3-380/1

3-380/1

Belgische Senaat

ZITTING 2003-2004

4 DECEMBER 2003


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, en met de Aanhangsels I en II, gedaan te Zagreb op 11 juni 1999


INHOUD


MEMORIE VAN TOELICHTING


Het overnameverdrag tussen de Benelux en Kroatië heeft de overname tot doel door de respectievelijke verdragspartijen van :

­ de overname door de respectievelijke verdragspartijen van

· eigen onderdanen : de persoon die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij de nationaliteit van de Staat van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft;

· onderdanen van derde staten die in het bezit zijn van een titel tot verblijf waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken of een visum waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken afgegeven door de aangezochte Staat of die ten hoogste zes maanden voor de indiening van een verzoek tot overname na een verblijf van tenminste twee weken de aangezochte staat hebben verlaten en niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de verzoekende sta(a)t(en);

­ en de doorgeleiding van personen die niet de nationaliteit van één van de Overeenkomstsluitende Partijen bezitten en ten aanzien van wie een administratieve maatregel tot verwijdering wordt toegepast, indien toegang door de Staat van bestemming en, in voorkomende gevallen, de doorreis door andere staten is verzekerd.

De wettelijke grondslag voor de repatriëring is te vinden in de artikelen 3, 7, 27, 74/5 (gewijzigd door de wet van 29 april 1999) en 74/6 (gewijzigd door de wet van 29 april 1999) van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

De repatriëring van illegaal in België verblijvende vreemdelingen gaat gepaard met steeds wederkerende administratieve problemen.

De identiteit en nationaliteit van de betrokkene dienen te worden gedetermineerd. Daarnaast dient men te beschikken over een reisdocument dat toelaat de betrokkene naar zijn land van herkomst te repatriëren. Hiervoor is overleg en samenwerking met de betrokken diplomatieke en consulaire posten vereist.

De mate van samenwerking van diplomatieke en consulaire posten met het oog op de repatriëring van illegale vreemdelingen kan van land tot land sterk verschillen.

Om de repatriëring vlot te laten verlopen kan met een betrokken probleemland een verdrag voor wat betreft de overname van onregelmatig verblijvende personen afgesloten worden. De meer praktische modaliteiten worden uitgewerkt in een uitvoeringsprotocol.

Ingeval de vreemdeling niet beschikt over een geldig reisdocument zal men aan de betrokken diplomatieke en consulaire posten een laissez-passer (vervangend reisdocument) dienen aan te vragen.

De gemiddelde wachttijd voor het afleveren van zo'n reisdocument bedraagt drie weken. Dit betekent dat in afwachting van hun repatriëring de illegale vreemdelingen in de regel dienen te worden opgesloten in een gesloten centrum op grond van artikelen 7, 27, 74/5 en 74/6 van de bovenvermelde wet van 15 december 1980. De gemiddelde verblijfskost voor een vreemdeling die zich in een gesloten centrum bevindt, bedraagt gemiddeld 924 Belgische frank per dag. Het is dus belangrijk dat de betrokken illegale vreemdeling zo snel mogelijk kan worden teruggestuurd naar zijn land van herkomst.

De overnameovereenkomst tussen de Benelux en Kroatië voorziet in een aantal duidelijke termijnen ingeval van een verzoek tot overname. Het verzoek tot overname moet binnen de veertien dagen beantwoord worden.

Ingeval het antwoord positief is, zal een laissez-passer dienen te worden aangevraagd via de bevoegde ambassade van het verzochte land. De repatriëring zelf dient te geschieden binnen de maand na de aanvraag tot overname. Deze termijn van één maand kan onder opgave van redenen door de verzoekende partij verlengd worden.

Indien de volledige procedure vlot verloopt kan dit een tijdwinst opleveren voor wat betreft de afhandeling van de overnameprocedure. In het geval de overname niet vlot zou verlopen betekent dit dat de opsluitingstijd met het oog op repatriëring tot één maand kan oplopen.

Het is wenselijk een terugnameakkoord af te sluiten om verschillende redenen. Enerzijds laat het afsluiten van een dergelijk akkoord toe een informele praktijk te bevestigen, en aldus een routine te ontwikkelen bij het behandelen van de aanvragen, die een besparing van tijd en inspanningen toelaat. Anderzijds, indien bepaalde van onze aanvragen op bezwaren stoten vanwege het land van herkomst, kunnen wij naar dit bindend akkoord verwijzen om genoegdoening te bekomen.

Een terugnameakkoord kan, maar dit is geen verplichting, leiden tot een akkoord voor de afschaffing van de visaplicht voor bepaalde soorten visa (bijvoorbeeld visa voor officiële bezoekers). Dit akkoord kan gevoegd worden bij het terugnameakkoord, of erop volgen, maar mag het niet voorafgaan. Het is bedoeld als een uitdrukking van waardering voor de inspanning, die de landen van oorsprong hebben geleverd om illegalen terug te nemen (terugnameakkoord).

De Raad van State heeft op 22 oktober 2001 zijn advies uitgebracht en vraagt dat het huidige ontwerp wordt voorzien van een aanvullend protocol, teneinde het begrip verblijfstitel te omschrijven. Dit advies is niet gevolgd om de volgende redenen :

­ een Wedertoelatingsovereenkomst is het resultaat van onderhandelingen tussen de regeringen van de Staten die bij de Overeenkomst partij waren. In de wetenschap dat deze regeringen het niet nuttig hebben geoordeeld om bij de opstelling van de Overeenkomst sommige begrippen te omschrijven, is het niet vereist om dit in een aanvullend protocol wel te doen, te meer daar de huidige overeenkomst geen definities bevat;

­ het feit dat dit begrip in andere overeenkomsten is omschreven betekent niet dat het noodzakelijk is het nu ook te omschrijven;

­ de regeringen van de andere Staten die partij waren bij de Overeenkomst hebben geen enkele opmerking gemaakt over het probleem dat de Raad van State opwerpt. Nederland heeft de Overeenkomst overigens op 7 december 2001 bekrachtigd en Luxemburg heeft zijn wetsontwerp ingediend bij de Kamer van afgevaardigden om het te bekrachtigen.

SAMENVATTING VAN HET VERDRAG

Het doel van dit internationaal verdrag is de overname van personen die zich illegaal op het grondgebied van de Staat van een andere Overeenkomstsluitende Partij ophouden en de doorgeleiding van te repatriëren personen te vergemakkelijken.

Het verdrag voorziet onder meer in :

­ de overname door de respectievelijke verdragspartijen van

· eigen onderdanen : de persoon die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van de Staat van de verzoekende Overeenkomstsluitende Partij geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, wanneer kan worden aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij de nationaliteit van de Staat van de aangezochte Overeenkomstsluitende Partij heeft;

· onderdanen van derde staten die in het bezit zijn van een titel tot verblijf waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken of een visum waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken afgegeven door de aangezochte staat of die ten hoogste zes maanden voor de indiening van een verzoek tot overname na een verblijf van ten minste twee weken de aangezochte staat hebben verlaten en niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van de verzoekende sta(a)t(en);

In een aantal welomschreven gevallen bestaat de verplichting tot overname niet.

­ De doorgeleiding van personen die niet de nationaliteit van één van de Overeenkomstsluitende Partijen bezitten en ten aanzien van wie een administratieve maatregel tot verwijdering wordt toegepast, indien toegang door de staat van bestemming en, in voorkomende gevallen, de doorreis door andere staten is verzekerd.

In een aantal welomschreven gevallen kan de doorgeleiding worden geweigerd.

De identiteit en nationaliteit van de over te nemen persoon kan aangetoond, aannemelijk of ondersteund worden door middel van een aantal documenten en elementen, vastgelegd in een bij het verdrag gevoegd aanhangsel I en II.

De overnameovereenkomst tussen de Benelux en Kroatië voorziet in een aantal duidelijke termijnen ingeval van een verzoek tot overname. Het verzoek tot overname moet binnen de veertien dagen beantwoord worden.

Ingeval het antwoord positief is, zal een laissez-passer dienen te worden aangevraagd via de bevoegde ambassade van het verzochte land.

De repatriëring zelf dient te geschieden binnen de maand na de aanvraag tot overname. Deze termijn van één maand kan onder opgave van redenen door de verzoekende partij verlengd worden.

Verder bevat het verdrag nog bepalingen over : gegevensbescherming, kosten,, instelling van deskundigen, betrekking tot andere verdragen, territoriale toepassing, inwerkingtreding, schorsing, opzegging en de depositaris.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Binnenlandse Zaken,

Patrick DEWAEL.


WETSONTWERP


ALBERT II,

Koning der Belgen,

Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen,
ONZE GROET.

Op de voordracht van Onze minister van Buitenlandse Zaken en van Onze minister Binnenlandse Zaken,

HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :

Onze minister van Buitenlandse Zaken en Onze minister van Binnenlandse Zaken zijn ermee gelast het ontwerp van wet, waarvan de tekst hierna volgt, in Onze naam aan de Wetgevende Kamers voor te leggen en bij de Senaat in te dienen :

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de Regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, en de Aanhangsels I en II, gedaan te Zagreb op 11 juni 1999, zullen volkomen gevolg hebben.

Gegeven te Brussel, 30 november 2003.

ALBERT

Van Koningswege :

De minister van Buitenlandse Zaken,

Louis MICHEL.

De minister van Binnenlandse Zaken,

Patrick DEWAEL.


OVEREENKOMST

tussen de Regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen

De Regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, die op grond van de op 11 april 1960 tussen hen gesloten Overeenkomst inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Benelux-gebied gemeenschappelijk optreden, enerzijds, en de Regering van de Republiek Kroatië, anderzijds,

ter compensatie van in het bijzonder de belasting welke uit een visumvrij reizigersverkeer van de onderdanen van de bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten kan voortvloeien,

ERNAAR STREVEND de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen in een geest van samenwerking en op basis van wederkerigheid te vergemakkelijken,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN :

Artikel 1

In deze Overeenkomst dient onder « de Benelux-landen » te worden verstaan : het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, hierna te noemen België, Luxemburg en Nederland.

Artikel 2

1. De Kroatische Regering neemt op verzoek van de Belgische, van de Luxemburgse of van de Nederlandse Regering, zonder formaliteiten, de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf, voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat hij de Kroatische nationaliteit heeft.

2. Het bezit van de Kroatische nationaliteit kan worden vastgesteld of verondersteld aan de hand van één der documenten vermeld in aanhangsel I van deze Overeenkomst.

3. De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt, dat deze op het moment van de verwijdering van het Belgische, Luxemburgse of Nederlandse grondgebied niet de Kroatische nationaliteit had, voorzover voor de Kroatische Regering geen verplichting tot overname op grond van artikel 4 bestaat.

Artikel 3

1. De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt op verzoek van de Kroatische Regering, zonder formaliteiten, de persoon over die niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van Kroatië geldende voorwaarden voor binnenkomst of verlijf, voor zover vaststaat of aangenomen kan worden dat hij de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse nationaliteit heeft.

2. Het bezit van de nationaliteit van één der Benelux-landen kan worden vastgesteld of verondersteld aan de hand van één der documenten vermeld in aanhangsel II van deze Overeenkomst.

3. De Kroatische Regering neemt deze persoon onder dezelfde voorwaarden terug, indien uit een later onderzoek blijkt, dat deze op het moment van de verwijdering van het Kroatische grondgebied niet de Belgische, Luxemburgse of Nederlandse nationaliteit had, voorzover voor de Belgische, voor de Luxemburge of voor de Nederlandse Regering geen verplichting tot overname op grond van artikel 5 bestaat.

Artikel 4

1. De Kroatische Regering neemt op verzoek van de Belgische, van de Luxemburgse of van de Nederlandse Regering, de persoon die geen onderdaan is van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten over, indien deze persoon :

a. in het bezit is van een titel tot verblijf afgegeven door Kroatië waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

b. in het bezit is van een visum afgegeven door Kroatië waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

c. ten hoogste zes maanden vóór de indiening van dit verzoek na een verblijf van ten minste twee weken Kroatië heeft verlaten en de persoon niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf.

2. Verzoeken tot overname worden ingediend bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van Kroatië en worden beantwoord binnen een termijn van ten hoogste veertien dagen na de indiening van het verzoek. Het antwoord wordt schriftelijk verstrekt. Elke weigering wordt met redenen omkleed.

3. De Kroatische Regering neemt de persoon wiens overname werd aanvaard, zonder formaliteiten, binnen een termijn van ten hoogste één maand over. Deze termijn kan onder opgave van redenen door respectievelijk de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering worden verlengd.

4. De verplichting tot overname bestaat niet :

a. ten aanzien van onderdanen van derde Staten die met België, Luxemburg of Nederland een gemeenschappelijke grens hebben;

b. ten aanzien van vreemdelingen die na hun vertrek uit Kroatië bij binnenkomst op het grondgebied van België, Luxemburg of Nederland in het bezit waren van een door één der Benelux-landen afgegeven visum of een geldige titel tot verblijf, of na hun binnenkomst door één der Benelux-landen in het bezit zijn gesteld van een visum of een titel tot verblijf;

c. ten aanzien van vreemdelingen wier verblijfsbeëindiging in Kroatië gevolgd werd door een verwijdering naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating gewaarborgd werd.

Artikel 5

1. De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt op verzoek van de Kroatische Regering, de persoon die geen onderdaan is van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten over, indien deze persoon :

a. in het bezit is van een titel tot verblijf afgegeven door respectievelijk België, Luxemburg of Nederland waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

b. in het bezit is van een visum afgegeven door België, Luxemburg of Nederland waarvan de geldigheidsduur niet is verstreken; of

c. ten hoogste zes maanden vóór de indiening van dit verzoek na een verblijf van ten minste twee weken in België, Luxemburg of Nederland dit land heeft verlaten en de persoon niet of niet meer voldoet aan de op het grondgebied van Kroatië geldende voorwaarden voor binnenkomst of verblijf.

2. Verzoeken tot overname worden respectievelijk ingediend bij het ministerie van Binnenlandse Zaken van België en het ministerie van Justitie van Luxemburg en Nederland en worden beantwoord binnen een termijn van ten hoogste veertien dagen na de indiening van het verzoek. Het antwoord wordt schriftelijk verstrekt. Elke weigering wordt met redenen omkleed.

3. De Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering neemt de persoon wiens overname werd aanvaard, zonder formaliteiten, binnen een termijn van ten hoogste één maand over. Deze termijn kan onder opgave van redenen door de Kroatische Regering worden verlengd.

4. De verplichting tot overname bestaat niet :

a. ten aanzien van onderdanen van derde Staten die met Kroatië een gemeenschappelijke grens hebben;

b. ten aanzien van vreemdelingen die na hun vertrek uit België, Luxemburg of Nederland bij binnenkomst op het grondgebied van Kroatië in het bezit waren van een door Kroatië afgegeven geldig visum of geldige titel tot verbliijf, of na hun binnenkomst in het bezit zijn gesteld van een visum of een titel tot verblijf;

c. ten aanzien van vreemdelingen wier verblijfsbeëindiging in België, Luxemburg of Nederland gevolgd werd door een verwijdering naar het land van herkomst of een ander land waar hun toelating gewaarborgd werd.

Artikel 6

1. De Kroatische Regering, enerzijds, en de Belgische, de Luxemburgse of de Nederlandse Regering, anderzijds, verklaren zich bereid te voldoen aan verzoeken van de Regering van een van de bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten tot doorgeleiding van personen die niet de nationaliteit van één der bij deze Overeenkomst Partij zijnde Staten bezitten en ten aanzien van wie een administratieve maatregel tot verwijdering wordt toegepast, indien toegang door de Staat van bestemming en, in voorkomende gevallen, de doorreis door andere Staten verzekerd is.

2. Doorgeleiding kan worden geweigerd :

a. indien de betrokken vreemdeling bij doorreis door het gebied van de aangezochte Staat, bloot zou staan aan strafvervolging of aan de tenuitvoerlegging van een strafvonnis, danwel aan vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, of

b. in gevallen waarin grond bestaat voor het vermoeden dat de betrokken vreemdeling in een andere Staat van doorreis of in de Staat van bestemming bloot zou staan aan gevaar van vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, danwel aan strafvervolging of aan de tenuitvoerlegging van een strafvonnis.

3. Een verzoek tot doorgeleiding wordt door de bevoegde diplomatieke vertegenwoordiging van de verzoekende Staat ingediend bij de bevoegde autoriteit van de aangezochte Staat. Voor België is het ministerie van Binnenlandse Zaken de bevoegde autoriteit, voor Luxemburg en Nederland het ministerie van Justitie en voor Kroatië het ministerie van Binnenlandse Zaken.

4. De voor de doorgeleiding overgenomen persoon kan te allen tijde aan de autoriteiten van de verzoekende Staat worden teruggegeven, indien later feiten bekend worden of zich voordoen, die doorgeleiding in de weg staan of indien een andere Staat van doorreis of de Staat van bestemming weigert de betrokkene over te nemen.

Artikel 7

De kosten van verwijdering tot aan de grens van de Staat van bestemming, daarbij inbegrepen de kosten verbonden aan de doorgeleiding door derde Staten, alsmede de kosten verbonden aan een eventuele terugwijzing, worden gedragen door de verzoekende Partij.

Artikel 8

1. De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de verplichtingen voortvloeiend uit het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967.

2. De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de verplichtingen welke voor België, Luxemburg en Nederland voortvloeien uit het Gemeenschapsrecht.

3. De bepalingen van deze Overeenkomst doen geen afbreuk aan de toepassing van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en van de Overeenkomst van Schengen van 19 juni 1990 ter uitvoering van dit Akkoord.

Artikel 9

Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft kan de toepassing van deze Overeenkomst tot de Nederlandse Antillen en/of Aruba worden uitgebreid door kennisgeving van de Nederlandse Regering aan de Belgische Regering die de overige Overeenkomstsluitende Partijen hiervan in kennis stelt.

Artikel 10

1. Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van ontvangst van de Nota waarbij de laatste van de vier Overeenkomstsluitende Partijen de Belgische Regering te kennis heeft gegeven de voor de inwerkingtreding vereiste interne juridische formaliteiten te hebben nageleefd.

2. De Belgische Regering stelt ieder der Overeenkomstsluitende Partijen in kennis van de in lid 1 bedoelde notificaties en van de datum van de inwerkingtreding van deze Overeenkomst.

Artikel 11

1. Wijzigingen van deze Overeenkomst, overeengekomen door de Overeenkomstsluitende Partijen, treden in werking op een in een diplomatieke notawisseling te bepalen datum.

2. Wijzigingen van het in artikel 2, tweede lid, en artikel 3, tweede lid, genoemde aanhangsel worden schriftelijk overeengekomen tussen de bevoegde autoriteiten en treden onmiddellijk in werking.

Artikel 12

1. De Republiek Kroatië en de Benelux-landen kunnen, na onderling overleg, deze Overeenkomst om ernstige redenen door middel van een aan de depositaris gerichte schriftelijke kennisgeving schorsen of opzeggen.

2. De schorsingof opzegging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de ontvangst van de kennisgeving door de depositaris.

Artikel 13

De Regering van België is depositaris van deze Overeenkomst.

TEN BLIJKE WAARVAN de vertegenwoordigers van de Overeenkomstsluitende Partijen, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Zagreb, op 11 juni 1999, in de Franse, Nederlandse en Kroatische taal, in vier originelen, zijnde de drie teksten gelijkelijk anthentiek.

VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIË,

VOOR DE REGERING VAN HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

VOOR DE REGERING VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

VOOR DE REGERING VAN DE REPUBLIEK KROATIË,


AANHANGSEL I


De Kroatische nationaliteit kan worden aangetoond door middel van :

1. een nationaliteitsbewijs,

2. een paspoort, of

3. een identiteitskaart.

De nationaliteit kan tevens worden verondersteld aan de hand van :

1. een nationaliteitsbewijs, een paspoort of een identiteitskaart, waarvan de geldigheidsduur is verstreken,

2. een zeemansboekje afgegeven door de Kroatische autoriteiten,

3. een getuigenverklaring van een Kroatische onderdaan, of

4. een verklaring van de betrokken persoon.


AANHANGSEL II


De Belgische nationaliteit kan worden aangetoond door middel van :

1. een nationaliteitsbewijs, of

2. een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing waaruit deze nationaliteit blijkt.

Zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van :

1. een paspoort of een identiteitskaart afgegeven door de Belgische autoriteiten, ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven of niet langer dan tien jaar verlopen zijn;

2. een geldige identiteitskaart voor vreemdelingen afgegeven door de bevoegde autoriteiten in Frankrijk, Luxemburg of Zwitserland ten behoeve van Belgische onderdanen die aldaar hun vaste verblijfplaats hebben, en waaruit de Belgische nationaliteit van de houder blijkt;

3. een getuigenverklaring van een Belgische onderdaan;

4. een verklaring van de betrokken persoon.

De Luxemburgse nationaliteit kan worden vastgesteld aan de hand van :

1. een paspoort, of

2. een identiteitsbewijs afgegeven door de Luxemburgse autoriteiten, indien deze documenten volledig zijn en de geldigheidsduur niet is verlopen.

Zij kan worden verondersteld aan de hand van :

1. een paspoort;

2. een identiteitskaart afgegeven door de Luxemburgse autoriteiten waarvan de geldigheidsduur niet langer dan tien jaar verlopen is;

3. aan de hand van een geldig identiteitsbewijs voor vreemdelingen waaruit de Luxemburgse nationaliteit van de houder blijkt;

4. een rijbewijs;

5. een zeemansboekje;

6. een betrouwbare getuigenverklaring van een andere Luxemburgse staatsburger, of

7. aan de hand van verklaringen van de betrokken persoon zelf.

De Nederlandse nationaliteit kan worden aangetoond door middel van een nationaliteitsbewijs.

Zij kan aannemelijk worden gemaakt door middel van :

1. een paspoort;

2. een identiteitskaart afgegeven door de Nederlandse autoriteiten;

ook indien deze documenten ten onrechte zijn afgegeven en niet langer dan tien jaar verlopen zijn.

Zij kan voorts aannemelijk worden gemaakt door middel van :

3. een geldig Belgisch of Luxemburgs identiteitsbewijs voor vreemdelingen, waaruit de Nederlandse nationaliteit van de houder blijkt;

4. een zeemansboekje, afgegeven door de bevoegde Nederlandse autoriteiten;

5. een getuigenverklaring van een Nederlandse onderdaan, of

6. een verklaring van de betrokken persoon.


VOORONTWERP VAN WET VOOR ADVIES VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE


Voorontwerp van wet houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, en met de Aanhangsels I en II, gedaan te Zagreb op 11 juni 1999.

Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

De Overeenkomst tussen de regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, en de Aanhangsels I en II, gedaan te Zagreb op 11 juni 1999, zullen volkomen gevolg hebben.


ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE 32.253/2


De RAAD VAN STATE, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 19 september 2001, door de vice-eerste minister en minister van Buitenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een voorontwerp van wet « houdende instemming met de Overeenkomst tussen de regeringen van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Republiek Kroatië betreffende de overname van onregelmatig binnengekomen of verblijvende personen, en met de Aanhangsels I en II, gedaan te zagreb op 11 juni 1999 », heeft op 22 oktober 2001 het volgende advies gegeven :

De overeenkomst waaraan het voorliggende ontwerp van wet instemming beoogt te verlenen, bevat geen definitie van wat verstaan dient te worden onder « verblijfsvergunning », in tegenstelling tot de overeenkomsten die zijn afgesloten met de Baltische Staten en met Buglarije, warin de vergunning voor een tijdelijk verblijf op het grongebied van een overeenkomstsluitende partij, afgegeven om een asielaanvraag te behandelen, uitdrukkelijk wordt uitgesloten.

De voorliggende overeenkomst geeft dus geen uitsluitsel omtrent inzonderheid de vraag of een verzoek tot overname kan worden ingediend voor de onderdaan van een derde land die gedurende minstens twee weken in Kroatië zou hebben verbleven, die niet meer zou voldoen aan de op het grondgebied van België geldende voorwaarden voor verblijf (artikel 4, eerste lid, c), maar die, na zijn binnenkomst in België een vergunning zou hebben gekregen om er tijdelijk te verblijven (artikel 4, vierde lid, b), tijdens het onderzoek van zijn aanvrag tot erkenning van de hoedanigheid van vluchteling.

Om dat punt te verduidelijken is het beter dat met betrekking tot het onderhavige ontwerp een aanvullend protocol wordt uitegewerkt, waarover met de andere overeenkomstsluitende partijen moet worden onderhandeld.

De kamer was samengesteld uit :

De heer Y. KREINS, kamervoorzitter;

De heren P. VANDERNOOT en J. JAUMOTTE, staatsraden;

De heren J. van COMPERNOLLE en B. GLANDSDORFF, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevrouw B. VIGNERON, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. DETROUX, auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door mevrouw V. FRANCK, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. JAUMOTTE.

De griffier, De eerste voorzitter,
V. VIGNERON. Y. KREINS.