1-239/3 | 1-239/3 |
28 MAART 1996
De commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden heeft twee vergaderingen gewijd aan de bespreking van het voorstel van resolutie over de toestand in Irak.
In de loop van de eerste vergadering zijn de commissieleden tot de bevinding gekomen dat het wellicht nuttig zou zijn zich meer nauwkeurig te informeren over de gevolgen van de Golfcrisis en de huidige situatie in Irak.
De commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden heeft tijdens de tweede vergadering drie getuigen gehoord over de situatie in Irak.
De heer Cornu heeft het historische kader en de recente geschiedenis van het land geschetst en heeft vervolgens de gevolgen van de Golfoorlog geanalyseerd.
Mevrouw L. Dehaes, doctor in de geneeskunde, heeft verslag uitgebracht over haar onderzoek dat ze in oktober 1991 in Irak in het kader van een internationaal studieteam voerde.
Van 23 augustus tot 5 september 1991 heeft het « International Study Team » een grondig onderzoek gewijd aan de gevolgen die de Golfcrisis heeft gehad voor de gezondheid en het welzijn van de burgerbevolking in Irak.
De heer A. Lejeune, bedrijfsapotheker en vice-voorzitter van de Franstalige afdeling van het Belgische Rode Kruis, heeft vervolgens gerapporteerd over de weerslag van het embargo in Irak.
Na de hoorzitting volgde nog een korte bespreking van het voorstel van resolutie en van de amendementen, waarna tot de aanneming van de resolutie is overgegaan.
De bijlagen bevatten twee ooggetuigenverslagen van senatoren die met een missie in Irak zijn geweest : een verslag van senator P. Staes over een missie in december 1991 en een verslag over een recente missie van A. M. Lizin.
Een van de indieners van het voorstel van resolutie wijst er vooraf op dat de actualiteit de resolutie heeft ingehaald.
De aanleiding van zijn voorstel was in feite een artikel in The Lancet dat samen met de F.A.O. een studie publiceerde over de gezondheidstoestand van de bevolking in Irak.
In zulk een geval is de boycot niet afdoend gebleken. Zoals hij zelf kon vaststellen ter plaatse werd het dictatoriaal regime niet van zijn sokkel gehaald door de boycot. Hij bezocht Irak daags na de Golfoorlog en deed nadien de ronde van de meeste kinderziekenhuizen en andere gelijkwaardige medische instellingen.
De boycot paste duidelijk in een strategie om de dictator via de druk op de bevolking weg te werken, doch dit bleek al spoedig onmogelijk omdat :
het volk van bij het begin al onderworpen was ten gevolge van intimidatie. Zo werd berekend dat ongeveer 1/3 van de bevolking ooit in aanraking kwam met de veiligheidsdiensten;
de boycot niet selectief was. Bepaalde produkten zoals melkpoeder en injectienaalden passen duidelijk niet in een « beschaafde » boycot.
Een kleine kentering was er in deze houding in januari van dit jaar, aangezien er een akkoord kwam om voor 60 miljard olie te exporteren in ruil voor « humanitaire » goederen. De onderhandelingen daarover zijn bezig, nadat de V.N. het principe had aanvaard.
Een senator bewondert de moed die de meerderheid in deze materie heeft opgebracht door toe te geven dat de sancties niet hebben gebaat. Integendeel, het regime gebruikt de boycot bij de bevolking als een argument om de externe bedreiging in zijn voordeel te laten spelen.
Hij gaat dan ook akkoord met de resolutie.
Wel heeft hij enige kritiek betreffende het derde laatste lid, waarbij hij voorstelt de zinsnede « bij een strijd waar de bevolking niets mee te maken heeft » weg te laten.
Een lid merkt op dat dit onderwerp belangrijk is voor de internationale diplomatie, inzonderheid voor de Arabische wereld.
Bij de bespreking wil zij niet overhaast tewerkgaan en stelt voor getuigen te horen.
Voorts verwijst zij naar de bestaande werkgroep Irak/België, die onder het beschermheerschap van de heer Urbain fungeert en die opnieuw commerciële betrekkingen tussen de twee landen wil zien aanknopen na het beëindigen van het embargo.
Men mag niet uit het oog verliezen dat er een heel proces op gang komt met de uitwisseling van aardolie tegen levensmiddelen onder het toezicht van de Verenigde Naties en dat er thans ook een debat wordt gevoerd in de V.N.-Commissie voor de mensenrechten te Genève.
Het zou verstandig zijn de rapporteur van die commissie over Irak uit te nodigen.
Belangrijk is te weten dat vooral Frankrijk gunstig staat tegenover een hervatting van de handelsbetrekkingen en dat vooral de Verenigde Staten daartegen gekant zijn.
Aangezien er sprake is van olieleveranties, kan men zo zijn twijfels hebben over de Amerikaanse argumenten en zich afvragen hoe de Amerikanen wel zouden reageren indien hun eigen oliebelangen op het spel stonden.
Onze rol moet worden ingevuld in een Europees kader, los van de specifieke Franse context.
Een ander lid kan aannemen dat er wellicht een verschillende analyse kan zijn van de toestand in Nigeria en Irak. Hij blijft er echter bij dat, wat de resoluties betreft, de conclusies dezelfde moeten zijn, namelijk dat het gaat om dezelfde gruwelen die moeten worden bestreden.
Hij begrijpt niet dat men dezelfde fenomenen vaststelt en daaruit tot totaal andere gevolgtrekkingen komt.
Hij vraagt nogmaals op welke grond dit onderscheid steunt.
De indiener van het voorstel ontkent verder dat hij met twee maten en twee gewichten zou werken.
Een lid oefent kritiek uit op de consideransen die de twee voorstellen van resolutie inleiden. Hij leest daar teveel algemeenheden. Het artikel in The Lancet , waarnaar het voorstel verwijst, is niet als bijlage afgedrukt. Wetenschappelijke documenten over de werkelijke toestand van de bevolking ontbreken.
Documenten en getuigenissen zijn bijgevolg meer dan noodzakelijk.
Op het politieke vlak komt hij dan ook tot het besluit dat het de recente resoluties maar al te vaak aan argumenten ontbreekt.
Hij verwijst naar de hoorzittingen over Tibet, die zeer interessant zijn geweest en laten zien hoeveel documenten een dergelijk initiatief kan opleveren.
Een andere spreker maakt voorbehoud over het vierde laatste lid, waarin de woorden « politieke naïviteit » hem storen.
De indiener van het voorstel gaat akkoord met de suggestie van een lid om getuigen te horen in de komende weken.
Hijzelf kan echter geen betere argumenten vinden dat wat hijzelf als ooggetuige heeft gezien gedurende een studiereis ter plaatse.
Het rapport hierover gaat als bijlage 2 bij dit verslag.
Een lid wijst erop dat het hier om een brandende kwestie gaat en dat men er bijgevolg goed aan doet het dossier met voldoende documentatie te stofferen.
Een ander lid stelt vast dat verscheidene fracties akkoord gaan met de opheffing van het embargo aangezien dat nadelig is voor het welzijn van de bevolking en inzonderheid voor de volksgezondheid.
Indien men in de consideransen feiten aanvoert, moet men die staven, anders behoort men ze « af te zwakken ». Doet men dat niet, dan moet men een stem uitbrengen die op blind vertrouwen berust.
De heer Cornu, die in Irak deskundige was voor het F.A.O. voor een irrigatieproject tussen 1979 en 1982, vestigt de aandacht op het feit dat het uiteenvallen van het Romeinse rijk deels aan de basis ligt van eeuwen oorlog, die ook een weerslag hebben gehad op de toestand in Irak.
De rivaliteit tussen de grote mogendheden bij het begin van de 20e eeuw kan worden gezien als een voortzetting van dat uiteenvallen.
Rudolf Benz had toen pas de benzinemotor uitgevonden, wat heeft geleid tot een complete ommekeer in alle strategieën betreffende de bescherming van energiebronnen. Aangezien aardolie de plaats had ingenomen van steenkool, keken de grote mogendheden met een begerig oog naar de landen die over oliereserves beschikten.
De strijd om de olie was begonnen.
In 1912 werkten Duitse ingenieurs aan een project voor een spoorverbinding tussen Berlijn en Bagdad.
In 1913 zag Sir Lawrence, die toen reeds spion was, toe op de voortgang van de bruggenbouw voor dat project vanuit de archeologische vindplaats die hij onderzocht in de Eufraatvallei.
In juni 1914 nam Engeland in dat gebied een concessie van de Duitsers over en ging onmiddellijk over tot een verbreding van de sporen.
De Engelsen waren in de race gestapt sedert een van hun onderdanen, M. Darey, in dat gebied aardolie had ontdekt.
In 1911 sloot de admiraliteit van Churchill in het geheim een contract van 10 jaar voor de levering van olie.
In 1912 maakte Churchill olie in plaats van steenkool verplicht voor oorlogsschepen, wat een enorme tijdwinst betekende bij het laden (4 uur in plaats van 2 dagen).
In 1914 werd België met zijn steenkool en zijn leger geofferd op het altaar van de intriges van de grote mogendheden.
De oorlog is begonnen omdat op grote schaal dubbel spel werd gespeeld, namelijk enerzijds de Engelse banken uit de Turkish Petroleum Company gooien en anderzijds Theodor Herzl steunen voor het congres van Bazel.
De Europeanen en de Amerikanen, die steeds zijn uitgegaan van het beginsel dat de kracht van de wapens de hegemonie kan opleveren, delen dus de verantwoordelijkheid voor al die oorlogen.
Spreker hoopt van zijn kant dat de oorlog 1914-1918 weldra zal eindigen en dat een internationaal gerechtshof compensatie kan geven aan alle slachtoffers van dat beleid.
Die compensatie zou haar middelen kunnen putten uit een drievoudige wereldbelasting, namelijk :
belasting op het energieverbruik;
belasting op de wapenproduktie;
belasting op de kapitaalbewegingen.
Met de opbrengst ervan kan een internationaal fonds voor vrede en rechtvaardigheid, dat onder de bescherming van de algemene vergadering van de U.N.O. staat, van middelen worden voorzien.
4.1.1. Recente geschiedenis van Irak
De oorlog en de daaropvolgende thans bestaande situatie vloeien voort uit deze strategieën van de grootmachten om hun suprematie te vestigen.
In 1961 was er de eerste nationalisatie van de Iraakse olie-industrie door Kassem.
In Koeweit bevonden zich genoeg samenzweerders om Kassem omver te werpen.
In Koerdistan bestaan ongetwijfeld mogelijkheden om het land te destabiliseren.
Er werden staatsgrepen op touw gezet in 1965, 1972, 1980 en 1991.
Toen in 1972 de tweede nationalisatie van de olie plaatsvond en de oprichting van de maatschappij I.N.O.C. met Russische steun, waren de Fransen woedend. Temeer omdat kort daarna olievelden ontdekt werden bij de grens met Koeweit.
De exploitatieopbrengst van de Iraakse olie bedroeg destijds 2,5 dollar per vat, d.i. 12 euro per m3 .
Resolutie 661, op 6 augustus 1990 aangenomen door de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, kondigde een embargo af op de invoer uit of de uitvoer naar Irak van « alle basisprodukten en alle handelsgoederen ».
Het embargo slaat dus niet alleen op de olie maar heeft betrekking op alle handelsverkeer. De daaraan verbonden financiële transacties zijn eveneens aan het verbod onderworpen.
Er zijn twee uitzonderingen :
de regeling is niet van toepassing op geneesmiddelen en medische benodigheden, noch op voedingswaren;
het is Irak toegestaan een dagelijks volume van 50 000 olievaten uit te voeren voor zijn onmiddellijke behoeften. Maar dat stelt op nationale schaal weinig voor : vóór het embargo bedroeg de uitvoer 3,1 miljoen vaten per dag.
Deze geoorloofde uitvoer geschiedt over de weg naar Jordanië. Ten gevolge hiervan rijdt op de weg tussen Amman en Bagdad een onafgebroken stroom tankwagens.
Na de zeer korte beschrijving van het embargo dient nagegaan te worden welke gevolgen Irak hiervan intern ondervindt.
De sancties hebben de Iraakse economie zeer hard getroffen. Het is onmogelijk geworden levensnoodzakelijke produkten zoals uitrustingsgoederen en reserveonderdelen in te voeren.
Het economisch systeem is volledig ontwricht. De meeste fabrieken zijn gesloten of werken op halve kracht.
De economische recessie die het land treft, neemt ongekende afmetingen aan : de daling van het B.B.P. bedroeg gemiddeld 41 pct. in volume per jaar over de periode 1990-1993; het inkomen per inwoner is gedaald van 3 508 dollar in 1990 tot 761 dollar in 1993.
4.2.1. Een ontwrichte economie
4.2.1.1. Getuigenis van de heer Cornu
De heer Cornu wijst erop dat Irak een rijk land is dat over voldoende voedsel beschikt. Het enige probleem is het voedsel bij de consumenten te brengen.
In Bagdad kan men alles vinden :
bloem en rijst tegen 0,5 euro per kilo;
groenten tegen 1/3 euro per kilo;
vlees en kip tegen 3 euro per kilo.
De lonen zijn echter gedaald door het ineenstorten van de economie ten gevolge van het embargo.
Arbeiders die zwaar werk verrichten, verdienen tussen 40 en 50 euro per maand. Een onderzoekster met een Engelse PhD verdient 8 euro per maand.
Voltanken kost 1/10 euro.
Jean-Bernard Raimond (1) verklaarde onlangs in de Franse Assemblée nationale dat men te Bagdad niet van honger sterft, maar dat er toch honger wordt geleden.
Het dagelijkse leven draait op halve kracht ten gevolge van de wurggreep op het produktieapparaat.
Zo heeft hij te Bassorah tijdens een bezoek aan een papierfabriek vastgesteld dat slechts één machine op acht draaide.
De rietstengels uit de moerassen worden vervoerd met vrachtwagens die op hun laatste banden rijden.
4.2.1.2. Getuigenis van dokter Dehaes
De elektriciteitsinfrastructuur
Het team bestudeerde de toestand van de meeste grote elektriciteitscentrales in Irak. De te bezoeken plaatsen werden zo uitgekozen dat er een samenhangend totaalbeeld zou ontstaan van de toestand in heel het land. De studie omvatte bezoeken ter plaatse alsmede interviews in 24 centrales gedurende 10 dagen.
De Golfcrisis heeft enorm veel schade aangericht aan de elektriciteitsinfrastructuur in Irak. Sedert het staakt-het-vuren is de elektriciteitsproduktie opnieuw gebracht op ongeveer 68 pct. van het maximum in 1990 (5,162 MW) voor ongeveer 37 pct. van de vroegere maximumcapaciteit (35 MW). In de studie werd geraamd dat nagenoeg 75 pct. van de verbindingslijnen thans in gebruik zijn. Alle herstelwerken worden uitgevoerd met teruggewonnen reserveonderdelen en via improvisatie.
Veel herstellingen, vooral in de grootste centrales, voldoen niet aan de bouwnormen, hebben een hoge onveiligheidsfactor en kunnen van de ene dag op de andere opnieuw stukgaan. Zonder reserveonderdelen zijn latere herstellingen of vervangingen uitgesloten. De opslagplaatsen met die onderdelen zijn leeg. Irak zelf kan die stukken niet produceren. Vele daarvan zijn specifiek voor de Europese, Japanse of Amerikaanse firma's die de centrales hebben gebouwd en de levering van materieel waarborgden.
Tenslotte heeft het team de negatieve weerslag in kaart gebracht die de beschadigde of niet-functionerende centrales hebben en zullen blijven hebben op de energievoorziening voor waterzuivering en de zuivering van afvalwater en voor de infrastructuur inzake volksgezondheid in het algemeen.
Waterbevoorrading en zuivering van afvalwater
Burgerlijk ingenieurs hebben de waterwinplaatsen, de afvalwaterzuiveringsinstallaties, de watervoorzieningssystemen en de spaarbekkens geïnspecteerd in alle streken van Irak.
28 eenheden, daaronder begrepen 18 waterzuiveringsinstallaties, 18 afvalwaterzuiveringsstations, 1 watervoorzieningsstation en 1 fabriek voor aluminiumsulfaat werden bezocht in 13 verschillende steden.
Vele van de waterwinplaatsen of waterzuiveringsinstallaties in Irak werken maar ten dele of helemaal niet. Eén enkele waterzuiveringsinstallatie van alle bezochte stations werkte volledig. De watervoorziening en de waterzuivering hebben te lijden van een minimaal debiet en van een tekort aan chloor, dat voor alle eenheden gerantsoeneerd is.
De belangrijkste redenen voor het niet-functioneren van waterwinplaatsen en waterzuiveringsinstallaties zijn niet de rechtstreekse oorlogsschade of de latere troebelen, maar de schaarste aan chloor en reserveonderdelen. De zuivering van afvalwater, de watervoorziening en de waterzuivering worden ook sterk beperkt door een algemene schaarste aan elektriciteit.
Het minimale waterdebiet en het te lage chloorniveau in het watervoorzieningsnetwerk zijn factoren die door water overdraagbare ziektes in de hand werken.
Door het tekort aan elektriciteit wordt het afvalwater in Bagdad en in het zuiden van Irak niet behandeld. Het afvalwater wordt ongezuiverd in de rivieren geloosd. Ook is de zuivering van afvalwater sterk verminderd door een tekort aan chloor, reserveonderdelen en een minimale elektriciteitsbevoorrading.
Het team stelt vast dat indien de huidige toestand blijft voortduren, de teruggang van het hele systeem voor de zuivering van afvalwater en voor de watervoorziening zal blijven duren tot het volledig ineenstort. Zij verwachten dat over enkele maanden essentiële nutsvoorzieningen maar voor 5 tot 10 pct. zullen functioneren.
Leefmilieudeskundigen en scheikundig ingenieurs hebben onderzoek gedaan en ambtenaren van volksgezondheid, milieudeskundigen en plaatselijke bewoners ondervraagd over de schade aan het leefmilieu en de volksgezondheid veroorzaakt door de Golfcrisis.
De leden van het team hebben waterstalen genomen bij 158 families die at random werden uitgekozen in 18 Iraakse provincies. De leden van het team voor de mortaliteit en de volksgezondheidsinfrastructuur hebben de stalen ingezameld.
De meerderheid van de 18 miljoen Irakezen is rechtstreeks blootgesteld aan door water overdraagbare ziektes. Ieder staal werd gecontroleerd op de aanwezigheid van colibacillen en verontreiniging door faecaliën. Het resultaat was : 106 ernstig positief, 25 bevestigd negatief en 27 niet-bevestigd negatief. Grosso modo was de helft van de bezochte streken positief voor ernstige faecaliënverontreiniging, rekening houdend met de bevolkingsdichtheid. Alleen in Bagdad was meer dan de helft van de stalen negatief.
De leden van het team maakten nog melding van ongezonde waterbronnen en van afvalstorten in alle bezochte steden. De meest gesignaleerde situaties waren :
1. Afval dat in de straten achterblijft door gebrek aan vuilnisophaling en tekort aan opruimingsmaterieel.
2. Opwellen van ongezuiverd afvalwater in de straten en de huizen.
3. Lozen van ongezuiverd afvalwater in de rivieren door een slechte werking van de zuiveringsinstallaties.
4. Kinderen die baden en spelen in die rivieren.
5. Mensen die geen stromend water hebben door het niet-functioneren van de watervoorzieningseenheden die er niet in slagen voldoende druk in de leidingen te brengen.
6. Mensen die hun drinkwater rechtstreeks uit de rivier halen.
7. Mensen die hun water rechtstreeks uit de grote leidingen halen, die vaak vervuild zijn doordat ze in verbinding staan met een naburig riolennet.
Het team heeft vastgesteld dat de directe verontreiniging van het water door het afvalwater te wijten was aan twee zaken : onvoldoende chloreren van het water en besmetting door lekken in de waterleiding.
Meer dan 60 pct. van de bevolking in vijf van de zeven bezochte provincies heeft geen stromend water meer in huis omdat de druk op het net onvoldoende is.
De geringe druk is te wijten aan het tekort aan onderdelen om de pompen te onderhouden, het elektriciteitsgebrek en de lekken in de leidingen.
Inkomsten en economische toestand
De economisten van het team hebben de impact onderzocht van de Golfcrisis op de economische activiteit, de privé-inkomens, de openbare voedseldistributie en het gezinsverbruik.
Meer dan een jaar oorlog en interne conflicten hebben de Iraakse economie totaal ontredderd. De vernietiging van het economisch weefsel en het nijpend gebrek aan ingevoerde grondstoffen hebben geleid tot een aanzienlijke daling van de produktie en van het aantal arbeidsplaatsen, vooral in de privé-sector. De daling van het aantal arbeidsplaatsen en de algemene verarming van de bevolking hebben geleid tot het ontstaan op grote schaal van allerlei gelegenheidsjobs zoals straatverkoop.
Men mag stellen dat de inkomens voor het grootste deel van de bevolking ongewijzigd zijn gebleven sedert augustus 1990. In diezelfde periode zijn de prijzen van de consumptiegoederen omhoog geschoten wegens de teruggang van de handel, de daling van de wisselkoers en de lagere subsidies. Het indexcijfer van de voedselprijzen is gestegen met 1 tot 2 pct.
Men mag er dus van uitgaan dat, wat de mogelijkheid betreft om voedsel te kopen, de koopkracht met meer dan 7 pct. gedaald is ten opzichte van de periode vóór de crisis.
Wat de privé-inkomens betreft, zijn de gevolgen van de armoede in Irak thans groter dan bijvoorbeeld in Indië. De forse daling van de privé-inkomens werd nog verergerd door het slechte functioneren van essentiële nutsvoorzieningen.
Die negatieve ontwikkeling werd ten dele gecompenseerd door de uitbreiding van het openbare voedseldistributiesysteem. Dat systeem, dat alle inwoners bereikt (de regio's die niet bestuurd worden door de centrale regering, vooral het noorden, uitgezonderd), is billijk en doeltreffend. De voedseldistributie voldoet evenwel in het beste geval slechts aan de helft van de dagelijkse behoeften. Vele gezinnen worden gedwongen hun bezittingen te verkopen om op de openbare markt in bijkomende voedselbehoeften te kunnen voorzien.
De verlamming van de economie en van de elementaire nutsvoorzieningen, die onvoldoende gecompenseerd wordt door de rantsoenering, is een van de voornaamste oorzaken van het voeseltekort en het gestegen sterftecijfer.
4.2.2. Een verpauperende bevolking
De bevolking heeft zwaar te lijden onder het embargo. Terwijl het gemiddeld inkomen slechts heel lichtjes is toegenomen, zijn de prijzen op maandbasis gestegen met 25 tot 30 pct. Het koopkrachtverlies is dus enorm.
De middenklasse die tijdens de economische expansie van de jaren tachtig en dank zij de leerplicht was ontstaan, is verdwenen.
Tussen de nomenklatoera die buiten schot blijft en de rest van de bevolking is er niemand meer. Bedelaars verschijnen in de straten. Het aantal daklozen, een verschijnsel dat tot op heden in Irak niet bestond, neemt grote proporties aan (2).
Getuigenis van de heer Cornu over de toestand waarin de verschillende volkeren verkeren
Irak heeft een grondwet die rekening houdt met het bestaan van twee naties en verschillende minderheden.
Er zijn twee officiële talen : het Koerdisch en het Arabisch.
Hij kan getuigen dat, althans sedert 1980, het Koerdisch effectief gebruikt wordt als bestuurstaal ten gevolge van het akkoord van 1970, het zogeheten « manifesto ».
Zo heeft hij indertijd kunnen vaststellen toen hij als deskundige voor de tabaksteelt in Koerdistan een zending vervulde dat een beroep moest worden gedaan op een tolk voor de vertaling in het Arabisch van Koerdische woordvoerders.
De Koerdische eis om alleen Koerden te benoemen tot gouverneur, militaire chef en hoofd van de politie en om in elke Koerdische provincie te werken met gescheiden budgetten, acht hij trouwens overdreven.
Op de vraag of er in Irak een democratie bestaat, heeft hij op de Iraakse televisie geantwoord dat het embargo een misdaad tegen de mensheid is, waarbij hij in de ene hand het Iraakse strafwetboek hield en in de andere het kieswetboek.
Aan hen die vragen stellen over het nationaliteitenprobleem, antwoordt hij door te verwijzen naar wat Koning Albert II van België in een recente toespraak tot de natie heeft verklaard, nl. dat het erop aankwam de nationalistische demonen te bezweren.
4.2.3. Een zorgwekkende toestand op het gebied van voeding en gezondheid
4.2.3.1. Inleiding : methodologie
Mevrouw Dehaes verklaart dat zij de toestand in Irak al kent sinds het einde van de oorlog, daar zij kort erna werd uitgenodigd door de plaatselijke Rode Halve Maan.
Haar getuigenis stemt trouwens overeen met de rapporten van verschillende internationale instanties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie, Artsen tegen nucleaire oorlogvoering en een multidisciplinair team van de Harvard-universiteit, waarvan zij deel heeft uitgemaakt.
Uit al die studies blijkt dat de staat van allerlei voorzieningen in het land catastrofaal is.
Mevrouw Dehaes licht vervolgens de gevolgde onderzoeksmethode toe.
Van 23 augustus tot 5 september 1991 heeft het International Study Team over de Golfcrisis diepgaand onderzoek verricht naar de gevolgen van die crisis op de gezondheid en het welzijn van de burgerbevolking in Irak.
Het team was samengesteld uit 87 onderzoekers uit verschillende disciplines, met inbegrip van landbouwingenieurs, elektrotechnici, milieudeskundigen, artsen, economisten, kinderpsychologen, sociologen en gegradueerden in de volksgezondheid, die allemaal op grond van internationale criteria werden uitgekozen.
De leden van het team hebben in de achttien provincies de 30 grootste steden van Irak bezocht, waarbij ook de plattelandsgebieden in elke provincie niet werden vergeten.
De missie had plaats zonder inmenging noch supervisie van de Iraakse regering. De belangrijkste sponsors waren Unicef, de MacArthur-stichting, het John Merck-fonds en Oxfam Groot-Brittannië.
Het team heeft uitvoerige verslagen uitgebracht over de Golfcrisis en de gevolgen ervan voor de Iraakse burgers, meer bepaald op de volgende terreinen :
1. sterftecijfer en voedingstoestand bij de kinderen;
2. gezondheidsvoorzieningen;
3. elektriciteitsvoorzieningen;
4. voorzieningen voor drinkwater en zuivering van afvalwater;
5. milieu en landbouw;
6. inkomens en economische toestand;
7. een studie over de kinderpsychologie;
8. een studie over de positie van de vrouw.
Tien medische teams zijn door het land getrokken en hebben 9 034 gezinnen bezocht uit alle lagen van de bevolking en in alle regio's. Ze hebben op verschillende plaatsen ook stalen van stromend water meegenomen.
Die teams hebben het gewicht en de lengte van de kinderen overeenkomstig de normen van de Wereldgezondheidsorganisatie geregistreerd en alle vrouwen in de vruchtbare leeftijd die zij ontmoetten, ondervraagd.
Er was geen inmenging van de Iraakse regering. Jordaanse studenten hebben geholpen met de vertalingen.
De deskundige heeft zich vooral gebogen over de toestand van de kinderen en over de medische aspecten daarvan (geneesmiddelen, ziekenhuizen, jonge moeders, enz.).
De belangrijkste vaststellingen van het team zijn gebundeld in een rapport, dat de getuige hierna toelicht. Meer gedetailleerde informatie vindt men in de rapporten over de specifieke projecten, die de individuele vaststellingen en standpunten van de auteurs weergeven.
4.2.3.2. Het sterftecijfer en de voedingstoestand bij kinderen
Dokter Dehaes stelt vast dat de economische en sociale ontwrichting en de verwoesting die de Golfcrisis veroorzaakt heeft, rechtstreeks van invloed zijn geweest op de gezondheidstoestand van de Iraaksekinderen. Irak heeft niet alleen zeer dringend behoefte aan voedsel en geneesmiddelen maar eveneens aan onderdelen om de basisinfrastructuur voor de elektriciteisvoorziening, de waterzuivering en de watervoorziening te kunnen herstellen. Indien zij niet snel worden geholpen, zullen miljoenen Irakezen het slachtoffer blijven van ondervoeding en ziekte. Tienduizenden kinderen zullen bedreigd blijven en duizenden onder hen zullen sterven.
Het team heeft de kinder- en zuigelingensterfte en hun voedingstoestand bestudeerd door een bezoek te brengen aan 9 034 families, verspreid over heel Irak. Aan deze studie werd deelgenomen door 32 leden, hoofdzakelijk Arabisch sprekende vrouwen. Zij stonden onder de supervisie van 10 specialisten van volksgezondheid.
In elk gezin werden de moeders ondervraagd over het aantal kinderen, hun geboortedatum, of de kinderen nog in leven waren en zo niet, op welke datum ze overleden waren. Dit is de standaardmethode om adequate gegevens in te winnen voor de beoordeling van de kinder- en zuigelingensterfte.
Op basis van deze interviews kan gezegd worden dat het sterftecijfer bij kinderen van minder dan vijf jaar thans meer dan 380 pct. van de waarde van vóór de Golfcrisis bereikt.
Deskundigen inzake volksgezondheid bepalen de kinder- en zuigelingensterfte in verhouding tot het aantal levend geboren kinderen. Vóór de Golfcrisis bedroeg het sterftecijfer bij kinderen van minder dan vijf jaar 27,8 pct. overlijdens per 1 000 levend geboren kinderen. Sinds de Golfcrisis is dit sterftecijfer gestegen tot 104,4 per duizend.
Tevens kan vastgesteld worden dat het sterftecijfer bij kinderen van minder dan twee jaar 350 pct. bedraagt van de waarde vóór de Golfcrisis.
Van januari tot augustus 1990 dus vóór de crisis bedroeg de zuigelingensterfte 22,7 overlijdens per 1 000 geboorten. Sinds de crisis bedraagt dit cijfer 80 per duizend.
De snelle stijging van het sterftecijfer voor kinderen van minder dan vijf jaar vindt waarschijnlijk haar oorsprong in het complexe samenspel van verschillende factoren. Er is een nijpend gebrek aan voedsel en geneesmiddelen in heel het land. Het gebrek aan drinkwater en de slechte hygiëne hebben het aantal slachtoffers van door water overdraagbare ziekten, zoals cholera, tyfus, dysenterie en gastro-enteritis, de hoogte ingedreven.
Een willekeurige steekproef van 2 902 kinderen, die tijdens onze bezoeken geregistreerd zijn, is eveneens gemeten en gewogen. Deze gegevens zijn geïnterpreteerd volgens de leeftijd van de kinderen om de gevolgen van ondervoeding bij baby's en kinderen in Irak te kunnen bepalen.
De voedingstoestand werd beoordeel aan de hand van drie criteria :
1. de grootte voor de leeftijd;
2. het gewicht voor de leeftijd;
3. het gewicht in verhouding tot de grootte.
Kinderen worden volgens internationaal aanvaarde normen beschouwd als ondervoed indien zij met meer dan twee standaardafwijkingen verschillen van een gemiddelde referentiewaarde die bepaald is door de Wereldgezondheidsorganisatie.
Nagenoeg 29 pct. van de onderzochte kinderen zijn volgens een of meer van deze criteria ondervoed. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie zijn er 3,3 miljoen kinderen van minder dan vijf jaar in Irak. Past men dit percentage van 29 pct. toe op dit cijfer, dan kan men zeggen dat meer dan 900 000 Iraakse kinderen thans ondervoed zijn.
Het derde criterium om ondervoeding bij kinderen objectief te meten het gewicht in verhouding tot de grootte is een graadmeter voor ernstig voedseltekort of gebrekkige voedselinname. Een kind met minder dan twee standaardafwijkingen van het criterium gewicht-grootte is matig tot zwaar ondervoed en loopt aanzienlijk meer gevaar om te sterven. Ongeveer 3,6 pct. van de Iraakse kinderen zijn volgens dit criterium ondervoed.
Past men dit percentage toe op het totale aantal kinderen van minder dan vijf jaar, dan verkrijgt men 118 000 kinderen die matig tot zwaar ondervoed zijn en dus aanzienlijk meer gevaar lopen eronder te bezwijken.
Kinderen tussen één en twee jaar zijn meer vatbaar voor ernstige ondervoeding.
Een voorbeeld : 5,3 pct. van deze kinderen vertonen twee of meer standaardafwijkingen onder de gemiddelde waarde van het criterium gewicht-grootte en worden dus beschouwd als matig tot zwaar ondervoed. Zij zijn gevoelig voor een hoge risicofactor. Bovendien moet een derde van deze kinderen beschouwd worden als ernstig ondervoed indien men rekening houdt met een een of meer van deze drie criteria.
4.2.3.3. De gezondheidsinfrastructuur
Het team, dat was samengesteld uit vijf gezondheidsspecialisten (drie artsen en twee specialisten in de volksgezondheid), heeft 29 ziekenhuizen en 17 wijkgezondheidscentra bezocht in bijna alle provincies van Irak.
In elk ziekenhuis gingen de leden na welke ziekteverschijnselen de patiënten bij de opname vertoonden. Zij ondervroegen de directeurs, de afdelingshoofden, de artsen en zij bestudeerden de statistieken in verband met de invloed van ondervoeding en ziekten. Deze analyses werden toegespitst op de patiënten van minder dan vijf jaar.
Het sterftecijfer van de patiëntjes van minder dan vijf jaar varieerde aanzienlijk van streek tot streek. In het kinderziekenhuis van Babel bij voorbeeld werden 3,9 keer zoveel gevallen opgetekend voor de eerste zeven maanden van 1991, terwijl de vermenigvuldigingsfactor te Diwaniya slechts voor 1,2 gestaafd werd.
Het aantal ziektegevallen verschilde op vergelijkbare wijze.
Ten gevolge van de verbeterde drinkwatervoorziening tijdens de laatste maanden te Bagdad was het risico om een besmettelijke ziekte op te lopen sterk afgenomen, terwijl de sterftegraad in het zuiden van het land duidelijk hoger lag en epidemische of subepidemische vormen aannam.
Zoals het team heeft kunnen vaststellen, vormt ondervoeding bij kinderen en boorlingen kennelijk het belangrijkste probleem in de ziekenhuizen. In het ziekenhuis van Erbil werd 71 pct. van de jonge patiënten opgenomen wegens ondervoedingsproblemen. Te Sulaymaniyah was dat 66 pct., te Mosul 66 pct. en te An Ramadi 61 pct. De oorzaak van die ondervoeding lijkt in de eerste plaats te zoeken bij factoren zoals voedselgebrek en gastro-enteritis. Dat komt ook tot uiting in de aanzienlijke stijging van het aantal baby's met een laag geboortegewicht.
Te Kut bijvoorbeeld lag het percentage van het aantal boorlingen met een te laag gewicht tussen 30 en 50 pct. In 1990 was dat slechts 12 à 14 pct. Sedert augustus 1990 is de prijs van de babyvoeding op de markt met 2 000 à 3 000 pct. gestegen.
Daar komt nog bij dat het aantal via water overdraagbare ziekten, zoals cholera, tyfus en gastro-enteritis, een endemische omvang hebben aangenomen. Ook het aantal hepatitispatiënten neemt toe over heel het land. In een aantal streken komt die ziekte zelfs honderdmaal meer voor dan vroeger. In het zuiden van Irak woedt meningitis op grote schaal. Omdat de vaccinatieprogramma's bijna stilgevallen zijn, grijpen ziekten als mazelen en poliomyelitis, die in normale omstandigheden te voorkomen zijn, snel om zich heen.
De gezondheidsdiensten, die reeds meer dan overbelast zijn, halen slechts ten dele het niveau van vóór de crisis. Aan alles bestaat er een tekort, zelfs aan essentiële zaken zoals vaccins, antibiotica, narcosemiddelen en injectiespuiten.
Er zijn zo goed als geen geneesmiddelen beschikbaar. Het gevolg hiervan is dat zeer veel besmettelijke ziekten onbehandeld blijven. Er is bijna geen chloramfenicol om tyfus te behandelen, geen rehydratatievloeistof voor wie aan cholera of gastro-enteritis lijden en geen antibiotica om meningitis te behandelen. Het tekort aan vaccins en de precaire hygiënische omstandigheden zijn de oorzaak van epidemieën van weliswaar te behandelen doch voordien niet voorkomende kinderziekten, zoals poliomyelitis, tetanus en mazelen.
Om chronische kwalen te bestrijden zijn er al evenmin geneesmiddelen. Het aantal hartinfarcten is fors gestegen omdat hartlijders geen angorwerende middelen meer kunnen krijgen. Kinderen met jeugddiabetes sterven bij gebrek aan insuline. Ook kinderen die aan een geneesbare vorm van leukemie lijden, sterven omdat er geen anti-tumorale behandeling te krijgen is. De laboratoria, de diensten radiografie, de afdelingen neonatologie en de operatiekamers werken helemaal niet of kunnen slechts in een beperkte dienstverlening voorzien.
Door het gebrek aan water en detergentia is het met de hygiëne in bijna alle bezochte ziekenhuizen erg achteruit gegaan. Een bacteriologisch onderzoek van de waterstalen in ziekenhuizen in Zuid-Irak laat zien dat 30 pct. van de waterbronnen van die ziekenhuizen zwaar vervuild is door colibacillen, wat betekent dat zij door faecaliën zijn besmet. Ook in het Koerdisch gebied bleken de onderzochte stalen ernstig vervuild te zijn door colibacillen. Daar komt nog bij dat ook het leidingwater vaak is besmet met faecaliën.
De toiletten zijn verstopt en in meerdere ziekenhuizen stroomt het rioolwater terug tot in de kamer van de patiënten.
4.2.4. De internationale hulp neemt gestaag af
Door een overeenkomst tussen de Iraakse regering en de V.N. kwam in april 1991 een humanitair hulpprogramma tot stand.
Die hulp verloopt via de verschillende gespecialiseerde agentschappen van de Verenigde Naties in Irak.
Het bedrag dat de donorlanden storten, daalt echter gestaag. Van de 186 miljoen dollar die de gespecialiseerde instellingen van de Verenigde Naties voor 1995-1996 hadden gevraagd, is er in totaal niet meer dan 60 miljoen overgemaakt.
Dokter Dehaes besluit haar getuigenis door de aandacht te vestigen op het feit dat de werkelijke toestand die door haar gefilmd werd en die is vastgelegd op 8 uur videocassettes, systematisch genegeerd wordt door de media.
Zij roept derhalve op het embargo op te heffen zodat Irakezen naar België kunnen komen om te getuigen van de toestand en informatie te verstrekken en om zich medisch te laten verzorgen, aangezien dat in hun land niet meer mogelijk is door de oorlog.
Dit zou een begin van een versoepeling van het embargo zijn alvorens het probleem van de georganiseerde hongersnood wordt aangepakt.
4.3.1. In resolutie 687 van de Verenigde Naties van 3 april 1991 wordt Irak verzocht zijn chemische, bacteriologische en biologische wapens te vernietigen alsook zijn ballistische raketten met een reikwijdte groter dan 150 km en af te zien van de aankoop of de vervaardiging van kernwapens.
Een bijzondere commissie van de Verenigde Naties U.N.S.C.O.M., voorgezeten door de heer Rolf Ekens, werd opgericht om toe te zien op de toepassing van deze ontwapeningsmaatregelen.
Artikel 22 van deze resolutie bepaalt dat het handelsembargo wordt opgeheven op de dag waarop de Veiligheidsraad vaststelt dat Irak zijn verplichtingen nakomt.
Sedert vijf jaar wordt het embargo door de Veiligheidsraad verlengd.
4.3.2. Resolutie 986, de zogenaamde « olie in ruil voor voedsel », resolutie van 14 april 1995, bepaalt dat Irak olie mag uitvoeren om met de opbrengst levensnoodzakelijke produkten te kopen (voedsel en geneesmiddelen).
Er mag ten hoogste voor 1 miljard dollar olie per trimester worden uitgevoerd over een periode van zes maanden.
Irak en de Verenigde Naties onderhandelen over de toepassing van resolutie 986 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Er hebben reeds drie onderhandelingsrondes Irak-V.N. plaatsgehad. De onderhandelingen tussen Irak en de V.N. over de formule « olie in ruil voor voedsel » werden op woensdag 24 april opgeschort omdat geen overeenstemming kon worden bereikt.
Een vierde onderhandelingsronde zal wellicht half mei starten.
Het memorandum waarover Irak en de V.N. onderhandelen, bevat 59 artikelen, waarvan er reeds 58 zouden zijn goedgekeurd. De krant Le Monde van 26 april 1996 bericht dat een van de artikelen die nog niet zijn goedgekeurd betrekking heeft op de drie Koerdische provincies die aan de controle van Bagdad ontsnappen.
Getuigenis van de heer A. Lejeune, bedrijfsapotheker, vice-voorzitter van de Franstalige afdeling van het Belgische Rode Kruis
De getuige verklaart dat het noodzakelijk is het embargo op informatie op te heffen, vóór de opheffing van het handelsembargo.
Het is onnodig eraan te herinneren dat in Irak de wieg van onze beschaving staat. Irak is daarenboven een geseculariseerd land, dat omringd wordt door integrisme.
Hij heeft vrij kunnen reizen en heeft vastgesteld dat de keuze van een eigen filosofische overtuiging vrij is.
Het volk van dit land is het slachtoffer van een schaakspel op wereldniveau waarbij gestreden wordt om de zeggenschap over de petroleumvoorraden.
Het is veelbetekend dat Amerikaanse zakenlui ter plaatse onderhandelen over oliecontracten in ruil voor de opheffing van het embargo.
Men kan morele bezwaren hebben tegen het embargo, zoals het Vaticaan, dat gekant is tegen het principe zelf.
In het geval van Irak kan men ook juridische kritiek hebben.
Het Handvest van de rechten van de mens wordt in dit geval niet gerespecteerd. Het humanitair recht wordt miskend, alsook het Verdrag over de rechten van het kind.
Men zou zelfs kunnen spreken van misdaden tegen de menselijkheid met de toestemming en de medeplichtigheid van de westerse landen. Sedert het embargo zijn er immers 600 000 kinderen gestorven. Dat komt neer op genocide door overlijden.
Naast die doden door hongersnood, is er een toenemend aantal gevallen van leukemie en van misvorming van de hartwanden.
Een plaatselijke arts die aan de British Scientific Library bepaalde documenten opvroeg over dat laatste onderwerp, kreeg nul op het rekest wegens het embargo.
Het summiere onderzoek dat daarover reeds is verricht, toont aan dat deze zieken slachtoffers zouden zijn van stralingen uit obussen en kogels gevuld met uranium, afkomstig van de geallieerden. In de Verenigde Staten raakte bekend dat deze munitie geladen zou zijn met radioactief afval uit de Amerikaanse centrales.
Deze informatie lijkt te kloppen met die over bijzondere syndromen die bij militairen na de oorlog werden vastgesteld.
Een ander gevolg van het embargo, namelijk ondervoeding, werd beklemtoond door de heer Philippe Heffinck, afgevaardigde van de F.A.O. te Bagdad. Dit verschijnsel is onder andere te wijten aan de buitensporige prijs van bloem, die 11 670 keer duurder zou zijn dan bij het begin van de oorlog.
Vorig jaar woog 1 kind op 5 minder dan 2,5 kilo bij de geboorte. Ter vergelijking : in België is dit gewicht thans 3,5 kilo. Het is nu gedaald tot 1,2 kilo, dit is 20 pct. onder de normen van de W.H.O.
Uit het statistische overzicht opgesteld door de F.A.O. 1995 blijkt een schrikbarende ontwikkeling :
Aantal kinderen met een geboortegewicht onder 1,2 kg :
augustus 1990 : 4,0 %
augustus 1993 : 19,2 %
juli 1995 : 21,1 %
Al die kinderen lopen kans een ernstige vorm van diabetes te krijgen vanaf de adolescentie of zeker op volwassen leeftijd.
Het toppunt is dat, bovenop dit probleem, er het probleem is van het tekort aan couveuses dat de artsen verhindert de verzwakte pasgeborenen te redden.
Het probleem heeft een dergelijke omvang aangenomen dat de top van de medische wereld er zich ongerust over maakt.
Zo bijvoorbeeld wil Prof. J.-J. Hoet, voorzitter van de Koninklijke Academie voor geneeskunde, naar Irak gaan om het probleem te bestuderen.
Eén feit staat thans al vast : in de Irakese ziekenhuizen zijn de mogelijkheden om te opereren gedaald en wel tot 30 pct. van de bedden die er waren vóór het embargo (F.A.O., 1995).
Wegens het embargo op het chirurgisch en diagnostisch materieel kan hoe langer hoe minder worden geopereerd en zijn er hoe langer hoe meer sterfgevallen. De afwezigheid van anaestheticum, chirurgische verbindingsmiddelen en röntgenmaterieel, het onbruikbaar zijn van couveuses door het ontbreken van reserve-onderdelen bemoeilijkt elk therapeutisch optreden en daarvan zijn de kinderen de slachtoffers.
Tenslotte is het vrij paradoxaal te moeten vaststellen dat, terwijl in België de conventie voor de rechten van de mens ons verplicht om gevangenen te voeden, dit in Irak niet meer gebeurt, door een tekort aan middelen om vrije mensen te voeden.
Een lid verneemt door diverse getuigen dat het voedsel in Irak onbetaalbaar was. Welke houding neemt de bevolking ten gevolge daarvan aan ten aanzien van Saddam Hoessein enerzijds en de westerse wereld anderzijds ?
De heer Lejeune heeft de indruk dat het embargo werd ingesteld en vooral gehandhaafd met als onuitgesproken doel de bevolking op te zetten tegen haar leider.
Zo bekeken, gelooft hij niet dat het systeem zijn doel zal bereiken.
Men moet de werkelijkheid onder ogen zien en vaststellen dat de Regering ernstige inspanningen levert om het land weer op het goede spoor te zetten. Als voorbeeld bevestigt hij dat alle havens heropgebouwd zijn en dat het aantal voedingsgewassen is toegenomen.
Bovendien keert de bevolking zich niet tegen Saddam Hoessein om uiteenlopende redenen, die van een heel andere aard zijn dat men geneigd zou zijn te denken.
Los van het feit dat het objectief moeilijk is om zich tegen Saddam Hoessein te keren wegens zijn controlesysteem, zijn er immers andere motieven die de mensen ervan weerhouden om in opstand te komen :
1. de zekerheid dat zij niet zullen te maken krijgen met een integristisch regime zolang Saddam Hoessein op zijn post blijft;
2. de Regering doet goed werk bij de wederopbouw;
3. de angst is reëel dat een nog meer dictatoriaal regime aan de macht komt of dat het land uiteenvalt en opgaat in de buurlanden.
Spreker citeert getuigen die een opleiding in het Westen hebben gekregen en die hem hebben gezegd dat zij vrezen dat er een beweging tegen het Westen op gang komt.
De heer Cornu haakt hierop in en citeert een verklaring van Saddam Hoessein van midden januari 1996, waarin hij zegt dat de huidige toestand een schande is voor de internationale gemeenschap en hij zich formeel kant tegen een opdeling van het land in drie gebieden.
De heer Lejeune bevestigt de geruchten die de ronde deden in juni 1995, dat Saddam voor 1 miljard Amerikaanse dollars aan olie per kwartaal had kunnen uitvoeren voor de aankoop van de meest noodzakelijke levensmiddelen of diensten.
Hij memoreert dat de Verenigde Naties, toen zij deze afwijking op het embargo voorstelden, van meet af aan hebben geëist dat ambtshalve van dit bedrag werden afgehouden :
20 pct. voor Koerdistan;
20 pct. voor de kosten voor de opdracht van het comité dat toezicht houdt op de V.N.-sancties;
10 pct. voor de staf die het akkoord moest controleren.
Er zou dus slechts 50 pct. d.i. 500 miljoen Amerikaanse dollar overblijven, dus 7 Belgische frank per inwoner.
De Iraakse Regering heeft gemeend dit bedrag, een aalmoes in haar ogen, te moeten weigeren.
Een lid acht de getuigenissen indrukwekkend en stelt vast dat de verantwoordelijkheid van de Verenigde Staten groot is.
Het zijn blijkbaar politieke en economische redenen die het embargo in stand houden.
Nochtans verstaat hij niet het begrip van de sprekers voor Saddam Hoessein. Deze laatste werd er soms van verdacht de marionet te zijn geweest van het Westen wegens de massale import van wapens vóór de oorlog, en men kan anderzijds niet wegcijferen dat hij duizenden mensen de dood injoeg.
Het embargo heeft blijkbaar geen effect op het regime. Welke middelen resten er dan nog om Hoessein te val te brengen ?
Een ander lid verneemt dat het Iraakse leger zich opnieuw aan het bewapenen zou zijn. Moet men het embargo dan ook niet handhaven ?
De heer Lejeune merkt op dat het moeilijk is op objectieve wijze te antwoorden op dergelijke passionele vragen.
Hij kon in Irak een uitzending van TV5 opvangen en tot zijn grote verrassing zag hij een muiterij in Bagdad, hetgeen zijn nieuwsgierigheid wekte.
Hij is in het gezelschap van een journaliste van een Frans persagentschap ter plaatse gegaan en tot zijn grote verwondering gebeurde er niets.
Hij heeft hierover inlichtingen gevraagd en kwam tot de ontdekking dat men een cassette over een andere gebeurtenis had afgespeeld terwijl men op enkele dagen van een beslissing over het embargo stond.
Het leger bestaat nog altijd. Spreker heeft militaire kampen gezien. Hij veronderstelt dat er nog raketten zijn, zoals in elk leger.
Wat de SCUD-raketten (3) betreft, vertelt hij dat hij, toen hij in 1984-1985 als onderhandelaar tussen Iran en Irak optrad in verband met de kinderen in krijgsgevangenschap, SCUD's over zich heen heeft gekregen en dat hij de gevolgen ervan dan ook kent.
Maar wie SCUD zegt, zegt niet automatisch kernraketten.
Het Iraakse leger is niet afgeschaft door resoluties of internationale verdragen. Het heeft een deel van zijn reserve gedemobiliseerd maar behoudt het overblijvende deel in relatief goede staat. Hij wijst erop dat er een presidentiële garde is die dat verlangt. Het leger op een hoog peil handhaven zou ook gerechtvaardigd kunnen worden omdat constant gevreesd wordt voor het uiteenvallen van het land door gebrek aan waakzaamheid.
Er doet volstrekt valse informatie de ronde.
In verband met de rol van slachtoffer die Saddam Hoessein speelt, kan verwezen worden naar een uitzending van de dienst onderzoeken van de B.B.C. in verband met een Amerikaanse film die gemaakt is om de Amerikaanse bevolking tegen Irak op te zetten.
Toen de oorlog moest worden gevoerd, werd immers een film vertoond die zich zogezegd te Koeweit-City afspeelde, in een ziekenhuis waar de soldaten van Saddam Hoessein de vrouwen verkracht zouden hebben en kinderen in de couveuses gedood zouden hebben.
Een vrouw werd aangehaald als getuige van deze scène, maar de B.B.C. heeft aangetoond dat alles in een studio in de Verenigde Staten was gedraaid en dat de getuige de dochter was van de ambassadeur van Koeweit in Washington.
Dezelfde B.B.C.-reportage toonde aan dat Irak uit historisch oogpunt geen ongelijk had om Koeweit terug te nemen.
De Arabische Emiraten waren bang en weigerden hun bijstandscontracten te verlengen.
Mevr. Dehaes voegt hieraan toe dat de B.R.T. recent een reportage toonde waarin een oorlogsreporter terugkeerde van de plaatsen die ze tijdens de oorlog had gezien.
De geschiedenis van de couveuses kwam daarin eveneens ter sprake en er werd vermeld dat de regering van Koeweit reeds 2 dagen na de inval deze campagne van vervalsingen had opgezet voor 11 miljoen dollars.
Heeft men, wat de SCUD's betreft, geprotesteerd toen de Verenigde Staten na de wapenstilstand voortgingen met het bombarderen van Irak vanaf Turks grondgebied en in het voorbijgaan duizenden hectaren graan en groenten met brandbommen vernielden ?
Niemand heeft dit hier vermeld ondanks de objectieve gegevens die aan de pers meegedeeld werden.
De heer Cornu herinnert zich dat hij tijdens zijn doorreis te Caïro in een Egyptische krant gelezen heeft dat Irak weigerde in te gaan op het verzoek om de onderzoekscommissie van het ministerie van Onderwijs toe te laten.
Drie dagen later was de commissie stilletjes vertrokken omdat er niets was.
Zo doet men aan stemmingmakerij tegen Irak in de publieke opinie.
Het amendement van de heer Anciaux ertoe strekkende bij het tiende gedachtenstreepje de woorden « waar de bevolking niets mee te maken heeft » te doen vervallen, wordt eenparig aangenomen.
Het aldus geamendeerde voorstel van resolutie wordt bij eenparigheid van de 9 aanwezige leden aangenomen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De Rapporteur,
Anne-Marie LIZIN. |
De Voorzitter,
Valère VAUTMANS. |
De missie, die in het bijzonder te maken had met de analyse van de toestand van de vrouwen, heeft ook geleid tot politieke contacten die ik heb willen beperken tot gesprekken met de vice-eerste minister, de heer Tarek Aziz, en de Voorzitter van de Assemblée, de heer Saddoun Hammadi, protocollaire contacten uitgezonderd. Op geen enkel ogenblijk heb ik militaire kwesties willen aansnijden.
I. POLITIEKE ASPECTEN
1. De heer Tarek Aziz leidt onderhandelingen met de Verenigde Naties met het oog op de resolutie « Olie in ruil voor voedsel ». Zoals we hebben kunnen vaststellen bekleedt hij klaarblijkelijk voor de president een sleutelpositie in deze aangelegenheid. Geruchten volgens welke zijn positie « verzwakt » zou zijn, zijn duidelijk niet gegrond.
2. Hoewel hij over enkele bevriende landen beschikt in New York, betreurt hij dat Europa afwezig blijft als diplomatiek optredende groep. Hij weet dat humanitaire rapporten in Europa verspreid worden (het rapport dat volgt toont aan dat het drama van de gewone onderdanen er alleen maar erger door wordt) maar die rapporten leiden tot op heden niet tot een politiek optreden van Europa dat, zij het maar ten dele, bijdraagt tot het opheffen van de sancties in niet gevoelige aangelegenheden. Indien Duitsland en België zouden willen luisteren naar zijn argumenten, is hij er zeker van die landen te kunnen overtuigen.
3. De heer Tarek Aziz wenst een nieuwe dialoog aan te knopen met de Europese Commissie over de analyse van de vraagstukken die verband houden met het embargo maar ook over de oliekwesties. Irak heeft ongetwijfeld gelijktijdig contacten met de Verenigde Staten, maar de Irakezen vestigen hun hoop op Europa, zo niet als politieke instantie dan toch als gesprekspartner om te praten over de economische en financiële oliekwesties (uitdrukking van de petroleumprijzen in euro...). Hij hoopt dat die aangelegenheden kunnen worden besproken op het niveau dat de Europese Commissie wenselijk acht.
De huidige toestand op de petroleummarkt doet geen problemen rijzen aan de aanbodzijde. Er is immers geen produktietekort maar de toestand kan veranderen en Europa kan er een strategisch belang bij hebben en bevoorrechte gesprekspartner te zijn. De onderhandelingen kunnen betrekking hebben op de toekomst en los staan van de onderhandelingen die thans in New York gevoerd worden. De heer Aziz is evenwel zeer realistisch en kent de onderwerpen van gesprek tussen de Europese Commissie en de Verenigde Staten. Hij hoopt dat die gesprekken Europa niet verhinderen een oliestrategie op lange termijn te voeren.
4. Tijdens onze ontmoeting was de heer Tarek Aziz, terwijl de onderhandelingen in New York liepen, geconfronteerd met een blokkering van het laatste tekstvoorstel, een blokkering die er gekomen was op verzoek van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië die een nieuw onderzoek hadden gevraagd. De blokkering houdt verband met de voorstellen inzake betaling voor de hoeveelheden die bestemd zijn voor het noorden van Irak (Koerdische provincies). Het monetair systeem dat de Verenigde Staten willen, is volgens de minister een concrete bevestiging van het bestaan van een andere staat in het Noorden.
Die concrete bevestiging van de verdeling van het land is onaanvaardbaar.
Het team van de buitenlandse betrekkingen is ervan overtuigd dat de heer Ekens de opdracht heeft zijn rapport niet af te sluiten en alles te doen wat mogelijk is om de toestand te laten aanslepen. Hun betrekkingen met Turkije zijn reëel. Jordanië kampt op het ogenblik met een veiligheidsprobleem in verband met vervoerders in Irak doch de Koning heeft herhaaldelijk verklaard gekant te zijn tegen een opdeling van het buurland.
De heer Ekens zegt positieve dingen wanneer hij in Bagdad is en het omgekeerde wanneer hij in Bakreim is. Niemand loopt daarin. De deskundigen bijvoorbeeld die een bezoek wilden brengen aan het ministerie van Landbouw en die dagen lang gewacht hebben, tot hun toegang werd verschaft, hebben na drie dagen moeten vaststellen dat hun niets werd verborgen, doch de internationale pers heeft hiervan niet gerept.
5. Wat België betreft is de heer Tarek Aziz van mening dat het land een grote rol kan spelen bij de bepaling van de Europese houding (zie punt over de aanwezigheid van Petrofina). Het bezoek van de ambassadeur in Rome werd zeer geapprecieerd en een contact op het hoogste niveau zou naar mijn gevoelen zeer doeltreffend zijn, zowel met het oog op de rol die wij kunnen spelen in New York als ten opzichte van de 15 lidstaten van de Europese Unie.
6. De Voorzitter van de Assemblée herhaalde dat hij zijn hoop vestigt op Europa (hij is minister van Buitenlandse Zaken geweest ten tijde van de Iraakse bloei). Europa moet kunnen praten over de feiten en een gemeenschappelijke strategie kunnen uitproberen. Een wederzijds bezoek van parlementaire delegaties acht hij dringend noodzakelijk.
II. MENSELIJKE ASPECTEN
1. De toestand van de vrouwen
gaat opvallend en snel achteruit
Het was mijn wens de vrouwenbeweging te ontmoeten maar ook een panel van vrouwen uit verschillende gebieden en beroepen.
a) in verband met de werkgelegenheid
Natuurlijk bestaat er geen regel om voorrang te geven aan de mannen maar aangezien men zich moet verplaatsen om te werken is het vervoer in de praktijk onbetaalbaar en lang geworden. Het is dan ook het werk van de vrouw dat in het gezin opgeofferd wordt. Wanneer een aantal industrieën hun personeel moeten inkrimpen (gebrek aan papier leidt tot een dalende behoefte aan secretaressen), zijn het ook de vrouwen die op de eerste plaats ontslagen worden. Bij de kranten worden journalisten ontslagen en op de eerste plaats vooral de vrouwelijke journalisten.
b) in verband met het welvaartspeil
De verslechterende toestand neemt rampzalige vormen aan. De armoede van de middenklasse leidt tot het uiteenvallen van de maatschappij, een toename van de misdadigheid ten aanzien van de zwaksten, dus van de vrouwen. Dat de bedelarij toeneemt is merkbaar in de stad. Alleenstaande vrouwen laten kinderen werken in onvaste jobjes, zoals het verkopen van sigaretten, bedelen, enz. Alles is nu duur, kinderen proberen hun ouders te helpen en het lijkt dus niet nuttig, niet belangrijk hen nog verder naar school te sturen. Zij verlaten de school vroeger om te helpen. Een zware maatschappelijke achteruitgang wordt hierdoor in uitzicht gesteld. Het analfabetisme zal opnieuw opduiken.
c) in verband met sociale gedragingen
Het opnieuw opduikende analfabetisme, de wil om te strijden tegen het Westen dat aan de bron ligt van al wat hen overkomt, doet opnieuw godsdienstige gedragingen ontstaan waarvan vrouwen het slachtoffer zijn : men draagt opnieuw de sluier, men doet aan opbod maar de werkelijkheid is wel degelijk zo (1 wagen op 7 wordt bestuurd door een man die de religieuze baard draagt). Er wordt getracht voorrang te verlenen aan mannen voor het werk of voor belangrijke ambten (rechters bijvoorbeeld). De vrouwen weigeren en vechten moedig maar moeten terrein prijsgeven.
d) in verband met het onderwijs
Wanneer het geld zo schaars wordt, lijdt op de eerste plaats het onderwijs van de meisjes hieronder. Irak ontsnapt niet aan deze regel. Studenten kunnen het land niet meer verlaten; als er een visum wordt gegeven, zal dit zelfs in gegoede families niet voor het meisje zijn. Een vrouwelijke architect legde mij uit dat haar beroep aan het verdwijnen was : er wordt niets meer gebouwd want er zijn geen bouwmaterialen. Zodra de fase van de wederopbouw na de bombardementen achter de rug was (2 jaar), was er niets meer.
e) in verband met het gezinsleven
Nu iedereen er op uit is een of twee jobs uit te oefenen, gaat het gezinsleven achteruit. Elke dag is een strijd voor eten, de bussen, de kwaliteit van de rijst, het verstellen van oude kleren om in de mode te blijven, herstellingen aan de wagen nemen ongelooflijk veel tijd in beslag. Polygamie komt opnieuw ter sprake, op het platteland om te overleven en in de stad, want de vrouwen hebben geen andere middelen om aan een beetje geld te komen.
2. De toestand van de bevolking in het algemeen
in Irak wordt gevaarlijk slecht
Het verslag bevat elementen voor een beoordeling en de analyse van de informatie die tijdens de twee dagen dat wij in Bagdad verbleven, in grote hoeveelheid op ons af is gekomen. Het is ook gebaseerd op details die ik in het dagelijkse leven heb waargenomen, buiten elke officiële uiteenzetting.
De toename van de reeds gekende verschijnselen in verband met de gezondheidstoestand is dramatisch.
De bezoeken aan ziekenhuizen, de gesprekken met artsen, maar ook de niet aflatende angst die iedereen heeft om ziek te worden of gewoon per ongeluk gewond te raken, toont het absolute drama waarmee een bevolking die gewend was aan kwalitatief goede gezondheidszorg, af te rekenen heeft. Heelkundige ingrepen worden thans alleen verricht in geval van uiterste nood, dus met een kleiner slaagpercentage. Alle geneesmiddelen ontbreken, zelfs valium. Tandartsen werken zonder verdoving.
De kindersterfte zou nog toegenomen zijn in de eerste drie maanden van 1996 en wij hebben een kind zien sterven, voor de ogen van een machteloos wenende vrouwelijke arts. De medische wereld beleeft een drama, een teloorgang van kennis en kunde (1 operatie op 50 !), wat met algehele ontmoediging gadegeslagen wordt. Maar deze medische wereld is nog professioneel genoeg ingesteld om dagelijks wonderen te verrichten in overbevolkte ziekenhuizen waar zij het gevoel hebben in de vuurlijn te staan. Iedereen probeert tevens een privé-praktijk uit te oefenen om te overleven.
Papier voor fotocopieën is er niet, door het embargo kunnen zij geen moderne medische tijdschriften krijgen. Het eerste het beste Europese tijdschrift over de modernisering van medische technieken wordt dan ook aan iedereen doorgegeven, en dat creëert ook een sterk gevoel van solidariteit. Opnames in de ziekenhuizen worden in een schoolschrift opgeschreven, want de computers zijn uitgevallen (inkt voor de printer, enz.).
De ontmoeting met de minister van Volksgezondheid, de heer Omed Midhet, was uiterst ontroerend : het is, heeft hij ons gezegd, geen ereambt, het is de moeilijkste baan waar alle dagen de schaarse middelen moeten worden verdeeld voor de ziekenhuizen en voor de spoedgevallen. Hij heeft het belang onderstreept van het werk van de W.H.O. en het U.N.D.P. Van de W.H.O. krijgt hij veel steun, vooral op gebied van opleiding. De malaise neemt toe. Het mechanisme is eenvoudig : de insekticiden die zij hadden voorzien voor de moerasgebieden, werden geweigerd (strategische produkten) en doorverkocht aan Iran.
Hij heeft het moeilijk om voldoende verpleegsters te vinden : iedere Irakees poogt twee of drie banen te cumuleren om te overleven, maar voor verpleegsters is dat onmogelijk aangezien het werk al hun tijd in beslag neemt. Weinig vrouwen kiezen dan ook voor dit beroep, dat tegen de huidige koersen slecht betaald is. Nochtans is het nu gemakkelijk om de kinderen te laten inenten, want de ouders zijn bang voor het minste gezondheidsprobleem dat hen zou kunnen overkomen. Hij kan ook geen vooruitgang meer boeken op enig medisch-wetenschappelijk gebied. In het centrale ziekenhuis waren de geneesmiddelen voor de schildklier door het embargo te laat aangekomen. Toen ze er uiteindelijk waren, bleken zij onbruikbaar. De artsen durven het niet aan de familie zeggen, zij pogen zelf de antibiotica te wijzigen, de laboratoria functioneren niet meer. De kinderen in de ziekenhuizen krijgen om de drie dagen melk, die door de internationale hulpverlening wordt verstrekt !
3. De achteruitgang van de middenklasse
Deze achteruitgang is absoluut en wordt sedert twee jaar zeer hard aangevoeld. De teruggang was abrupt, de financiële problemen maken het nog erger, er is een zwarte markt. Het hardst getroffen zijn de gepensioneerde staatsambtenaren, die niet anders kunnen dan er een baantje bij te zoeken om hun pensioen aan te vullen.
4. Het embargo op technisch gebied
Wegens het technologisch embargo, komt er geen enkel tijdschrift of publikatie meer binnen in Irak, tenzij via particuliere en zeer beperkte kanalen. Dat zorgt voor een soort intellectuele verlamming van het land en een ongelooflijke honger naar contacten en kennis via willekeurig welk middel ook. De moeilijkheden bij de papierbevoorrading zijn uiterst dramatisch.
5. Sluiting van de grenzen en platleggen
van de verkeersstromen
Het vervoer vanaf de Jordaanse grens duurt erg lang en verloopt moeizaam. Vervoer binnen Irak is zeldzaam en duur, ook al is de benzine er vrijwel gratis. Maar het meest dramatisch is de kwaliteit van het wagenpark. Het overgrote deel ervan is versleten. Er bestaat een handel in reserve-onderdelen die echter de behoeften niet dekt. Het vervoer is er fysiek gevaarlijk.
6. Besluit
Na onderzoek van feiten en cijfers en na de toestand in Bagdad zelf te hebben meegemaakt, kunnen wij de volgende conclusies trekken :
a) Men moet niet geloven dat een van de door de buitenwereld afgesloten bevolking er uit zichzelf zal toe komen te rebelleren tegen de binnenlandse leiders, zelfs indien het grote democraten waren (en uiteraard niet wanneer ze dat niet zijn). Het embargo wordt kennelijk door iedereen ervaren als een Amerikaans-Israëlisch-Westerse beslissing. Wanneer de geneesmiddelen niet aankomen, en de artsen zich de haren uitrukken, dan wordt de beschuldigende vinger niet naar de president maar wel naar het embargo uitgestoken.
De eenvoudige mensen zien het simpel : het bewijs is er, de strijd om het voortbestaan maakt de binnenlandse samenleving hechter. Mevrouw Yunis, voorzitter van de Vrouwen en iemand uit de naaste omgeving van de president, rijdt alleen met de wagen in Bagdad. Daarmee is alles gezegd, dat behoeft geen commentaar. Iedere andere analyse leidt tot een verlenging van het lijden van 20 miljoen onvrijwillige gijzelaars die vroeger veeleer pro-westers waren (het zal lang duren voor ze dat opnieuw worden).
Irak is een gestructureerde staat en zal dat blijven.
a) Een eenzame wandeling in Mansour, een levendige buurt, toont aan dat de stad veilig is, dat de mensen wandelen, uit eten gaan en de zaken waardig het hoofd bieden. Het zou verkeerd zijn geen rekening te houden met het cement van het embargo.
b) Ondanks officiële ontkenningen, is het risico volgens mij dat het latente integrisme zich er net als in Algerië gaat nestelen (bijvoorbeeld polygamie). Er is tien jaar nodig geweest om het gevaar ervan in kaart te brengen, blind blijven voor Irak valt niet meer te vergoelijken. Het regime doet op een voor hem oordeelkundige wijze aan build up (sluier van mevrouw Yunis, enz.) maar onze aanpak als Europeaan moet gericht zijn op totale preventie. De christelijke gemeenschappen verdwijnen.
Op de Top van Sjarm el Sjeik is gebleken dat de inspanningen die moeten worden gedaan om de bewegingen die vroeger werden gefinancierd door dezelfden die de Top van Sjarm el Sjeik hebben belegd, te ontmantelen. Mea Culpa ! Armoede, analfabetisme en de haat voor het Westen (Europa wordt hier over dezelfde kam geschoren als de Verenigde Staten); vanuit Europees standpunt bezien zijn de drie noodzakelijke elementen voorhanden.
c) Het uiteenvallen van de Iraakse Staat moet niet worden aangemoedigd, rekening houdend met de punten a) en b) , anders zou men binnen enkele jaren tot de ontdekking kunnen komen dat er een ernstiger probleem is dan Hamas. De Iraakse staat blijft een staat, waarvan de ontwikkeling in democratische zin moet worden aangemoedigd, maar men moet oog blijven hebben voor de Europese belangen in dat gebied. Het is een moderne Staat, de vrouwen bijvoorbeeld spelen er een rol en wel een aanzienlijke. De huidige achteruitgang kan, indien zij niet wordt afgebroken, het enorme risico meebrengen van een achteruitgang op lange termijn. De contacten met de Noordelijke provincies (momenteel afgescheiden van Bagdad) zijn reëel en dat moet diepgaand worden bestudeerd, want het maakt deel uit van het complexe sociale weefsel.
d) Enkele Belgische ondernemingen (waaronder Petrofina) zijn aanwezig. Andere hebben stappen gedaan in de hoop dat er een wijziging komt in het Europese (en Belgische) standpunt.
e) Irak lijkt tevreden over de contacten in verband met de geblokkeerde rekeningen in België en hoe het daarmee verder moet.
Anne-Marie LIZIN.
Senator-Burgemeester
BIJLAGE 2. Verslag van senator P. Staes
over zijn missie in Irak in december 1991
Kindersterfte in Irak : ze vallen als vliegjes
« Dit is misdaad. Bewust en gewild. Het is mij niet bekend dat je bommen kan maken van melkpoeder. » Dokter Rutaibah Raja van het Ban Baladi-kinderziekenhuis te Bagdad kijkt vrij machteloos aan tegen de stijgende stroom zwaarzieke kinderen die hij in steeds primitiever omstandigheden moet proberen voort te helpen. De voorraad geneesmiddelen wordt steeds schaarser, de prijzen van het basisvoedsel zijn zo fel gestegen tot veertigmaal de prijs van vroeger dat de kinderen ondervoed raken, verzwakken en uiteindelijk niet langer voldoende weerstand kunnen bieden tegen allerlei ziekten en infecties. Vooral de longaandoeningen eisen een steeds hogere tol aan mensenleventjes, en de situatie wordt alsmaar erger. Diverse ziekenhuizen denken eraan afdelingen te sluiten en de patiëntjes gewoon door te sturen, omdat zelfs de meest elementaire voorzieningen ontbreken. « De gevolgen hiervan zullen nog tientallen jaren merkbaar blijven. Want naast de kinderen die nu sterven, zijn er zoveel andere die met blijvende handicaps door het leven zullen moeten, zonder dat dit hoeft. Hier wordt een hele generatie geraakt. Ik ben niet geïnteresserd in politiek. Ik ben kinderarts en heb een puur humane opdracht. Maar het blokkeren van de rekeningen van Irak in het buitenland, zodat wij de levensnoodzakelijke middelen niet meer in het land krijgen omdat onze eigen fabrieken platgebombardeerd zijn en we dus alles uit het buitenland moeten invoeren, is misdadig. Politici kunnen veel uitleggen, maar dit zijn de feiten en daarvoor bestaat geen excuus. Diezelfde staten die ons dat aandoen, ondertekenen intussen overeenkomsten voor de bescherming van de mensenrechten. Als iemand in West-Europa een hond van honger laat omkomen, dan komt dat als een schandaal in de pers. »
Het is slechts één van de vele commentaren die kinderartsen en ziekenhuisdirecteuren me toeschoven toen ik tijdens een rondreis in Irak een idee wilde krijgen van de situatie van de zieke kinderen daar. Ook al is het met de bejaarden en met de volwassenen in het algemeen niet veel beter gesteld. De tocht bracht me bij honderden uitgeputte en deels stervende kinderen in de hoofdstad Bagdad, in Basrah aan de grens met Koeweit en in Najaf, waar de strijd tegen de Sjiietische opstandelingen extra sporen naliet.
En de situatie wordt er stilaan uitzichtloos, want het raakt allemaal op : de meest onmisbare medische middelen, tot de bedjes toe. In sommige prematuurafdelingen is het sterftepercentage opgelopen tot 35 pct. waar dit vroeger 7 pct. bedroeg. Allerlei bedwongen besmettelijke ziekten, steken terug de kop op.
Hier kan geen mens aan voorbij. En geen enkele resolutie van de Verenigde Naties verhindert de levering van wat daar nu zo dringend nodig is.
Zwarte markt
Als gevolg van aanslepende ondervoeding, gebrek aan zuiver water, zuurstof, medicijnen en medisch materieel loopt de algemene gezondheidszorg er dus totaal uit de hand. De zwaksten : kleine kindjes tussen 1 en 5 maanden en bejaarden gaan dan het eerst door de knieën. Een kinderarts in Najaf : « Normaal sterven hier een tot twee kinderen per week. Dat loopt nu op tot 13 à 15. Je kan inderdaad stellen dat de economische blokkade mensen doodt. Geen twijfel aan. Mensen die met dat politieke gevecht allemaal niets te maken hebben. De militaire oorlog is voorbij, maar de oorlog tegen de bevolking wordt alsmaar erger. »
Vincent Vercruysse is coördinator van Artsen zonder Grenzen in Irak. In zijn hoofdkwartier te Bagdad zegt hij : « De moeilijkheid is dat we niet precies weten hoe de situatie eruit zag vóór de oorlog. De gevolgen van de eerste oorlog, die tegen Iran, spelen natuurlijk ook mee. Feit is wel dat we hier zonder economische blokkade niet meer zouden zijn, wel bij de Koerden in het noorden, maar dat zou alles zijn. Je kan nog niet spreken van een catastrofe, maar voor de armsten en voor de kinderen van minder dan twee jaar is het wel ernstig. De prijzen van onder meer melkpoeder zijn op de zwarte markt en daar alleen kan je kopen zo gestegen dat ze voor minder gegoeden onbetaalbaar zijn geworden. Zo krijg je ondervoeding, verzwakking, ziekte. Meer gesofistikeerde medicijnen, zoals insuline, zijn er niet. De normale medicijnen wel, maar in onvoldoende aantal. Daarenboven is hun gezondheidsdienst, zoals hun wagenpark, onvoldoende uitgerust. »
Overal wordt mij bevestigd dat er vóór de Golfoorlog, nergens sprake was van ondervoeding. Dokter Raja van de Rode Halve Maan (het Iraakse Rode Kruis) in Basrah : « Dit is een domme situatie : Irak kan voor zichzelf zorgen, het is rijk genoeg, zodat jullie je inspanningen en middelen zouden kunnen besteden aan de derde wereld, waar ze de middelen niet hebben om voor hun medisch apparaat te betalen. Na een half jaar blokkade hebben we nu zo ongeveer aan alles gebrek. Dokters die met hun eigen praktijk in de wijken werken tussen de bevolking, beschikken helemaal niet meer over elementair materieel. Die sturen hun patiënten door naar de ziekenhuizen waar nog iets te vinden is, maar waar nu al overbevolkte situaties heersen en waar de voorzieningen steeds schaarser worden. De resolutie van de Verenigde Naties verhindert hoegenaamd niet dat Irak humanitaire hulpmiddelen invoert. Maar diverse regeringen sloten onderling een overeenkomst dat ze de rekeningen met gelden van Irak blokkeren. In de Verenigde Staten alleen al gaat dat om 4 miljard dollar. Waarom nemen die regeringen op eigen houtje extra-sancties ? »
Handicaps
Op 22 oktober jongstleden werd een uitvoerige studie gepubliceerd over de situatie in Irak. Een multidisciplinair team van 90 specialisten bezocht 300 plaatsen en bracht onder meer een bezoek aan 9 000 huizen. De Canadese arts Erik Hoskins coördineerde dit zogenaamde Harvard-onderzoek waar onder meer de Belgische Lieve de Haes aan meewerkte. Dokter Hoskins vertelt me in Bagdad : « Sinds de oorlog werd de import aan Irak toegestaan van 4 miljoen ton voedsel, een cijfer dat verhoogd werd tot 5 miljoen. In feite werd daarvan tot nog toe slechts 1,2 miljoen ton geleverd, onlangs kwam 1 miljoen ton over. Het geld om dat te betalen, is er, maar de banken weigeren de kredietbrieven, die gelden als erkend document, van Irak te erkennen. Zo zit onder meer 700 000 ton vast in Canada, voedsel dat daar werd ingezameld. Tot nu toe hebben alleen Griekenland en Zwitserland echt geholpen. Daarnaast zijn er beloften. Groot-Brittannië beloofde hulp voor 125 miljoen dollar, maar die willen dan wel eigen, Engelse goederen leveren.
Het embargo doodt inderdaad kinderen. Het voedsel dat er is, wordt door de Iraakse overheid op een faire manier verdeeld, maar het is minstens 50 pct. te weinig. »
Dokter Hamid, voorzitter van de Iraakse Rode Halve Maan : « Het embargo heeft al aan minstens 500 kinderen het leven gekost, kinderen jonger dan 5 jaar. Ik ben stomverbaasd; dit is een voortdurende oorlog tegen de bevolking. Is dat die fameuze nieuwe wereldorde ? Denken ze nu echt dat ze op die manier Saddam buiten kunnen krijgen ? En wat hebben die kinderen daarmee te maken ? »
Het melkpoeder is uiterst belangrijk voor de kindervoeding omdat in Irak, zeker in de stedelijke zones, borstvoeding weinig wordt toegepast. Dat is sterk cultuurgebonden en verander je zomaar niet. Daarenboven begin je uiteraard niet zomaar met borstvoeding als je kind enkele maanden oud is. Dokter Vercruysse van Artsen zonder Grenzen : « Naar wij kunnen achterhalen, is 3,6 pct. van de kinderen slechtgevoed. Geen idee of dat vóór de Golfoorlog ook al zo was, al is het zeker erger dan vroeger. Vergeleken met Afrika is dat een zeer laag percentage : daar is 7 pct. zeg maar normaal en pas van 25 pct. af spreken we in Afrika van hongersnood. »
Als ik het Saddam Children Hospital in Saddam City een uitgesproken armenwijk in Bagdad binnenstap, bots ik bijna op een vader die met een doodskistje zijn pas gestorven kind buitendraagt. Pediater Ahlam Joenad : « Een half uur geleden gestorven. Het melkpoeder kost nu al 20 dinar voor een halve kilo halfvolle melk. Vroeger was dat 0,5 dinar. Voor arme mensen dus onbetaalbaar. Ze komen hier totaal ondervoed of uitgedroogd binnen, en als we over voldoende naalden en canula's (aansluitingsstukken voor injecties) beschikken, proberen we hen met vloeibaar voedsel in leven te houden. En zij die in leven blijven, kunnen zonder voldoende proteïnen niet volwaardig opgroeien. Sommigen houden er voor hun hele leven handicaps aan over. Sommige kinderen sterven thuis en de radeloze ouders brengen de lijkjes dan naar hier. Voor de oorlog was het hier in de armenwijk ook erg, zeker, maar toen stierven ze niet. Wat doe je met 100 dinar maandloon als je een gezin moet onderhouden van 5 tot 6 kinderen ? Elke dag zie ik hier kinderen sterven. Ik sta machteloos. »
Kinderarts Dokter Raja van het Ban Baladi-ziekenhuis, ook in Bagdad : « We worstelen met gastro-entritis, vooral de longaandoeningen stijgen opvallend. En dat is een gevolg van ondervoeding. Het beetje geneesmiddelen en ontsmettingsstoffen dat we nog hebben, moeten we reserveren voor de operaties. Er is wel bloed, maar er zijn geen plastiek zakjes om dat bloed toe te dienen.
In de afdeling eerste hulp is er nu een gebrek aan zuurstof, en die is absoluut nodig voor de longontstekingen. Zelfs eenvoudig te behandelen ziekten kunnen we onvoldoende aan. In de prematuren-afdeling zitten we zonder couveuses, dus stel je die kindjes bloot aan infecties. En als het straks beter wordt, stijgt het aantal uitdrogingen weer. We leveren hier een stilaan uitzichtloos gevecht om die kleine levens te behouden. Sommige zalen zijn totaal overbevolkt, er zijn onvoldoende ontsmettingsstoffen om de bacteriën te bestrijden in die zalen.
Zowat een uurtje geleden stierf hier een kind als gevolg van een eenvoudige infectie. Het is moeilijk om te aanvaarden dat dit allemaal een gevolg is van politiek. » In de wankele bedjes drukken de moeders hun uitgeputte kinderen dicht tegen zich aan. De menselijke ellende ligt hier in al zijn hulpeloze eenvoud opgestapeld. De bijna-dode kindjes, met hun uitgemergelde abnormaal groot lijkende hoofdjes en hun diepliggende, donkeromrande ogen, doen denken aan nachtaapjes. Ze wenen soms, met het beetje energie dat hen nog rest. In hun starre ogen leeft wijd-opengesperde paniek.
Besmet water
Helemaal in het zuiden, in Basrah, wachten Cecile Dewalque, Belgische, en de Nederlandse arts Bert Coelewijn van Artsen zonder Grenzen op een lading van 10 ton voeding en geneesmiddelen die de volgende dag uit Bagdad arriveert. De overheid heeft hen, half november, plots verboden nog te helpen via de gezondheidscentra, waar de situatie nog erger is dan in de ziekenhuizen. Ze hopen daar, met inschakeling van een Iraakse organisatie, eerlang terug terecht te kunnen. Ze geven daar geen commentaar op. Een Duitse journalist wel : « De overheid wil stelselmatige contacten vermijden tussen de hulpverleners en de bevolking. Dan komt er te veel informatie los hoe het er echt aan toegaat, intern. Geen pottenkijkers. »
Dokter Coelewijn : « De situatie is hier echt veel slechter dan vroeger. Daarenboven hebben de bombardementen eerst van Iran en, bij de tweede oorlog, van de geallieerden de kinderen ook psychologisch in de problemen gebracht. De kindertekeningen liegen er niet om : ze tekenen alleen oorlogstaferelen. Drinkbaar water is hier bijna niet meer te vinden, dat komt van het Noorden en daar woedt de strijd met de Koerden, zodat de bevoorrading mank loopt. Dus wordt er nogal wat water gedronken uit de rivier, doorgaans ongekookt, en dat veroorzaakt geelzucht.
En dat was voor de Golfoorlog niet zo. Zolang het embargo voortduurt, kan de situatie alleen maar erger worden. Afgezien van Koerdistan, is de situatie in Irak vermoedelijk het ergst hier in Basrah. Als de voedselprijzen weer omlaag zouden gaan en als er genoeg medicijnen zouden zijn, dan bleven wij hier niet meer. Het embargo is inderdaad dodelijk, dat heb je hier na één week wel begrepen. Je ziet moeders in paniek reageren op de situatie : een bewijs dat ze er niet aan gewend zijn van vroeger. Een eind hier vandaan, nog verder naar het zuiden, ligt het vluchtelingenkamp Khor Zubair, met 6 000 mensen uit het totaal platgebombardeerde Al Faw. Ze hokken daar samen met vluchtelingen uit Koeweit. Daar is alleen woestijn en zout en slijk. Overal ligt afval. De ondervoeding is daar het ergst van al. »
Als de hulpverleners weg zouden gaan, dan zou Saddam de hand vrij krijgen om helemaal te doen wat hij wenst, zonder waarnemers, en dat zou wel eens biezonder agressief uit de hand kunnen lopen.
Daarom willen nogal wat mensen van hulporganisaties dat het embargo niet helemaal verdwijnt. Maar daarmee hoeven humanitaire hulpmiddelen niet achterwege te blijven.
De Duitse journalist : « De extra-sancties, onder meer opgelegd door een aantal E.G.-Staten, moeten weg. Die vallen totaal buiten de V.N.-resolutie. Het grootste probleem op termijn lijkt mij echter de zwarte markt : de overheid hield vroeger, door haar eigen marktaandeel, de prijzen laag voor basisvoedsel. Maar door de oorlog is ze die markt kwijt aan de vrije markt, en die krijgt ze niet terug. Kijk naar Rusland. Dat blijft zo. En dus zullen de armen blijven sterven. »
Jungle
Ook hier in Basrah moeten de artsen steeds meer patiënten doorzenden, zonder nog hulp te kunnen bieden. Ofwel worden kinderen vroegtijdig ontslagen, en staan ze er na enkele dagen al terug, als ze nog in leven zijn.
Dokter Raja : « De overheid verleent de hulp aan de armen gratis, dat komt neer op zowat de helft van de hulp. Bepaalde infectieziekten zoals malaria, meningitis en hepatitis viralia komen terug opzetten. » In het Jamal-ziekenhuis in Basrah zegt dokter Al Sadoen die de kinderafdeling leidt : « ik tel 2 tot 3 dode kinderen per dag. Hier liggen ook verscheidene kinderen met tyfus. Het kan alleen maar erger worden. » Dokter Hasjimi is cardioloog en leidt het Al Tahrir-ziekenhuis : « Ik kan gewoon geen enkele hartpatiënt meer verzorgen. Ik stuur hen dan maar terug naar huis met kalmeermiddelen. Dit is een grote onrechtvaardigheid. »
Dokter Adnan die er de kinderafdeling leidt : « Ik tel 6 tot 10 dode kinderen per week. Borstaandoeningen vormen ons grootste probleem nu. Als de blokkade ooit wegvalt, zal het nog vele maanden duren eer de situatie terug een beetje normaal wordt. Ik moet de leiding adviseren bepaalde afdelingen te sluiten. Het heeft geen zin meer : de prematurenafdeling kan niet meer in stand worden gehouden. » Buiten op de parking staan nog 3 ziekenwagens van de 135 die ze vroeger hadden : stukgebombardeerd of werkeloos geworden bij gebrek aan onderdelen.
In Najaf woedde niet alleen de Golfoorlog met talrijke bombardementen. Ook de interne opstand van de Sjiieten zorgde hier voor extra ellende. Dokter Saad is er hoofd van het kinderziekenhuis : « We bereiken nu epidemische situaties. De 130 bedden die ik nog heb, liggen overvol. Tot 3 kinderen in één bed. Van alles is er een tekort, of het is er gewoon niet meer. Het wordt onoverzichtelijk. We hebben hier twee weken zonder zuurstof gezeten. Als er iets stukgaat, is het uit. In de kraamkliniek en het kinderziekenhuis staan de kinderen in de gang in emmers te braken. Sommige zalen zijn leeg : geen bedden meer. Sommige kinderen liggen in de armen van hun moeder die op de grond zit.
Dokter Chakr, directeur : « Vroeger telden we 2 tot 3 sterfgevallen bij de kinderen per week. Nu stijgt dat tot 15. Steeds meer vrouwen sterven tijdens de bevalling, bij gebrek aan elementaire zorgen. Wat kan ik doen ? Twee explosies in de buurt legden eerste de helft van dit ziekenhuis in puin. Het afval hoopt zich op in de straten, het blijft liggen. We zullen de zaak moeten sluiten. Dit wordt de jungle. »
Dokter Al Hakim Basim : « We beschikken over goede artsen, we hebben kennis en ervaring en we kunnen steeds minder doen. Ik moet diagnoses stellen vrijwel zonder laboratoriumtesten. We werken dus medisch in het duister. Op het platteland is het helemaal catastrofaal. Daar is helemaal niets meer. In de prematuren-afdeling tel ik nu tot 35 pct. honderd overlijdens, waar dat vroeger 7 pct. honderd was. Na de bombardementen werd het ziekenhuis dan totaal leeggeplunderd door de rebellen. Die lieten niets, maar dan ook niets achter. We konden herbeginnen van nul. En nu die economische blokkade, de derde aanval op onze medische zorgen zeg maar. Niemand kan de ondervoeding en de uitbreiding van allerlei ziekten ontkennen. Is de mensheid in slaap gevallen ? »
En zo keer ik terug, belast en beladen met deze « kinderverhalen », op kerstavond. Je probeert de « verantwoordelijken » zij die er echt iets kunnen aan doen te bereiken via de pers, via een resolutie in het Parlement. Ik voel me even onmachtig als de kinderartsen in Irak. Ook in België worden Iraakse rekeningen geblokkeerd voor zowat één miljard frank.
Daar zal allemaal wel een goede uitleg voor bestaan, en er zullen wel juridische bezwaren rijzen om die middelen vrij te maken voor elementaire menselijke hulp.
Maar ik krijg die totaal hulpeloze donkere paniekoogjes van dat stervende kind niet meer uit mijn hoofd.
Paul STAES.
ENKELE CIJFERS OVER DE SITUATIE IN IRAK
Totaal kindersterfte als gevolg van het embargo (per leeftijdsgroep) :
Jaar Année |
- 5 jaar - de 5 ans |
+ 5 jaar + de 5 ans |
Totaal Total |
Stijging % Variation % |
1989 | 7 110 | 20 224 | 27 334 | |
1990 | 8 903 | 23 561 | 32 464 | + 18 % |
1991 | 27 473 | 58 469 | 58 469 | + 80 % + 213 % |
1992 | 46 933 | 76 530 | 123 463 | + 211 % + 451 % |
1993 | 49 762 | 78 261 | 128 023 | + 3 % + 468 % |
1994 | 52 905 | 80 776 | 133 681 | + 4 % + 489 % |
1995 (5 maanden/mois ) | 21 549 | 37 233 | 58 782 |
Hieruit kan worden afgeleid dat er in 1995 meer dan 141 000 kinderen gestorven zijn, d.w.z. vijfmaal meer dan in 1989 !
Geactualiseerde statistieken vullen deze tabel aan :
Van februari 1989 tot februari 1996 :
Stijging van het aantal kinderen van minder dan 5 jaar gestorven aan diarree : + 836 pct.;
Stijging van het aantal kinderen van minder dan 5 jaar gestorven aan longontsteking : + 792 pct.;
Stijging van het aantal kinderen van minder dan 5 jaar gestorven aan ondervoeding : + 1 853 pct.
In totaal zijn bijna 600 000 kinderen gestorven als gevolg van het embargo (589 689 op 31 mei 1995), van wie 241 635 kinderen van minder dan 5 jaar en 375 054 van meer dan 5 jaar.
Percentage kinderen met een geboortegewicht onder 2,5 kg ten gevolge van het embargo (maandgemiddelde) :
1990 : 4,5 pct.;
1991 : 10,8 pct.;
1992 : 17,6 pct.;
1993 : 19,7 pct.;
1994 : 21,1 pct.;
1995 : 21,7 pct. voor de eerste 5 maanden van 1995.
Percentage kinderen met een geboortegewicht onder 1,2 kg :
augustus 1990 : 4,0 pct.;
augustus 1993 : 19,2 pct.;
juli 1995 : 21,1 pct.
(F.A.O.-verslag 1995).
(1) De Franse volksvertegenwoordiger Jean-Bernard Raimond, die op missie in Irak was van 16 tot 23 januari 1995, heeft de conclusies van zijn missie voorgesteld voor de commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Assemblée nationale in het bijzijn van de minister van Buitenlandse Zaken op dinsdag 30 januari 1996.
(2) Het informatieve rapport nr. 2519 « Irak : faut-il lever l'embargo » door de heer Jean-Bernard Raimond, gewezen minister van Buitenlandse Zaken en thans kamerlid, geeft een overzicht van de economische en sociale toestand.
(3) De bijzondere commissie van de Verenigde Naties die belast is met de ontwapening van Irak verdenkt Bagdad ervan SCUD-raketten te hebben verborgen, aldus de Washington Post van 21 maart jl.