1-186/3 | 1-186/3 |
24 JANUARI 1996
De indiener van het voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie is van oordeel dat de Senaat een specifieke rol te vervullen heeft op het vlak van de buitenlandse aangelegenheden, de ontwikkelingssamenwerking en de defensieproblematiek.
In tegenstelling tot het voorstel tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie over A.B.O.S. ingediend in de Kamer, stelt het door hem ingediende voorstel een meer democratisch samengestelde voor : alle fracties kunnen er vertegenwoordigd worden.
Het is van belang dat in de schoot van de Senaat op een onafhankelijke manier het A.B.O.S.-dossier grondig kan worden onderzocht. Het ganse dossier rond A.B.O.S. werd trouwens in de Senaat opgestart.
Hij herinnert met name aan de vragen om uitleg die in openbare vergadering van de Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Senaat werden gehouden.
Niettegenstaande de goede bedoelingen van de Kamer, vreest de senator dat de recent opgestarte opvolgingscommissie in de Kamer een doodgeboren kind ter wereld zal brengen.
Daarom pleit hij voor een onderzoekscommissie specifiek bevoegd over de besteding van de gelden van ontwikkelingssamenwerking en de werking van A.B.O.S.
Een lid is het eens met het voorstel tot het oprichten van een onderzoekscommissie. Hij wenst echter de volgende bedenkingen te formuleren.
Er werd voordien reeds een voorstel tot oprichting van een onderzoekscommissie ingediend, dat echter werd afgewezen. Hij betreurt dat de Senaat een eerste maal geweigerd had het voorstel aan te nemen, omdat het uitspitten van het aanwenden van gelden voor ontwikkelingshulp een typische materie is waarover de Senaat zich als bezinningskamer zou kunnen buigen.
De Senaat heeft dus een belangrijke kans gemist om zich inhoudelijk te profileren, vooral naar de publieke opinie toe.
Een ander lid wijst erop dat de publieke opinie zeer aandachtig is voor de rol van de Senaat en de manier waarop die wordt uitgeoefend.
In de Kamer werden verscheidene voorstellen ingediend tot oprichting van een parlementaire onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de activiteiten van A.B.O.S. Uiteindelijk is hieruit het voorstel gegroeid een opvolgingscommissie (1) op te richten.
Gezien de gewijzigde rol van de Senaat, en vermits er voldoende politieke en maatschappelijke problemen te bespreken zijn, zou het jammer zijn over het zelfde aspekt in beide Kamers grondig te debatteren.
Vermits de Kamer reeds gestart is met een opvolgingscommissie, heeft een onderzoekscommissie in de Senaat geen zin meer.
Een lid is van oordeel dat, in tegenstelling met een andere interveniënt, de artikelenreeks in De Morgen over de drie door de O.S.I.-team (O.S.I. : Ontwikkelingssamenwerking Inspectie) nagevlooide witte olifant-A.B.O.S.-dossiers, waarin duidelijk sprake is van fraude en onverantwoord beheer bij het A.B.O.S., een positief gevolg heeft gehad. Zonder de aankaarting van deze en andere A.B.O.S.-dossiers, was men vandaag nog niet aan de debat over de kwaliteit van onze ontwikkelingssamenwerking toe. De publieke opinie heeft trouwens het recht geïnformeerd te worden en te eisen dat hetgeen besteed wordt aan ontwikkelingssamenwerking terecht komt bij de bevolking zelf en in de landen die er de grootste behoefte aan hebben.
Het lid betreurt de mentaliteit waarbij bij het verstrekken van ontwikkelingshulp men in de eerste plaats bekommerd is om de return van die ontwikkelingshulp naar de hulpverlener.
Het lid ontkent niet de noodzaak van een efficiënte coördinatie tussen buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking, maar veroordeelt de praktijk die blijkt uit de door de pers uitgespitte A.B.O.S.-dossiers waarbij ontwikkelingsgeld in de Derde Wereld werd besteed, niet in functie van de noden ter plaatse, maar uitsluitend in functie van de belangen van het Belgisch bedrijfsleven.
Deze praktijken leiden tot cynische en negatieve reacties vanwege de Belgische bevolking, wat iedere vorm van solidariteit met de Derde Wereld in de toekomst zal in de weg staan.
Daarom moet de Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden een debat voeren over de kwalitatieve aspekten van de ontwikkelingssamenwerking.
De procedure die voor dit debat aangewend wordt (onderzoekscommissie, informatiecommissie, opvolgingscommissie, subcommissie van of werkgroep van de Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden) doet er niet toe.
Een lid stelt voor om in de commissie een groot debat te beginnen over de toekomstige opties van de ontwikkelingssamenwerking met ruime hoorzittingen van verschillende instellingen zoals het N.C.O.S. of de belangrijke N.G.O.'s, om hun wensen en hun beoordeling van de huidige praktijk te kennen.
Als besluit van die hoorzittingen zouden sommige wettelijke kaders moeten worden herzien, bijvoorbeeld het statuut van de N.G.O.'s.
In die aangelegenheid kunnen wij werk verrichten dat helemaal in de lijn ligt van de oriëntatie van de nieuwe Senaat.
Het heeft geen enkele zin het werk van de opvolgingscommissie in de Kamer over te doen. Integendeel, in de Senaat moet men het debat open breken.
Dit beantwoordt trouwens perfekt aan de reflectierol van de Senaat. De Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden moet het algemeen probleem van de ontwikkelingssamenwerking radikaal aanpakken, in plaats van een tweede onderzoekscommissie in het federaal Parlement op te richten.
Een lid vertrekt van het algemeen principe dat onderzoekscommissies tot de reflectieve opdracht van de Senaat behoren. Dit is de reden waarom hij voor het voorliggend voorstel wenst te pleiten.
Een lid is van oordeel dat het voorstel zich uitsluitend beperkt tot het A.B.O.S.-dossier, terwijl de Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden van de Senaat een ruim en fundamenteel debat over de doelstellingen en de toekomst van de ontwikkelingssamenwerking wenst te voeren.
Een onderzoekscommissie houdt zich enkel bezig met het verleden waarbij met name fouten en verantwoordelijkheden worden gezocht. De reflecterende Senaat is op de toekomst gericht, door een grondige discussie aan te gaan over de relatie tussen de departementen betrokken bij de ontwikkelingssamenwerking. Welke zijn de wederzijdse beïnvloedingen ? Welk is de rol van de leningen van Staat tot Staat in het ontwikkelingsbeleid ? De Senaat moet het beleid voor de toekomst bepalen.
Een ander lid is het eens met de laatste stelling eens.
Een lid wenst te weten of het voorgestelde onderzoek betrekking heeft op een bepaalde periode. Is het de bedoeling preciese onderzoeksterreinen aan te pakken ?
Het lijkt nogal vreemd een parlementaire onderzoekscommissie in het leven te roepen die in tijd, ruimte en items geen enkele beperking kent.
Een lid betreurt dat er parlementaire initiatieven worden genomen om onderzoekscommissies in te stellen terwijl er procedures aan de gang zijn.
Ter gelegenheid van een vraag om uitleg heeft de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking een uitvoerige toelichting verstrekt.
De Commissie voor de Buitenlandse Aangelegenheden heeft een informatie- en opvolgingsfunctie uit te oefenen m.b.t. de problematiek van A.B.O.S. en van de ontwikkelingssamenwerking in het algemeen.
Artikel 1
Het amendement nr. 1 (Gedr. St. nr. 1-186/2) van de heer Devolder en mevrouw Mayence-Goossens wordt met 8 stemmen tegen 5 verworpen.
Het amendement nr. 2 (Gedr. St. nr. 1-186/2) van de heer Bourgeois en mevrouw Thijs wordt teruggetrokken.
Artikel 1 is met 8 tegen 4 stemmen verworpen.
Artikelen 2, 3 en 4
De artikelen zijn met 8 tegen 5 stemmen verworpen.
Het voorstel tot instelling van een parlementaire commissie van onderzoek naar de besteding van de gelden van ontwikkelingssamenwerking en de werking van het A.B.O.S., in zijn geheel, is bijgevolg verworpen met 8 tegen 5 stemmen.
Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van dit verslag.
De Rapporteur,
Patrick HOSTEKINT. |
De Voorzitter,
Valère VAUTMANS. |
(1) Bijzondere commissie belast met de opvolging van de problemen van het A.B.O.S.