1-202/2

1-202/2

Belgische Senaat

ZITTING 1995-1996

16 JANUARI 1996


Wetsontwerp houdende instemming met de Overeenkomst tot oprichting van het Fonds voor ontwikkeling van de inheemse volken in Latijns-Amerika en de Caraïben, gedaan te Madrid op 24 juli 1992


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE BUITENLANDSE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR DE HEER HOSTEKINT


De Commissie van de Buitenlandse Aangelegenheden heeft dit wetsontwerp besproken tijdens haar vergadering van 16 januari 1996.

I. INLEIDENDE UITEENZETTING VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Het Fonds voor de Ontwikkeling van de Inheemse Volkeren van Latijns-Amerika en de Caraïben, het zgn. Fondo Indígena , wil een mechanisme opzetten voor de ondersteuning van de duurzame ontwikkeling van inheemse volkeren in de regio.

De internationale organisatie wil een forum bieden voor de dialoog tussen de inheemse volkeren, gast- en donorlanden en donorinstellingen, die moet leiden tot de formulering van een beleid, tot technische steunoperaties en programma's en projecten in het belang van deze volkeren. Het Fonds zal de financiële en technische middelen kanaliseren voor de prioritaire projecten en programma's die, in samenspraak met de inheemse gemeenschappen, gerealiseerd zullen worden. Er zal eveneens voorzien worden in de vorming en technische ondersteuning van deze inheemse volkeren en in het bijzonder van hun organisaties.

De middelen van het Fonds bestaan uit de bijdragen van de Lid-Staten en schenkingen en andere vormen van steun van andere staten en organisaties van openbare of private aard, alsook uit de netto-inkomsten van het Fonds. De bijdragen van de Lid-Staten zullen bepaald worden in protocollen met het Fonds. Bijdragen kunnen de vorm aannemen van financiële en technische bijstand of hulp in natura. Hierbij zijn de inheemse volkeren en hun organisaties de belangrijkste deelnemers en de enige directe begunstigden van het Fonds.

De algemene vergadering van het Fonds zal onder andere het algemeen beleid formuleren en het jaarprogramma en jaarbudget alsook de basiscriteria voor de financiering van de projecten en de programma's goedkeuren. Zij bestaat uit één vertegenwoordiger van de Regering van elke Lid-Staat (ook van de donorlanden) en één vertegenwoordiger van de inheemse volkeren uit elke Lid-Staat van de betrokken regio.

De raad van bestuur zal bestaan uit negen leden verkozen door de algemene vergadering. Daarin zijn de inheemse volkeren in de Lid-Staten van de regio, de regeringen van de Lid-Staten van de betrokken regio en deze van de andere Lid-Staten elk met drie leden vertegenwoordigd. Naast het voorbereiden van de algemene vergadering zal de raad ondermeer de projecten en programma's selecteren.

Het dagelijks beheer van het Fonds is in handen van het technisch secretariaat, met hoofdzetel in La Paz (Bolivia). Het zal beschikken over een beperkte maar hoog-gekwalificeerde staf van (ook inheemse) deskundigen om te voorzien in de nodige technische bijstand bij de voorbereiding van en de onderhandelingen over specifieke projecten of programma's tussen inheemse gemeenschappen, gastlanden en donorinstellingen.

De minister wijst er op dat België bij de totstandkoming van het zogenaamde Fondo Indígena een voortrekkersrol heeft gespeeld, samen met Spanje en Portugal. Ook rond het Internationaal Jaar van de Inheemse Volken in 1993 heeft België een belangrijke rol gehad (1).

De minister stelt vast dat door de Wereldbank, de Internationale Arbeidsorganisatie, de I.D.B., de U.N.D.P., en door een aantal Lid-Staten reeds aanzienlijke financiële bijdragen aan het Fondo Indígena werden toegekend. De weerstand in sommige Latijnsamerikaanse landen is groot.

De minister besluit zijn uiteenzetting met informatie over de achtergrond, de doelgroep, de doelstellingen en de werking van het Akkoord ter oprichting van het Fonds voor de ontwikkeling van de Inheemse volken van Latijns-Amerika en de Caraïben.

Achtergrond

Het internationaal akkoord dat aan de basis ligt van de oprichting van een internationale organisatie, het Fondo Indígena , beoogt de promotie van de duurzame ontwikkeling van inheemse volken in Latijns-Amerika en de Caraïben. Het werd getekend op 24 juli 1992 tijdens de topconferentie van de Ibero-Amerikaanse Staatshoofden in Madrid.

Het werd toen ondertekend door de ministers van buitenlandse Zaken van 17 regionale landen en enkele maanden later door Peru en Venezuela. Tot nu toe ondertekenden drie donorlanden het handvest. Door deze ondertekening verbinden de verschillende landen zich tot een louter moreel en principieel engagement.

Er wordt van de donor-lidstaten wel een concreet engagement in het Fonds verondersteld. Dit dient gerealiseerd te worden via de ondertekening van een protocol, waarin een lidstaat zijn verbintenissen tegenover het Fonds bepaalt.

Doelgroep

De doelgroep bestaat uit zowat 42 miljoen inheemsen die oneven verspreid leven over de regio. Ze vertegenwoordigen een brede waaier aan verschillende culturen en leefwijzen, spreken meer dan 400 talen, bewonen streken met verschillende ecosystemen en houden er verschillende relaties op na met de landen en hun naburige gemeenschappen. In de bergachtige gebieden zijn velen landbouwer of herder, terwijl de meesten in de tropische bossen boer, jager of visser zijn. Vooral de eersten hebben een lange traditie van contacten en betrokkenheid met de gemeenschappen en economieën van hun gebied. Gemeenschappen in de tropische streken behielden tot recent een geïsoleerde levenswijze.

Men kan de inheemsen in het gebied in drie groepen indelen :

· de Andes-regio (Bolivia, Ecuador, Peru, delen van Colombia en Chili) en een deel van Centraal-Amerika (Zuid-Mexico en Guatemala) : de inheemsen maken er een groot deel uit van de totale bevolking (bijvoorbeeld Bolivia : 60 pct.);

· de rest van Centraal-Amerika, de Amazone-regio en de grote eilanden van de Caraïben : de inheemsen vormen er nationale minderheden en vertegenwoordigen er duidelijk onderscheiden groepen geconcentreerd in belangrijke gebieden van de regio's of landen;

· in Noord-Mexico, het uiterste zuiden van het continent en de kleinere Caraïbische eilanden zijn de inheemse bevolkingen beperkt en geïsoleerd.

Meestal leven de inheemse gemeenschappen in omstandigheden van extreme armoede, vooral in die landen waar een groot deel van de bevolking inheems is. Vooral bij hen treft men een lage scholingsgraad en een weinig aangepast onderwijs met beperkt rendement aan, maar tevens hoge geboorte- en kindersterftecijfers, kinderarbeid...

Het valt op dat de inheemse gemeenschappen juist talrijk zijn in de concentratielanden van het Belgische ontwikkelingsbeleid in Latijns-Amerika, met name Bolivia, Ecuador en het voormalige concentratieland Peru. Bovendien is er een belangrijke inheemse minderheid in landen waar ABOS eenmalige bilaterale interventies heeft (Guatemala, Honduras). En zowel de directe als indirecte Belgische ontwikkelingssamenwerking in de regio is voor een belangrijk deel gericht op de inheemse bevolking. In veel interventies bestaat de doelgroep (bijna) uitsluitend uit een inheemse gemeenschap.

Het Fonds zal het eerste regionaal initiatief in Latijns-Amerika zijn dat zich specifiek op de inheemse volkeren van de regio zal richten. Een voorwaarde voor elke interventie gefinancierd via het Fonds is dan ook dat deze beantwoordt aan een vraag van een inheemse gemeenschap en dat de doelgroep direct betrokken is bij de uitvoering ervan. Het zijn bijgevolg de inheemse volkeren en hun organisaties die de belangrijkste deelnemers en enige directe begunstigden van het Fonds zijn.

Doelstellingen

Het Fondo Indígena wil de eigen autonome organisatievormen bij inheemse volkeren op elk niveau ondersteunen. Er wordt een technische bijstand en vorming van inheemsen voorzien voor de voorbereiding en uitvoering van projecten. De programma's en projecten gefinancierd via het Fonds zullen gericht zijn op een duurzame ontwikkeling en aangepast zijn aan de beschikbare financiële en technische middelen. Ze situeren zich op het gebied van de wetgeving met betrekking tot inheemse gemeenschappen, van de afbakening van hun grondgebied en van de bescherming en rehabilitatie van hun natuurlijk milieu en zijn biodiversiteit. Het verzekeren van de basisvoorwaarden tot overleving, van voeding, gezondheidszorg, intercultureel en tweetalig onderwijs en de voorziening van de essentiële sociale infrastructuur behoren eveneens tot dit domein.

De bijdragen van de Lid-Staten aan het Fonds zullen vastgelegd worden door middel van protocollen.

Nu reeds neemt de interim-commissie de functie van de voorziene raad van bestuur op zich. Sinds januari 1992 is het technisch en administratief ad-hoc secretariaat van het Fondo Indígena werkzaam in La Paz, met steun van o.a. de Boliviaanse regering, I.D.B. en U.N.D.P.

Slechts de Braziliaanse delegatie bleek bij de voorbereidende vergaderingen aanvankelijk niet bereid het tripartite beleidsprincipe te aanvaarden. Brazilië kon wel akkoord gaan met een deelname van de donors en de regionale regeringen, maar achtte het alsnog niet mogelijk in hun land een vertegenwoordiger van de inheemse bevolking van hun land aan te duiden. Uit de verklaringen van officiële afgevaardigden van regeringen van andere landen in de regio bleek het tripartite beleidsprincipe algemeen aanvaard te worden. Er werd dan ook geen rekening gehouden met het bezwaar van Brazilië bij de opmaak van het akkoord.

Toch blijkt ook uit de verklaring van Venezuela, bij de ondertekening van het akkoord (2), dat er een zekere vrees aanwezig is dat het Fonds zou kunnen ingaan tegen het beleid van de regering. Dit heeft natuurlijk ook te maken met het feit dat de inheemse volkeren niet of ondervertegenwoordigd zijn in de beleidsorganen van de meeste, zoniet alle landen in de regio.

Van hun kant moesten de vertegenwoordigers van de inheemse volkeren er zich bij neerleggen dat een unanieme affirmatieve stem van vertegenwoordigers van de (betrokken) Lid-Staten noodzakelijk is voor beslissingen genomen door de algemene vergadering en de raad van bestuur, terwijl er slechts een meerderheid van affirmatieve stemmen vereist is van hun vertegenwoordigers en van deze van de regeringen van donorstaten. Er is nog een hele weg af te leggen, maar het Fonds is zeker een stap in de goede richting.

II. BESPREKING

Volgens een lid zet het initiatief van het Fonds voor Ontwikkeling van de Inheemse Volken in Latijns-Amerika en de Caraïben weinig zoden aan de dijk omdat de werkzaamheden van de Verenigde Naties en de internationale samenwerking over al teveel instellingen gespreid zijn. Thans reeds houden allerlei internationale instellingen zich al dan niet rechtstreeks met die problematiek bezig : de Organisatie van Amerikaanse Staten, de Wereldbank, het U.N.D.P., de U.N.E.S.C.O., de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, enz.

Nu komt er nog een extra instelling bij die voortdurend gebukt zal gaan onder een gebrek aan werkingsmiddelen. Het secretariaat, dat niet een duidelijk omlijnde taak heeft meegekregen, is een schoolvoorbeeld van een structuur die tot bureaucratisme zal vervallen en nooit efficiënt kan functioneren.

Het lid verwijst naar het advies van de Raad van State van 21 juni 1995, volgens hetwelk « de instemming met de overeenkomst tot oprichting van het Fonds voor Ontwikkeling van de Inheemse Volken in Latijns-Amerika en de Caraïben voor België de verplichting zal meebrengen om bij te dragen tot de financiering van dat fonds ». Het lid spreekt de vrees uit dat de financiële steun van ons land opgeslorpt zal worden door een secretariaat en een buraucratie, en dat voor de inheemse volkeren alles bij het oude zal blijven.

Tot slot verklaart spreker voorstander te zijn van een vermindering van het aantal internationale organisaties en voor een rationalisering van de financiering ervan.

De minister verklaart het eens te zijn met de zienswijze van het lid over de wildgroei van de internationale instellingen. Voor België kan er overigens een belangrijke taak weggelegd in de strijd tegen de internationale bureaucratie.

De minister herinnert eraan dat hij destijds als Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking maatregelen heeft genomen waarbij de bijdragen aan een reeks internationale V.N.-organisaties werden verminderd of geschrapt.

Voor het Fonds voor ontwikkeling van de inheemse volken in Latijns-Amerika en de Caraïben is de toestand enigszins anders. Bij de totstandkoming van het Fonds bestond de vaste wil bij alle stichtende leden om de inheemse volken rechtstreeks te betrekken bij het politieke gebeuren. Dit is trouwens de uitdrukkelijke wil van de inheemse volken zelf.

De minister merkt voorts op dat de overeenkomst een atypische overeenkomst van de Verenigde Naties is.

Het Fonds biedt de mogelijkheid van het standpunt en de eisen van de autochtone volkeren te horen. Dit veronderstelt wel dat die volkeren erin slagen de nationale politieke kontekst waarin ze leven te overstijgen.

De financiële bijdrage van België tot het Fonds is bescheiden.

Hierna volgt een overzicht van de reeds bekomen bijdragen voor het Fonds.

Bijdrage
­
Contribution
Bedrag
in U.S.$.
­
Montant en
U.S.D.
I.D.B. (Inter-american Development Bank) ­ B.I.D. (Banque interaméricaine de développement) voorbereidende studies (consulenten) ­ études préparatoires (consultants) 150 000
U.N.D.P. (UN Development Program) ­ P.N.U.D. (Programme des Nations Unies pour le développement) 30 000
I.L.O. (International Labour Organization) ­ O.I.T. (Organisation internationale du travail) 15 000
Zweden ­ Suède 120 000
België ­ Belgique bijdrage aan afvaardiging inheemsen ­ contribution à des délégations d'autochtones 15 000
Nederland ­ Pays-Bas 25 000
Spanje ­ Espagne bijdrage aan secretariaat ad hoc ­ contribution au secrétariat ad hoc 15 000
Bolivia ­ Bolivie 30 000
Mexico ­ Mexique bijdrage aan comité en voorzitterschap ­ contribution au comité et à la présidence 20 000
I.D.B. ­ B.I.D. technische samenwerking en werking ­ collaboration technique et fonctionnement 2 500 000
Worldbank ­ Banque mondiale vormingsprogramma ­ programme de formation 1 500 000
E.G. ­ C.E. vorming inheemsen ­ formation des autochtones 360 000
Bolivia. ­Bolivie bijdrage kantoren ­ contribution à des bureaux 500 000

De meeste landen nemen terecht een afwachtende houding aan. Het Fonds moet echter wel de kans krijgen zich waar te maken, te meer daar nogal wat Latijnsamerikaanse landen nog alle kinderziekten van prille democratieën doormaken. Het Fonds kan een alternatief zijn voor de neo-koloniale werking van gespecialiseerde internationale organisaties.

Een senator onderschrijft de opmerkingen van de eerste spreker. De senator pleit voor het prioritair aandacht schenken aan het geven van inspraak aan de inheemse volken.

De problematiek van de inheemse volken is zeer ruim, maar situeert zich toch hoofdzakelijk op economisch vlak.

Het heeft te maken met de vernietiging van de natuurlijke rijkdommen, zoals de ontbossing en ontginning van het oerwoud. Het druist in tegen de belangen van de inheemse volken die er wonen, maar wordt verder gezet omwille van de grote economische belangen van internationale trusts.

Acties ter ondersteuning van de cultuur en de autenticiteit van de inheemse volken zijn zeer belangrijk, maar zijn niet verenigbaar met het geven van economische hulp aan de nationale staten waarin die volken leven. Het gaat om tegengestelde belangen. Hopelijk kan het Fonds optreden ter compensatie van de nadelen die voortvloeien uit een aantal opties die de betrokken landen in strijd met de belangen van de inheemse volkeren zouden nemen, onder vorm van schadevergoeding of van steun aan de ontwikkeling van alternatieve, milieuvriendelijke industrieën die niet in het nadeel zijn van inheemse volken.

De senator vraagt meer aandacht voor de rechtstreekse ondersteuning van actie en ontwikkeling van de inheemse volken zelf. Dit verloopt noodzakelijkerwijze via niet-gouvernementele organisaties. Daarom juicht hij het initiatief van het Fonds toe omdat de inheemse volken aanwezig zijn in de besluitvorming. Spreker verwijst naar het Internationale Jaar van de Inheemse Volken van 1993. De vraag rijst echter of dit voldoende zal zijn.

De minister verwijst ook naar de Belgische ontwikkelingssamenwerking met Centraal- en Zuid-Amerika die intens geconcentreerd is op de inheemse volken.

De minister herinnert er aan dat de enige rol van de Verenigde Naties bij de voorliggende overeenkomst van technisch-administratieve aard is : de secretaris-generaal is de depositaris van de overeenkomst. Het is ook de secretaris-generaal die de algemene vergadering van het inheems Fonds voor het eerst bijeenroept. Ten slotte is het van belang dat de zetel van het Fonds zich te La Paz bevindt, in een land (Bolivia) waar de hoogste concentratie aan Indiaanse volken leeft, waar de gevoeligheid voor de problematiek het grootst is en waar de politieke openheid het minst wordt geremd.

Een lid vraagt welke opvolging vandaag de dag wordt gegeven aan het actieve beleid van de vorige staatssecretaris van Ontwikkelingssamenwerking inzake de inheemse volken.

De minister meent dat met name de niet-gouvernementele organisaties nogal wat projecten rond inheemse volken uitwerken.

Uit zijn ervaring als staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking weet hij dat ook de Senaat een zeer grote aandacht heeft voor de problematiek van de inheemse volken(3).

De huidige staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking heeft verklaard dat hij de politiek van de vorige Regering, dus ook het beleid inzake de inheemse volken verder zet.

Dit houdt de opvolging in van de uitvoering van de overeenkomst.

Een lid pleit ervoor een debat met de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking te organiseren over de follow-up van het Belgisch beleid inzake inheemse volken.

Ten slotte verwijst een commissaris naar de definitie van inheemse volken in artikel 1. Men wendt hierbij 2 criteria aan die delicaat zijn : afstamming en inheems identiteitsbewustzijn.

III. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING EN STEMMINGEN

Artikel 1 wordt aangenomen met 7 stemmen bij 1 onthouding.

Artikel 2 wordt aangenomen met 6 stemmen bij 2 onthoudingen.


Het wetsontwerp werd aangenomen met 6 stemmen bij 2 onthoudingen.


Vertrouwen werd geschonken aan de rapporteur voor het opstellen van het verslag.

De Rapporteur, De Voorzitter,
Patrick HOSTEKINT. Valère VAUTMANS.

BIJLAGE


Lijst van de landen die het akkoord ondertekend hebben

Regio
­
Région
Lid-Staat
­
État membre
Ondertekening
­
Signature
Ratificatie
­
Ratification
Zuid-Amerika. ­ Amérique du Sud Argentinië/Argentine 24.7.1992 ­
Bolivia/Bolivie 24.7.1992 ­
Brazilië/Brésil 24.7.1992 ­
Chili 24.7.1992 ­
Colombia/Colombie 24.7.1992 ­
Ecuador/Équateur 24.7.1992 ­
Paraguay 24.7.1992 ­
Peru/Pérou 1.10.1992 19.4.1993
Uruguay 24.10.1992 ­
Venezuela/Venezuela 11.2.1993 ­
Centraal-Amerika. ­ Amérique centrale Costa Rica 24.7.1992 ­
El Salvador 24.7.1992 ­
Guatemala 24.7.1992 ­
Honduras 24.7.1992 ­
Mexico/Mexique 24.7.1992 12.7.1993
Nicaragua 24.7.1992 ­
Panama 24.7.1992 ­
Caraïben. ­ Caraïbes Dominicaanse Republiek/
République dominicaine
24.7.1992 ­
Donorlanden. ­ Pays donateurs Spanje/Espagne 24.7.1992 ­
Portugal 24.7.1992 ­
België/Belgique 18.11.1993 ­

Ook de regeringen van Belize, Suriname en de Bahamas tonen interesse in het Fonds.


(1) Tijdens haar zitting van 18 december 1990 besliste de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties 1993 uit te roepen tot Internationaal Jaar van de Inheemse Volken. Daarmee ging de Algemene Vergadering in op een resolutie die vanuit haar eigen Werkgroep voor Inheemse Bevolkingen reeds in 1987 voor het eerst was ingediend. Deze Werkgroep, opgericht in 1982, is een suborgaan van de Subcommissie voor de Voorkoming van Discriminatie en de Bescherming van Minderheden, welke op haar beurt een suborgaan is van de mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties.

(2) « In signing the present Agreement, the Republic of Venezuela understands that, under the provisions of article 1, the process of self-development of indigenous peoples, communities and organizations can in no way affect the sovereignty and territorial integrity of the Republic of Venezuela or the unity of its peoples. »

(3) In oktober 1993 nam de Senaat een resolutie aan betreffende de problematiek van de inheemse volken.

De Commissie voor de Ontwikkelingssamenwerking ging op 19 januari 1994 ook over tot een debat over een beleidsnota van de Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking inzake de inheemse volken.