In 1566 ontvangt Margareta van Parma, regentes van onze streken voor de Spaanse koning, een delegatie van katholieke en protestantse edellieden.
Zij vragen onder meer godsdienstvrijheid. Spanje weigert dit. Spanje slaagt erin om de Zuidelijke Nederlanden opnieuw onder controle te krijgen, maar de Noordelijke Nederlanden blijven de facto onafhankelijk. Veel protestantse zuiderlingen vluchten naar het Noorden, en dragen bij tot de Gouden Eeuw van Amsterdam.
De grens die in 1588 vastgelegd werd, stemt ook nu nog grotendeels overeen met de Belgisch-Nederlandse grens.
© Belgische Senaat