de tweede dinsdag van oktober
8/10/2024
1. Waarom komen de Kamers bijeen op dinsdag 8 oktober?
Op dinsdag 8 oktober komen zowel de Kamer van volksvertegenwoordigers als de Senaat bijeen. Het is ongebruikelijk dat de Kamer en de Senaat op een dinsdag vergaderen. De Kamer vergadert doorgaans op donderdag, de Senaat op vrijdag. Maar elk jaar vergaderen zij ook op de tweede dinsdag van oktober. Dit jaar dus op dinsdag 8 oktober. Het is een verplichting die ingeschreven staat in artikel 44, eerste lid, van de Grondwet:
“De Kamers komen van rechtswege bijeen ieder jaar, de tweede dinsdag van oktober, behalve wanneer zij reeds door de Koning zijn bijeengeroepen.”
2. Waarom bepaalt de Grondwet een vaste dag waarop de Kamers elk jaar moeten bijeenkomen?
De Grondwetgever vond het in 1831 niet nodig dat de Kamers steeds zouden kunnen vergaderen. Er was in die tijd veel minder wetgevende activiteit en een minder intense controle op de regeringsactiviteit. De Grondwetgever besloot dan ook dat de Kamers niet steeds in zitting moesten zijn. Het volstond zelfs, zo oordeelde hij, dat ze ieder jaar ten minste veertig dagen in zitting zijn. Zodra de begroting en de enkele nodige wetten waren aangenomen, kon de zitting worden gesloten. Maar, indien de Kamers niet altijd in zitting zijn, is er wel nood aan een procedure om de Kamers bijeen te roepen.
De Grondwetgever riep daartoe twee procedures in het leven. De eerste houdt in dat de Koning (de regering) de Kamers kan bijeenroepen. Maar de Grondwetgever wenste de werking van de Kamers niet volledig afhankelijk te maken van een initiatief van de uitvoerende macht. Daarom voorzag hij ook in een tweede procedure: de Kamers komen hoe dan ook bijeen op de tweede dinsdag van oktober.
De zitting die begint op de tweede dinsdag van oktober, wordt een gewone zitting genoemd. De zitting die begint op een dag bepaald door de Koning, wordt een buitengewone zitting genoemd. Die benamingen hebben verder geen betekenis. De bevoegdheden van de Kamers zijn steeds dezelfde.
3. Waarom de tweede dinsdag van oktober?
Oorspronkelijk bepaalde de Grondwet dat de Kamers moesten bijeenkomen op de tweede dinsdag van november. Het is niet duidelijk waarom precies voor die dag werd gekozen. Soms wordt geopperd dat dit de parlementsleden, die toen vaak grote landeigendommen hadden, toeliet om eerst het werk op het land af te ronden vooraleer de tocht naar Brussel aan te vatten en zich aan hun parlementaire taken te wijden. Maar in de besprekingen van het Nationaal Congres zijn dergelijke overwegingen alvast niet terug te vinden.
In de twintigste eeuw leverde de opening van het zittingsjaar in november ernstige problemen op. De Kamers slaagden er vaak niet in om de rijksbegroting voor het volgende jaar goed te keuren vóór 1 januari. In 1969 werd artikel 44 (toenmalig artikel 70) herzien: voortaan kwamen de Kamers van rechtswege bijeen op de tweede dinsdag van oktober. Dat is vandaag nog steeds zo.
4. “behalve wanneer zij reeds door de Koning zijn bijeengeroepen” : wat houdt dit in?
Dit is de uitzondering op de regel: de Kamers komen niet op de tweede dinsdag van oktober bijeen indien de Koning ze reeds eerder bijeenriep. De Koning kan de Kamers bijvoorbeeld reeds in september bijeenroepen. Dan wordt de gewone zitting dus vroeger geopend. Het is trouwens ook de uitzondering op de regel dat de zitting die begint op initiatief van de Koning, een buitengewone zitting is.
Maar deze Grondwetsbepaling is reeds heel lang in onbruik geraakt. De Koning benutte die mogelijkheid voor het laatst in 1893. De reden daarvoor is dat de zitting sinds jaren slechts net vóór de tweede dinsdag van oktober wordt gesloten. Er is dus zelfs nog nauwelijks een mogelijkheid om de Kamers eerder bijeen te roepen.
5. Hoe lang duurt een zitting?
Vanuit een strikt juridisch oogpunt: totdat de Koning de zitting sluit. Ook dat staat in de Grondwet: “De zitting wordt door de Koning gesloten.” (artikel 44, derde lid). In theorie moet de Koning daarbij alleen rekening houden met artikel 44, tweede lid: “De Kamers moeten ieder jaar ten minste veertig dagen in zitting blijven.”
Zoals hierboven al staat: in de praktijk sluit de Koning de zitting pas enkele dagen of zelfs één dag vóór de tweede dinsdag van oktober. Zo wordt, bijvoorbeeld, de buitengewone zitting 2024 gesloten op maandag 7 oktober.
De Kamers zijn dus vrijwel onafgebroken in zitting, het hele jaar door. De vergaderingen zijn gespreid over het volledige jaar, met uitzondering van de perioden van reces. Zelfs tijdens deze periodes wordt de zitting niet gesloten, zodat in noodsituaties geen buitengewone zitting moet worden geopend.
6. Wat zijn buitengewone zittingen?
Het gaat vrijwel steeds om de zittingen die beginnen na een ontbinding van de Kamers als gevolg van een verklaring tot Grondwetsherziening. Dan bepaalt de Koning de dag waarop de Kamers moeten bijeenkomen. Die bijeenroeping moet plaatsvinden binnen drie maanden na de ontbinding. Zo staat het in artikel 46, vijfde lid, van de Grondwet. De zitting die dan aanvangt, is een buitengewone zitting.
Er is ook sprake van een buitengewone zitting na een ontbinding van de Kamer van volksvertegenwoordigers door de Koning zonder dat er een verklaring tot Grondwetsherziening werd aangenomen. Dan moet de Koning de Kamer bijeenroepen binnen twee maanden na de ontbinding. Maar dat gebeurde voor het laatst in 1985.
Ten slotte kan de Koning de Kamers ook in buitengewone zitting bijeenroepen nadat hij de gewone zitting heeft gesloten. Maar die bepaling is sedert lang dode letter. Zij werd bijvoorbeeld wel toegepast in 1914. De gewone zitting 1913-1914 werd gesloten op 22 mei 1914. De Koning riep de Kamers in buitengewone zitting bijeen op 4 augustus 1914, na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De buitengewone zitting werd diezelfde dag ook gesloten.
7. Hoe zit dat bij de deelstaatparlementen?
Ook de deelstaatparlementen komen ieder jaar op een vaste dag bijeen voor de opening van de gewone zitting: het Vlaams Parlement op de vierde maandag van september, Het Waals Parlement op de eerste woensdag van september, het Parlement van de Franse Gemeenschap op de donderdag die volgt op de eerste woensdag van september en het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap op de derde maandag van september.