In mei 1989 zijn de voorzitters van de parlementen van de Lidstaten van de Europese Gemeenschap op hun conferentie te Madrid overeengekomen om de rol van de nationale parlementen in het communautaire besluitvormingsproces te versterken door de verschillende parlementaire commissies bevoegd voor Europese aangelegenheden samen te brengen. In november van dat jaar zijn die commissies, alsook vertegenwoordigers van het Europees Parlement, samen in Parijs overeengekomen om:
In 1991 heeft de COSAC een reglement opgesteld. De COSAC is samengesteld uit 6 vertegenwoordigers van elk nationaal parlement (de Belgische delegatie bestaat uit drie senatoren en drie kamerleden) evenals 6 leden van het Europees Parlement.
Het verdrag van Amsterdam (2000), dat gekenmerkt wordt door een aanzienlijke versterking van het Europees Parlement, bevat een protocol over de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie. De tekst bekrachtigt het bestaan van de COSAC zonder evenwel de nationale parlementen in het communautaire besluitvormingssysteem in te voegen.
Om de toepassing van het protocol over de rol van de nationale parlementen te vergemakkelijken, heeft de COSAC van Kopenhagen (2002) een "Gedragscode van Kopenhagen van de parlementen" aangenomen. Deze code biedt elk nationaal parlement richtlijnen (minimumnormen) aan die het moeten in staat stellen om het communautaire beleid van zijn regering en het Europese beleid in het algemeen, grondig te onderzoeken en te controleren.