1-1185/2 | 1-1185/2 |
19 JANUARI 1999
Het voorliggende wetsontwerp betreft de goedkeuring van het vierde amendement van de statuten van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), zoals voorgesteld door de Raad van Gouverneurs van het IMF, op grond van zijn resolutie nr. 52-4.
Deze wijziging van de statuten van het IMF is noodzakelijk om te kunnen overgaan tot een speciale toewijzing van bijzondere trekkingsrechten (BTR).
Dit ontwerp van wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77, eerste lid, 6º, van de Grondwet.
Het BTR was de eerste internationale munt die ooit door een regering is gecreëerd. Deze munt is in 1969 gecreëerd teneinde de nodige liquiditeiten te verstrekken voor de goede werking van het internationaal monetair stelsel, op een ogenblik dat de noodzakelijke creatie van dollars voor de expansie van de wereldeconomie als onvoldoende werd ervaren.
Tot enkele dagen geleden was het BTR samengesteld uit een bepaald bedrag van munten van de vijf grootste uitvoerende landen van goederen en diensten, namelijk de Amerikaanse dollar, de Japanse yen, de Duitse mark, de Franse frank en het pond sterling.
Met de komst van de euro op 1 januari 1999, werd het bedrag van de deelname van de Franse frank en de Duitse mark aan het BTR vervangen door het equivalent ervan in euro op basis van de omzettingskoersen tussen de euro en de betrokken munten. Aldus omvat het BTR momenteel 0,1239 euro ter vervanging van de Franse frank en 0,2280 euro ter vervanging van de Duitse mark. De raad van bestuur van het IMF, echter, is het eens geworden deze twee bedragen niet op te tellen teneinde de verhouding tussen het BTR en de vijf belangrijkste landen op het vlak van de internationale handel te handhaven. Met andere woorden, de euro vervangt de Franse frank en de Duitse mark in de korf van het BTR, niet als de munt van de eurozone, maar als de munt van twee van zijn leden : Frankrijk en Duitsland.
Deze beslissing is genomen teneinde de institutionele gevolgen van de invoering van de euro voor het BTR op korte termijn tot een minimum te herleiden en, in het bijzonder, te voorkomen dat een debat wordt geopend betreffende de vraag of het opportuun is om in het BTR andere munten dan de dollar, de euro en de yen te behouden.
Er is ook overeengekomen dat deze beslissing opnieuw zou worden onderzocht ten laatste in 2000, en niet in 2003, zoals door de diensten van het IMF is voorgesteld.
Hierbij wordt eraan herinnerd dat het IMF, in de loop van zijn bestaan, twee toewijzingen van BTR's heeft verricht, verspreid over verschillende jaren, voor een totaal bedrag van ongeveer 21,4 miljard BTR. De eerste toewijzing had plaats tussen 1970 en 1972 en de tweede toewijzing tussen 1979 en 1981. De aldus gecreëerde BTR zijn toegevoegd aan de valutareserves van de begunstige landen. Deze landen kunnen die gebruiken door ze om te wisselen voor een sterke munt, op gewoon verzoek aan het IMF, teneinde een tekort op de lopende balans te financieren.
Sinds 1981 heeft het IMF geen toewijzingen van BTR meer verricht. Inderdaad, krachtens de statuten van het IMF kunnen BTR's enkel toegewezen worden in geval van een globale behoefte op lange termijn aan bijkomende reservemiddelen in het internationale monetaire systeem. De belangrijkste lidstaten van het IMF, onder andere de Verenigde Staten en Duitsland, zijn van mening dat deze behoefte zich niet meer voordoet sinds het internationaal monetair en financieel stelsel gekenmerkt is door bijna volledig vrije kapitaalbewegingen in de industrielanden en door een toenemende liberalisering in de rest van de wereld.
Dit verklaart waarom het BTR niet de door zijn ontwerpers gehoopte doorbraak heeft gekend.
Dit verklaart ook waarom de nieuwe toewijzing van BTR's, waarover de commissie zich moet uitspreken, er niet op is gericht te beantwoorden aan een globale behoefte aan valutareserves, maar tegemoet te komen aan een probleem van billijke verdeling.
Dit probleem is ontstaan door het feit dat de 39 landen die sinds de laatste toewijzing in 1981 lid zijn van het IMF, onder andere de Midden- en Oost-Europese landen en de toenmalige republieken van de gewezen Sovjet-Unie, nog geen BTR hebben ontvangen. Verder bestaat er tussen de andere lidstaten een grote ongelijkheid wat de verhouding betreft van de netto cumulatieve toewijzingen van BTR ten opzichte van de quota, dat zijn de bijdragen van elk land in de algemene middelen van het IMF. Die ongelijkheid is toe te schrijven aan de evolutie van de quota sedert de laatste BTR-toewijzing, die de evolutie van het aandeel van elk land in de wereldeconomie weerspiegelt.
Om dit probleem van ongelijkheid op te lossen, is door de Raad van de gouverneurs van het IMF een resolutie aangenomen. Die resolutie heeft tot doel de statuten van het IMF te wijzigen teneinde de mogelijkheid van een éénmalige BTR-toewijzing in te voeren, waardoor de netto cumulatieve BTR-toewijzing van elke lidstaat van het IMF gebracht wordt op ongeveer 29,3 % van zijn quota dat momenteel geldt. Een aanpassing van de netto cumulatieve toewijzingen op dat peil ten opzichte van de quota voor alle lidstaten komt neer op een verdubbeling van het globale bedrag van de tot dusver toegewezen BTR.
Na die bijzondere toewijzing zal de netto cumulatieve BTR-toewijzing van België 909 miljoen BTR bedragen (dat is ongeveer 44 miljard frank of 1,1 miljard euro), tegen 485 miljoen BTR op dit ogenblik (1). De rechten en verplichtingen van België ten aanzien van de afdeling bijzondere trekkingsrechten van het IMF worden door de Nationale Bank van België uitgevoerd met haar eigen middelen onder staatswaarborg, overeenkomstig de bestaande wettelijke bepalingen en de overeenkomsten die krachtens die bepalingen tussen de Belgische Staat en de Bank zijn gesloten. Om die reden komt het totaalbedrag van de aan België toegewezen BTR voor op de passiefzijde van de balans van de Bank en wordt het door België aangehouden BTR-bedrag opgenomen bij de deviezenreserves, op de actiefzijde van haar balans.
De budgettaire impact van deze BTR-toewijzing kan als nihil worden beschouwd.
België heeft alle belang bij een evenwichtige toename van de internationale handel en een billijke werking van het internationaal monetair stelsel.
De uitvoering van dit vierde amendement zal tot deze twee doelstellingen bijdragen. Hierbij zal, dankzij een aanzienlijke stijging van de toegewezen BTR, een billijkere verdeling van de BTR tussen alle lidstaten van het IMF worden verzekerd en, in het bijzonder, zal het mogelijk worden dat aan de lidstaten van het IMF die sinds 1981 lid zijn geworden, BTR worden toegewezen.
Om die redenen vraagt de minister aan de Senaat het wetsontwerp dat door de regering is voorgelegd, goed te keuren. Dat is de bedoeling van dit wetsontwerp, maar de minister voegt er meteen aan toe dat de BTR volgens hem, los van het probleem van billijkheid en herverdeling, op middellange termijn toch zullen verdwijnen en als ruil- en handelsinstrument zullen worden vervangen door de drie voornaamste munten : de yen, de dollar en de euro.
Een lid wijst erop dat het er vandaag om gaat voor het eerst BTR toe te wijzen aan de landen op de lijst die bij dit wetsontwerp is gevoegd.
Voor de landen die reeds lid zijn verandert er niets. Een aantal westerse landen, zoals de Verenigde Staten, Duitsland, enz. hebben zich uitgesproken tegen nieuwe BTR.
Als het IMF een soort geldschieter in laatste instantie wordt en dat is het nu al voor de landen in crisis hebben de BTR geen enkele invloed meer op de beslissingen ter zake.
Ook als het IMF de bank wordt van de centrale banken, heeft dit alles niet veel belang meer.
Zoals oorspronkelijk het geval was, is deze BTR-toewijzing erop gericht de betalingsbalans van deze landen op korte termijn en voor een bescheiden bedrag opnieuw in evenwicht te brengen. Deze landen kunnen dan een sterke munt aanwenden om hun situatie te verbeteren, maar moeten uiteraard hun budget en hun handelsbalans rechttrekken om te voorkomen dat ze nog dieper in de put raken en nog hogere renten moeten betalen.
De minister wijst erop dat BTR worden toegekend tegen een speciale, lagere interestvoet.
Een lid vindt dat de minister duidelijk heeft uitgelegd waar het om gaat. Hij beschouwt de BTR inderdaad een beetje als een anachronisme : sinds hun oprichting in 1969 zijn de omstandigheden helemaal veranderd. Toen bestonden er vaste wisselkoersen en geen vrij verkeer van kapitaal.
Het risico dat op internationaal vlak een gebrek aan liquiditeiten ontstond, was daardoor bijzonder reëel.
Internationale onderhandelingen duren meestal zo lang dat de situatie in de praktijk al helemaal is veranderd wanneer eindelijk een akkoord wordt bereikt, waardoor de genomen maatregel niet meer aan de realiteit is aangepast.
Dat geldt ook voor de BTR.
Wat hier voorligt is een eenvoudige operatie bedoeld om de landen die nog geen profijt hebben gehaald uit het systeem, eraan te laten deelnemen.
Er wordt slechts 21 miljard aan liquiditeiten gecreëerd, wat op wereldschaal weinig voorstelt. Het zal in ieder geval de internationale liquiditeit niet in gevaar brengen en ook geen inflatie doen ontstaan.
Spreker maakt zich zorgen over een ander punt. Wat zal er gebeuren wanneer België in het kader van de bijzondere of normale trekkingsrechten op het IMF, vraagt om zijn eigen munt te geven, maar niet meer beschikt over Belgische frank (de Nationale Bank zal nog steeds lid zijn van het IMF maar maakt geen euro's) ? Bestaat hier niet het risico dat de Europese centrale bank alleen bevoegd zal zijn ?
Die Bank is echter geen lid van het IMF. Zal dat niet leiden tot de herziening van het statuut van de landen die zijn toegetreden tot de eurozone, en waarvan de centrale banken die lid zijn van het IMF geen enkele bevoegdheid meer zullen hebben inzake geldcirculatie ?
Kan de minister toelichten welke maatregelen al zijn genomen en hoe de financiering van het IMF concreet zal verlopen ?
De minister is het eens met de opmerking van de spreker. Ten tijde van de invoering van de BTR waren de omstandigheden helemaal anders dan nu. Er was een reservemunt en het risico bestond dat die zich te sterk ontwikkelde, wat inderdaad is gebeurd met alle negatieve gevolgen van dien. De BTR zijn inderdaad een anachronisme. Toch vindt de minister het nuttig dat de nieuwe landen, waarvan de lijst bij het ontwerp is gevoegd, de mogelijkheid krijgen om hun BTR te wisselen tegen andere munten en zo hun financiën aan te vullen tegen een lage intrestvoet. Het is hoe dan ook verheugend dat tussen 1981 en 1997 zoveel nieuwe leden zijn toegetreden tot het IMF. Ten tijde van Bretton Woods had men dat zeker niet durven hopen.
Het is als het ware een bekrachtiging van de bijna universele aard van deze instellingen.
De minister is ervan overtuigd dat over enkele jaren de BTR, die in de financiële wereld niet meer zijn dan een druppel op een hete plaat, zullen verdwijnen of dat in ieder geval een ander systeem zal worden ingevoerd waardoor de verschillende Staten onder aanvaardbare voorwaarden toegang krijgen tot de drie grote internationale munteenheden.
Toch gelooft hij dat de BTR de economische geschiedenis zullen ingaan als een uiting van de wil om een wereldwijd monetair instrument te creëren, en als bewijs van het feit dat dat monetaire instrument in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld in Europa, een economische rol kon spelen.
De toekomst van de wereldhandel ligt uiteraard niet in de BTR.
Op de tweede vraag van de spreker antwoordt de minister dat de situatie waarin wij ons nu bevinden, uiteraard zal veranderen. De Europese Centrale Bank zal de vergaderingen van de raad van bestuur van het IMF mogen bijwonen als het gaat over de euro.
Bij de problemen die in de volgende jaren nog zullen rijzen, zal men zich altijd moeten afvragen welke rol men het IMF precies wil laten spelen.
De huidige voorzitter van het Interimcomité raadpleegt op dit moment de verschillende lidstaten over een diepgaande hervorming van de statuten van het IMF.
Belangrijk is met name het Franse voorstel om de constituencies beter aan te passen aan de realiteit. Dat zal geleidelijk gebeuren, maar eens zal de vraag ook rijzen of de eurozone, die een zeer belangrijke factor is in het mondiale evenwicht, niet een constituency moet vormen.
De Verenigde Staten in Europa zouden op die manier afzonderlijke blokken vormen. Hiervoor moeten een aantal psychologische drempels overwonnen worden. Iedereen weet hoezeer we gehecht zijn aan onze constituency . Die is inderdaad erg belangrijk en kan bovendien zorgen voor de begeleiding van een aantal opkomende landen (Turkije, Hongarije, Tsjechië, enz.).
Met betrekking tot de vertegenwoordiging in het IMF bestaat er een akkoord tussen de elf landen van de eurozone. Dit akkoord bepaalt dat het « monetaire luik » van de EMU vertegenwoordigd wordt door de waarnemer van de ECB, terwijl het « economische luik » wordt vertegenwoordigd door een afgevaardigde van de voorzitter van de eurozone, bijgestaan door een afgevaardigde van de Europese gemeenschap.
De hamvraag is of het IMF zich moet aanpassen aan de politiek-economische realiteit. De minister vindt van wel.
Wil men het IMF omvormen tot een wereldwijde economisch-monetaire veiligheidsraad ?
De crisis van 1997-1998 heeft duidelijk aangetoond dat er nood is aan een instantie die regelend optreedt en die de onverwachte gebeurtenissen kan opvangen die het internationale monetaire systeem volledig kunnen ontwrichten.
Het project is ambiteus. Ook op andere vlakken kan vooruitgang worden geboekt, bijvoorbeeld door de oprichting van werkgroepen of door de samenwerking met betrekking tot het toezicht te versterken tussen de groep van Bazel, het IMF en de Wereldbank.
Van Europese kant komt duidelijk de vraag om de rol van het IMF te versterken en binnen het IMF de rol van de lidstaten van het Interimcomité uit te breiden.
Het IMF kon bijvoorbeeld tijdens de Russiche crisis geen weerstand bieden aan de druk van de Amerikaanse regering om een lening toe te staan aan Rusland (dat een atoommogendheid is), hoewel het land niet beantwoordde aan de economische en financiële voorwaarden om door het IMF te worden geholpen. Het resultaat was dat 5 miljard dollar in een bodemloze put zijn verdwenen.
Het IMF moet voldoende politiek gewicht krijgen om goed te kunnen werken.
Wat Brazilië betreft, hoopt de minister dat het probleem opgelost zal worden omdat ook dat een zuiver Amerikaans probleem is.
Een ander voorstel wil dat het IMF op wereldvlak een regelende rol zou spelen, niet op de manier van de Europese Centrale Bank, maar veeleer als tegenwicht. Daarvoor moet het IMF wel beschikken over de mogelijkheden om op te treden die een Centrale Bank heeft.
Tijdens de laatste crisis is het de minister opgevallen dat het IMF niets kon doen tegen de kortetermijnkapitaalsvlucht van de opkomende landen.
Deze kapitalen moeten dus vervangen worden via de tussenkomst van de centrale banken.
Kortom, de minister weet niet hoe de toekomst van het IMF eruit zal zien. Het is van fundamenteel belang dat we met de actieve hulp van de meest ontwikkelde Staten kunnen beschikken over een instelling die een wereldwijd economisch beleid kan voeren op basis van preventieve veeleer dan curatieve acties.
De Amerikanen hebben de meeste bezwaren. Er is nood aan een nieuwe top van Bretton Woods tussen Amerika, Europa en Azië om het vrije verkeer op wereldniveau beter te organiseren.
Een lid wijst erop dat het idee van het IMF als geldschieter in laatste instantie ook van de Amerikanen komt. Hiertegen bestaat evenwel een moreel bezwaar : als een instantie steeds bereid is om regeringen die een slecht beleid voeren uit de brand te helpen, zullen de geldschieters zelfs niet meer nagaan of degenen aan wie ze lenen ernstig zijn of integendeel hun geld over de balk gooien.
In dat laatste geval kunnen wereldwijde catastrofen volgen.
De minister antwoord dat op basis van een betere bedrijfseconomische controle en de uitwisseling van ervaringen tussen de groep van Bazel en het IMF, gedragscodes kunnen worden uitgewerkt.
Hetzelfde lid benadrukt dat het evenwel nooit mogelijk zal zijn om een regering gedragsregels op te leggen (zoals bijvoorbeeld de regering van Indonesië enkele maanden geleden).
Een lid is van mening dat er te hoge verwachtingen worden gekoesterd over de rol die het IMF kan spelen. Indien het die rol moet vervullen, zouden aanzienlijke financiële middelen ter beschikking van het IMF moeten worden gesteld, wat niet haalbaar is. Het is dus fout om tot elke prijs het IMF in de rol van universele politieagent te duwen.
Als voorbeeld citeert spreker de Zuidoost-Aziatische crisis. Voor 1995 stroomde, zonder enige beperking, het kapitaal naar de landen van deze regio. De buitenlandse financiële instellingen besteedden toen niet de minste aandacht noch aan de graad van opname van de schulden, noch aan de verhouding tusen schulden en middelen, noch aan de bestedingswijze van de middelen (investeringen gericht op de uitvoer, in binnenlandse consumptie of financiering van binnenlandse financiële instellingen voor de toekenning van lokale kredieten). Ook al waarschuwde het IMF op dat ogenblik voor de risico's, niemand luisterde tot op het ogenblik dat een bepaalde psychologische grens was overschreden en iedereen zich terugtrok zodat de landen van de regio met de brokken bleven zitten. Op dat ogenblik wordt dan van het IMF verwacht dat het orde op zaken stelt.
Door deze handelwijze worden precies problemen op wereldniveau gecreëerd en de instabiliteit in de hand gewerkt. Het IMF moet permanent schipperen tussen bestaande mogelijkheden en een zachte morele druk uitoefenen om het beleid in één of andere richting aan te passen, maar het kan geen sancties opleggen wanneer zijn richtlijnen niet opgevolgd worden. Trouwens, die richtlijnen worden alleen maar opgevolgd wanneer het betrokken land geen ander alternatief meer heeft en geen financiële middelen meer kan vinden op de kapitaalmarkt. Dan is het land bereid de voorwaarden van het IMF te aanvaarden. Zolang er andere alternatieven bestaan, worden de aanbevelingen van het IMF genegeerd en stapelen de problemen zich langzaam op tot het kritieke moment waarop de hele zaak ineens totaal in elkaar stuikt.
Spreker onderstreept dat, in tegenstelling tot wat algemeen beweerd wordt, het IMF wel degelijk de ontwikkelingen volgt, doch zijn aanbevelingen worden in goede tijden in de wind geslagen tot het vertrouwen een deuk krijgt als de omvang van de ontlening elke realiteitszin tart.
De rol van het IMF moet met meer terughoudendheid geëvalueerd worden. Het IMF heeft een belangrijke rol als forum waar de diverse partners elkaar ontmoeten en in discussie treden. Het ontmijnen van crisissituaties is één van zijn belangrijkste taken. Het moet deze rol verder blijven spelen, want het heeft geen politieke macht, doch is in de eerste plaats een financiële instelling die financiële hulp verleent, niet aan privé-instellingen, maar aan regeringen zodat het beleidsniveau zijn belangrijkste criterium is om al dan niet kredieten toe te staan.
Spreker herhaalt zijn vraag over de financiering van de bijzondere trekkingsrechten sinds de invoering van de euro. Aangezien de Nationale Bank zelf geen euro's creëert, is de vraag op welke manier de financiering in de toekomst zal gebeuren.
Spreker vraagt de minister eveneens om als bijlage bij het verslag een lijst te voegen van de toewijzing van de bijzondere trekkingsrechten voor en na die beslissing (zie bijlage).
De minister antwoordt dat het IMF sinds 1 januari 1999 alle financiële transacties waarbij munten van de landen van de eurozone betrokken zijn in euro uitvoert. De rekeningen-courant van het IMF bij de Nationale Bank van België zijn daarom ook omgezet in euro.
De artikelen 1 en 2 geven geen aanleiding tot opmerkingen en worden eenparig aangenomen door de 8 aanwezige leden.
Het hele wetsontwerp wordt bij dezelfde eenparigheid aangenomen.
Dit rapport is eenparig goedgekeurd door de 8 aanwezige leden.
De rapporteur,
Luc COENE. |
De voorzitter,
Paul HATRY. |
Zie Stuk 1-1185/3
Landen die reeds een BTR-toewijzing
genoten hebben
1. Islamitische Republiek Afghanistan
2. Algerije
3. Argentinië
4. Australië
5. Oostenrijk
6. Bahamas
7. Bahrein
8. Bangladesh
9. Barbados
10. België
11. Benin
12. Bolivia
13. Bosnië-Herzegovina
14. Botswana
15. Brazilië
16. Burkina Faso
17. Burundi
18. Cambodja
19. Kameroen
20. Canada
21. Kaapverdië
22. Centraal-Afrikaanse Republiek
23. Tsjaad
24. Chili
25. China
26. Colombia
27. Comoren
28. Democratische Republiek Kongo
29. Republiek Kongo
30. Costa Rica
31. Ivoorkust
32. Kroatië
33. Cyprus
34. Denemarken
35. Djibouti
36. Dominica
37. Dominicaanse Republiek
38. Ecuador
39. Egypte
40. El Salvador
41. Equatoriaal-Guinea
42. Ethiopië
43. Fiji
44. Finland
45. Frankrijk
46. Federatieve Republiek Joegoslavië (Servië/Montenegro)
47. Gabon
48. Gambia
49. Duitsland
50. Ghana
51. Griekenland
52. Grenada
53. Guatemala
54. Guinee
55. Guinee-Bissau
56. Guyana
57. Haïti
58. Honduras
59. IJsland
60. India
61. Indonesië
62. Islamitische Republiek Iran
63. Irak
64. Ierland
65. Israël
66. Italië
67. Jamaica
68. Japan
69. Jordanië
70. Kenia
71. Korea
72. Koeweit
73. Democratische Volksrepubliek Laos
74. Libanon
75. Lesotho
76. Liberia
77. Libië
78. Luxemburg
79. Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië
80. Madagaskar
81. Malawi
82. Maleisië
83. Maldiven
84. Mali
85. Malta
86. Mauritanië
87. Mauritius
88. Mexico
89. Marokko
90. Myanmar
91. Nepal
92. Nederland
93. Nieuw-Zeeland
94. Nicaragua
95. Niger
96. Nigeria
97. Noorwegen
98. Oman
99. Pakistan
100. Panama
101. Papoea-Nieuw-Guinea
102. Paraguay
103. Peru
104. Filipijnen
105. Portugal
106. Qatar
107. Roemenië
108. Rwanda
109. Samoa
110. Sao Tomé en Principe
111. Saudi-Arabië
112. Senegal
113. Seychellen
114. Sierra Leone
115. Singapore
116. Slovenië
117. Salomonseilanden
118. Somalië
119. Zuid-Afrika
120. Spanje
121. Sri Lanka
122. Saint Lucia
123. Saint Vincent and the Grenadines
124. Soedan
125. Suriname
126. Swaziland
127. Zweden
128. Arabische Republiek Syrië
129. Tanzania
130. Thailand
131. Togo
132. Trinidad en Tobago
133. Tunesië
134. Turkije
135. Oeganda
136. Verenigde Arabische Emiraten
137. Verenigd Koninkrijk
138. Verenigde Staten
139. Uruguay
140. Venezuela
141. Vietnam
142. Republiek Jemen
143. Zambia
144. Zimbabwe
(1) Een BTR is momenteel gelijk aan ongeveer 1,2073 euro.