests betreft, op ethische problemen.
Ik wijs eveneens op het belang van het verderzetten van onze samenwerking met het International Centre for Reproductive Health van de Gentse universiteit. Ik kijk met grote belangstelling uit naar de resultaten van hun onderzoek naar een instrument voor de beoordeling van de Poverty Reduction Strategy Papers, in het bijzonder in de Democratische Republiek Congo.
Op het vlak van de strijd tegen seksueel geweld jegens vrouwen en kinderen steunt de Belgische ontwikkelingssamenwerking met name een uitgebreid programma in de Democratische Republiek Congo, dat tot doel heeft om op verschillende niveau's te werken aan de verbetering en de follow-up van zowel preventie als verzorging, juridische begeleiding en reïntegratie van de slachtoffers.
Ik vind het belangrijk om te beklemtonen dat dankzij het door België ingeleide programma een strategisch partnerschap is kunnen tot stand komen tussen verschillende VN-agentschappen en plaatselijke NGO's, waaronder welteverstaan heel wat vrouwenorganisaties.
Al die beleidsmaatregelen passen in de wil van ons land om de Milleniumdoelstellingen te verwezenlijken. Het belang van die doelstellingen om de armoede uit te roeien is vorige maand nogmaals bevestigd op de Millenium+ 5-top te New York.
Uiteraard weten wij dat de doelstellingen het resultaat zijn van een minimale consensus, maar de internationale situatie is van dien aard dat de bevestiging en vooral de verwezenlijking van de doelstellingen al een grote vooruitgang betekenen en blijven betekenen.
De regering van haar kant is voornemens meer middelen ter beschikking te stellen van haar ontwikkelingsbeleid zodat in 2010, zoals de eerste minster veertien dagen geleden te New York heeft herhaald, 0,7 % van het bruto nationaal inkomen aan ontwikkelingshulp wordt besteed. In 2005 gaan we over van 0,40 naar 0,45 % en ik ben ervan overtuigd dat iedereen zijn inspanningen zal voortzetten om die inzet van begrotingsmiddelen te verwezenlijken.
De Top van New York heeft zich niet beperkt tot de herbevestiging van de Milleniumdoelstellingen; hij heeft ook een belangrijke doorbraak mogelijk gemaakt inzake de verdediging van de rechten van de mens en het behoud en de consolidering van de vrede, wat minstens zo cruciaal is.
Drie of zelfs vier van de goedgekeurde hervormingen kunnen ons waarschijnlijk niet onberoerd laten uit het oogpunt van de bevordering van de gelijkheid van kansen tussen vrouwen en mannen.
De eerste hervorming houdt in feite de bevestiging van een beginsel in, want de eindverklaring die veertien dagen geleden op de top van New York werd goedgekeurd, legt plechtig de nadruk op de band tussen vrede en ontwikkeling.
Die erkenning lijkt me fundamenteel, want ze maakt het onder andere mogelijk om opnieuw het belang te beklemtonen van de vrouwen en van de vrouwenbewegingen voor de ontwikkeling, maar ook voor het streven naar vrede.
Op de top werd ook beslist om een Commissie voor de consolidatie van de vrede op te richten. Dat is een uiterst belangrijke beslissing. De werkwijze van die nieuwe commissie moet weliswaar nog worden uitgewerkt — de algemene vergadering doet dat vóór het einde van het jaar — en haar betrekkingen met de Veiligheidsraad en met de algemene vergadering moeten nog nader worden gepreciseerd.
Belangrijk is dat het nieuwe intergouvernementele orgaan zal worden belast met de hulp aan landen die uit een gewapend conflict komen en dus bijzonder kwetsbaar zijn, een vorm van hulp die de bestaande maatregelen inzake vredeshandhaving overstijgt.
Tijdens de werkzaamheden rond de bepaling van de wijze waarop die commissie actie zal voeren, zal ik mijn best doen om de rol van de vrouw bij het herstel van de vrede en de rechtsstaat te laten erkennen en zelfs een bijzondere betekenis te geven.
Mijns inziens is het raadzaam om het doel van de actieve gendermainstreaming te blijven nastreven als wij in 2007 — 2009 in de Veiligheidsraad zitting zullen hebben.
Nu een Raad voor de Mensenrechten is opgericht, zal men ervoor kunnen zorgen dat de rechten van de vrouw veel beter worden geëerbiedigd en dat de aanbevelingen van Peking met betrekking tot de emancipatie en de zelfstandigheid van de vrouw de vereiste aandacht krijgen.
Aan de drie besluiten van de VN-top van veertien dagen geleden zou ik een vierde willen toevoegen dat niet onmiddellijk gebonden is aan de rol van de vrouw en aan haar statuut, maar waarvan de vrouwen het belang uiteraard zullen begrijpen.
Om die reden was de jongste VN-top mijns inziens van historisch belang, ook al hebben de waarnemers hem niet naar waarde weten schatten.
Het gaat om de invoering in de slotverklaring — en dus in de juridische grondbeginselen van het internationaal recht — van de verantwoordelijkheid om te beschermen.
Die verantwoordelijkheid wordt vandaag opgenomen in het internationaal recht en verplicht elke staat ertoe om het vreedzaam leven en samenleven van al wie op zijn grondgebied verblijft te verzekeren en te beschermen. Nu dat beginsel voor de internationale gemeenschap is ingevoerd, moet het door iedereen worden geëerbiedigd. Die bepaling machtigt de internationale gemeenschap om, als dat niet zo is, tussenbeide te komen, incluis met militaire middelen.
Met andere woorden door de verantwoordelijkheid om te beschermen in te voeren, zal een drama als de Rwandese genocide, waarvoor wij bijzonder gevoelig, want gedeeltelijk verantwoordelijk waren, zich niet meer onder dezelfde voorwaarden kunnen voordoen : er zou geen sprake van zijn geweest om Rwanda te verlaten toen de genocide losbarstte, en de Verenigde Naties zouden verplicht zijn geweest om troepen te sturen en er een eind aan te maken.
Dat de verantwoordelijkheid om te beschermen, de verplichting om te beschermen in de VN-documenten is opgenomen, betekent een echte omwenteling in het internationaal recht. Om die reden zeg ik dat de Millenium + 5 — top van veertien dagen geleden- een historische top is.
Mevrouw de voorzitter, dames en heren, niet zonder voldoening kunnen wij terugblikken op de tien jaren, die sinds de conferentie van Peking zijn verstreken.
Er werd veel vooruitgang geboekt, maar er blijft nog veel te doen. « Iedere nacht belooft een ochtendgloren », zegt de schrijver Edmond Jabès en wij zijn allemaal vastbesloten om voort te gaan op de weg die de jongste tien jaar is uitgestippeld.
We moeten elke dag opnieuw eerlijk en vastberaden aan de slag gaan op weg naar die echte gelijkheid waardoor man en vrouw, zoals de dichter René Char schreef : « een deel van elkaars mysterie worden, maar ook in elkaars geluk en voorspoed delen ».
(1) Zie : www.vrouwenraad.be
(2) « De Raad kan passende maatregelen nemen om discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te bestrijden ».
(3) Tekst aangenomen door de Senaat op 18 mei 2005 en overgezoden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers, stuk Kamer, 2005-2006, nr. 512503/1.
(4) Zie koninklijk besluit van 23 mei 2001 tot instelling van een algemeen reglement betreffende de inkomensgarantie voor ouderen.
(5) Zie artikel 63 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, vervangen bij het koninklijk besluit van 30 december 1991 en het koninklijk besluit van 22 januari 2002 : » Art. 63. Wordt geacht zijn werkelijke verblijfplaats, bedoeld in artikel 1, § 2, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, in België te hebben, de gerechtigde die er zijn hoofdverblijfplaats heeft en er bestendig en daadwerkelijk verblijft. Met het oog op de betaling van het gewaarborgd inkomen wordt met bestendig en daadwerkelijk verblijf in België gelijkgesteld : 1o het verblijf in het buitenland gedurende minder dan dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar; 2o het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar of langer, ten gevolge van een toevallige en tijdelijke opname in een ziekenhuis of een andere instelling voor zorgenverstrekking; 3o het verblijf in het buitenland gedurende dertig al dan niet opeenvolgende dagen per kalenderjaar of langer, voor zover uitzonderlijke omstandigheden dit verblijf wettigen en op voorwaarde dat het beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen hiertoe de toelating heeft verleend. Wanneer de in het tweede lid, 1o, bedoelde periode wordt overschreden en onverminderd de bepalingen van hetzelfde tweede lid, 2o, wordt de uitbetaling van het gewaarborgd inkomen geschorst voor elke kalendermaand tijdens welke de gerechtigde niet ononderbroken in België verblijft. De gerechtigde op het gewaarborgd inkomen die het Koninkrijk verlaat, is verplicht de Rijksdienst voor pensioenen voorafgaandelijk daarvan in te lichten met vermelding van de duur van zijn verblijf in het buitenland. De controle op de bepalingen van de vorige leden gebeurt door elke maand steekproefsgewijze verblijfsbewijzen op te vragen voor vijf percent van de gerechtigden voor wie het gewaarborgd inkomen wordt betaald op een persoonlijke rekening, geopend bij een financiële instelling, met uitsluiting evenwel van de gerechtigden die opgenomen zijn in een rusthuis, in een rust- en verzorgingstehuis of in een psychiatrische verzorgingsinstelling. »