België is een federale staat die bestaat uit 3 gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige gemeenschap) en 3 gewesten (het Vlaams, het Waals en het Brussels gewest). Deze deelstaten hebben, net zoals de federale Staat, eigen bevoegdheden waarover ze volledig autonoom beslissen. Heel apart voor het Belgisch federalisme is dat er geen hiërarchie van de normen is, d.w.z. dat een federale wet en een decreet of ordonnantie van een deelstaat dezelfde waarde hebben. Bij onenigheid is er dus niet één die primeert boven de andere.
Op federaal niveau wordt beslist voor heel België, met name over de Grondwet en de basiswetten voor de organisatie van het land, en wetten over onder meer de ziekteverzekering, de pensioenen, defensie, justitie, politie, ...
De gemeenschappen beslissen vooral over wat betrekking heeft op hun inwoners zelf en hun welzijn en taal. Zo zijn zij bevoegd voor onderwijs, cultuur, media, jeugd- en ouderenzorg, taalgebruik, ...
De gewesten beslissen over wat gebonden is aan hun grondgebied. Zij zijn bevoegd voor economie, milieu, werkgelegenheid, openbaar vervoer, ...
De provincies en gemeenten zijn de lagere bestuursniveaus en staan onder de controle van de gewesten. Provincies promoten toerisme en culturele activiteiten, organiseren soms onderwijs of hulp aan armen, ... Gemeenten staan het dichtst bij de burger. Ze organiseren ook onderwijs of speelpleinen, bouwen sportcentra, onderhouden de gemeentelijke wegen, ...
Boven de Belgische wetgeving staat de wetgeving van de Europese Unie. Heel wat wetten (of decreten en ordonnanties) die in de parlementen in België gestemd worden, zijn enkel bedoeld om de Belgische wetgeving aan de Europese aan te passen.
Meer weten over de federale structuur van België?
© Belgische Senaat