2-288/1 | 2-288/1 |
12 JANUARI 2000
Evocatieprocedure
Uiterste datum voor evocatie : 27 januari 2000. Onderzoekstermijn : 60 dagen. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2
Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1º het certificaat : het certificaat voor sociaal verantwoorde productie dat wordt toegekend aan de ondernemingen die beantwoorden aan de toetsingscriteria vastgesteld bij deze wet;
2º het label : het label voor sociaal verantwoorde productie dat wordt aangebracht op de producten van de ondernemingen die, op grond van het certificaat, voldoen aan de toetsingscriteria voor sociaal verantwoorde productie zoals vastgesteld bij deze wet;
3º de commissie : de commissie voor sociaal verantwoorde productie die bij deze wet wordt opgericht;
4º onderneming : vestiging van ondernemingen, vestiging van bijkantoren en centra van werkzaamheden van Belgische of buitenlandse natuurlijke personen en ondernemingen naar Belgisch of buitenlands recht;
5º producten : lichamelijke roerende zaken, met inbegrip van stoffen, preparaten, biociden en verpakkingen;
6º op de markt brengen : de invoer of het bezit met het oog op de verkoop of het ter beschikking stellen aan derden, het te koop aanbieden, de verkoop, het huuraanbod, de verhuring, of de afstand onder bezwarende titel of gratis;
7º partnerlanden : landen die door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling worden beschouwd als een ontwikkelingsland;
8º de minister : de minister tot wiens bevoegdheid de economische zaken behoren.
Art. 3
Met het oog op de bevordering van sociaal verantwoorde productie bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de toetsingscriteria inzake sociaal verantwoorde productie. De toetsingscriteria behelzen de naleving van de basisconventies van de Internationale Arbeidsorganisatie :
1º het verbod op dwangarbeid (conventies nr. 29 en nr. 105);
2º het recht op syndicale vrijheid (conventie nr. 87);
3º het recht van organisatie en collectief overleg (conventie nr. 98);
4º het verbod op discriminatie inzake tewerkstelling en verloning (conventies nr. 100 en nr. 111);
5º de minimumleeftijd voor kinderarbeid (conventie nr. 138).
Art. 4
§ 1. Het certificaat wordt toegekend aan de onderneming waarvan de productieprocessen voldoen aan de toetsingscriteria, zoals vermeld in artikel 3, en waarvan de onderaannemers en leveranciers dezelfde toetsingscriteria naleven.
§ 2. Wordt een certificaat uitgereikt, dan nemen de onderneming die het heeft ontvangen en ten minste de onderaannemers en de basisleveranciers solidair de verantwoordelijkheid op van de toetsing aan de voor de uitreiking van het certificaat in aanmerking genomen controlecriteria. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop ondernemingen, onderaannemers en leveranciers daarvoor in aanmerking kunnen worden genomen.
§ 3. Het certificaat wordt toegekend voor een termijn te bepalen in een toezichtsprogramma. Die termijn mag drie jaar niet overschrijden.
§ 4. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de procedure die moet gevolgd worden voor het bekomen van het certificaat, alsook de procedure voor het verlengen van het certificaat. De aanvraag voor het bekomen van het certificaat wordt gericht tot de minister.
Art. 5
§ 1. Een label voor sociaal verantwoorde productie wordt ingesteld voor de producten die op de markt worden gebracht door de ondernemingen die houder zijn van een certificaat dat krachtens artikel 4 werd uitgereikt.
§ 2. De Koning bepaalt, in een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden voor het gebruik van het label, het pictogram voor het label alsook de kleuren, de afmetingen en de plaats waar het pictogram op een product moet worden geplaatst. De aanvraag voor het bekomen van het label wordt gericht tot de minister.
Art. 6
§ 1. Voor de controle op de toepassing van de toetsingscriteria doet de Koning, op voorstel van de minister, een beroep op instellingen die geaccrediteerd zijn op basis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen, alsmede van beproevingslaboratoria.
§ 2. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regels inzake controle waaraan de ondernemingen die de toekenning van het certificaat of het label hebben aangevraagd onderworpen worden, met inbegrip van hun toeleveranciers en onderaannemers. Hierbij voorziet de Koning in een informatieplicht voor de onderneming die een eerste controle moet mogelijk maken.
Art. 7
Op voorstel van de minister tot wiens bevoegdheid de Internationale Samenwerking behoort, bepaalt de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de nadere regels voor het verstrekken van een eventuele steun aan ondernemingen in de partnerlanden zoals bedoeld in artikel 6 van de wet van ... betreffende de Belgische internationale samenwerking, die de in artikel 3 van deze wet bedoelde toetsingscriteria naleven of die mits aanpassingen in het productieproces, in aanmerking kunnen komen voor het certificaat of het label.
Het verkrijgen van het certificaat en van het keurmerk, of de inspanningen die worden gedaan om het te verkrijgen, openen voor de betrokken ondernemingen geen enkel recht op dat soort van steun.
Art. 8
De Koning staat in voor de voorlichting van de publieke opinie en in het bijzonder van de consument, over de rol en de aard van het certificaat en het label, en over de rol van het aankoopgedrag van de consument in de bevordering van sociaal verantwoorde productie.
Art. 9
§ 1. Er wordt een commissie voor sociaal verantwoorde productie opgericht.
§ 2. De commissie geeft advies over alle wetsontwerpen en -voorstellen tot wijziging en alle ontwerpbesluiten tot uitvoering van deze wet. De adviesvraag vermeldt de termijn waarbinnen het advies dient te worden gegeven. Deze termijn mag niet korter zijn dan één maand. Wanneer het advies niet binnen de vastgestelde termijn wordt gegeven, kan aan het advies worden voorbijgegaan.
§ 3. De Koning benoemt de leden van de commissie. Ze bestaat uit zesentwintig leden en evenveel plaatsvervangers, met inbegrip van de voorzitter en diens plaatsvervanger. De commissie is als volgt samengesteld :
1º twee Nederlandstalige en twee Franstalige leden die de erkende werknemersorganisaties vertegenwoordigen en twee Nederlandstalige en twee Franstalige leden die de erkende werkgeversorganisatie vertegenwoordigen, voorgedragen door de Centrale Raad voor het ondernemingsleven;
2º twee Nederlandstalige en twee Franstalige leden die de organisaties vertegenwoordigen die de bescherming van de consument tot doel hebben, voorgedragen door de Raad voor het Verbruik;
3º twee Nederlandstalige en twee Franstalige leden die de erkende niet-gouvernementele organisaties voor ontwikkelingssamenwerking vertegenwoordigen, voorgedragen door de Vlaamse en Franstalige koepelorganisaties;
4º twee Nederlandstalige en twee Franstalige leden die de universiteiten vertegenwoordigen, voorgedragen door de interuniversitaire raden;
5º een vertegenwoordiger van de minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, een vertegenwoordiger van de minister die de Internationale Samenwerking onder zijn bevoegdheid heeft en een vertegenwoordiger van de minister die Tewerkstelling en Arbeid onder zijn bevoegdheid heeft;
6º een lid, deskundig in duurzame ontwikkeling, aangewezen door het Federaal Planbureau, en een lid aangewezen door de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling.
7º een vertegenwoordiger van het Internationaal Arbeidsbureau.
§ 4. De leden van de commissie worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vier jaar.
§ 5. De Koning benoemt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorzitter van de commissie, alsmede diens plaatsvervanger. De voorzitter wordt afwisselend gekozen uit de Nederlandstalige en de Franstalige leden.
Art. 10
§ 1. Bij het ministerie van Economische Zaken wordt door de Koning een raad van beroep opgericht, die zich uitspreekt over :
1º de beroepen inzake weigering of intrekking van het certificaat of het label;
2º de klachten geuit door een onderneming, organisatie of eender welke belanghebbende persoon betreffende het gebruik van het certificaat of het label.
§ 2. Op voorstel van de minister, bepaalt de Koning de samenstelling van de raad van beroep, de nadere regels inzake het beroep en de klachten en de termijn van behandeling.
Art. 11
§ 1. Indien wordt vastgesteld dat het certificaat of het label onrechtmatig gebruikt wordt, kan de Koning, op voorstel van de minister, de toelating om het certificaat of het label te gebruiken intrekken. Vanaf de dertigste dag na de bekendmaking van de beslissing mag de houder van het certificaat of het label er geen gebruik meer van maken.
§ 2. De benamingen van de ondernemingen alsmede deze van hun leveranciers en onderaannemers, waarvan het certificaat werd ingetrokken, of van onrechtmatig gelabelde producten, worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Art. 12
§ 1. Wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 500 frank tot 500 000 frank of met een van die straffen alleen, hij die :
1º in overtreding met de bepalingen van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan, het certificaat of het label gebruikt of poogt te gebruiken;
2º door listige kunstgrepen, inzonderheid door handelingen die tot verwarring aanleiding kunnen geven, ten onrechte de indruk wekt te beschikken over het certificaat of het label.
§ 2. In geval van herhaling binnen drie jaar na een veroordeling wegens een overtreding bedoeld bij deze wet, of een uitvoeringsbesluit ervan, kan de straf worden verdubbeld.
§ 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de overtredingen bedoeld bij deze wet.
§ 4. De strafrechter kan bovendien volgende maatregelen bevelen :
1º de inbeslagneming van de informatiedragers die ten onrechte melding maken van het certificaat, en de producten die ten onrechte van het label voorzien zijn, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 14 juli 1991 betreffende handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument;
2º de bekendmaking van het vonnis dat een veroordeling op basis van deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan uitspreekt, van de benamingen van de betrokken ondernemingen alsmede deze van hun leveranciers en onderaannemers, op de door hem bepaalde wijze en op kosten van de veroordeelde;
3º het verbod van het gebruik van het certificaat of het label in geval van weigering van controle op de naleving op de toetsingscriteria.
Art. 13
§ 1. De uitgaven met betrekking tot het beheer van het certificaat of het label, met inbegrip van de werkingsmiddelen van de commissie en de raad van beroep, zijn ten laste van het ministerie van Economische Zaken.
§ 2. De vereiste budgettaire middelen hiertoe zullen ter beschikking gesteld worden van de minister en zullen jaarlijks worden ingeschreven in de algemene uitgavenbegroting.
Art. 14
De minister legt elk jaar een verslag over de toepassing van het certificaat en het label voor aan het parlement.
Art. 15
Het certificaat en het label kunnen, onder de door de Koning te bepalen voorwaarden, worden toegekend aan ondernemingen en producten die daarvoor in aanmerking komen krachtens gelijkaardige initiatieven in andere lidstaten van de Europese Unie en de Europese Vrijhandelszone.
Art. 16
Deze wet treedt in werking op de eerste dag van de zesde maand na die waarin ze is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .
Brussel, 28 april 1999.
De voorzitter van de
Kamer van volksvertegenwoordigers,
Raymond LANGENDRIES.
De griffier van de
Kamer van volksvertegenwoordigers,
Francis GRAULICH.
(1) Wet van 24 december 1999 (Belgisch Staatsblad van 12 januari 2000).