De bevoegdheidsverdeling inzake gewestelijke belastingen

15/12/2020

De Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat hebben een wettelijke regeling aangenomen die een einde moet stellen aan een vorm van belastingontwijking inzake registratierechten. Tijdens de parlementaire bespreking rees de vraag wie bevoegd was om een wettelijke regeling ter zake uit te werken: de gewone wetgever of de bijzondere wetgever. De Raad van State gaf een uitgebreid antwoord.

Inhoud van de voorgestelde regeling

Momenteel is de registratie van buitenlandse notariële akten met betrekking tot de overdracht van roerende goederen niet verplicht. Aldus kunnen bijvoorbeeld in Nederland geregistreerde schenkingen van roerende goederen met voorbehoud van vruchtgebruik onbelast blijven (via de zogenaamde “kaasroute”). Om dit te voorkomen werd in de Kamer een wetsvoorstel ingediend dat uitdrukkelijk de registratie verplicht van buitenlandse notariële akten met betrekking tot de overdracht van roerende goederen. Het voorstel strekte ertoe wijzigingen aan te brengen in het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten.

Bevoegdheid van de gewone en de bijzondere wetgever ten aanzien van de gewestelijke belastingen

De gewesten beschikken op basis van artikel 170, § 2, eerste lid, van de Grondwet over een algemene belastingbevoegdheid. Ze hebben ook een bijzondere belastingbevoegdheid, op basis van artikel 177 van de Grondwet en verder uitgewerkt in bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (hierna de bijzondere financieringswet). De bijzondere belastingbevoegdheid van de gewesten omvat enerzijds de gewestelijke belastingen, en anderzijds de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting. Het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen behoort tot de gewestelijke belastingen (artikel 3, eerste lid, 8° van de bijzondere financieringswet).
De gewesten zijn bevoegd om de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen te wijzigen (artikel 4, § 1, van de bijzondere financieringswet). De artikelen 3, 4 en 5 van de bijzondere financieringswet kennen aan de gewesten een algemene bevoegdheid toe inzake de aldaar omschreven gewestelijke belastingen.
Voor zover zij niet anders erover hebben beschikt, moeten de Grondwetgever en de bijzondere wetgever, volgens het Grondwettelijk Hof en de Raad van State, worden geacht aan de gewesten de volledige bevoegdheid toe te kennen tot het uitvaardigen van de regels met betrekking tot de aanslagvoet, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen van de gewestelijke belastingen. De gewesten zijn eveneens bevoegd om de administratieve procedureregels met betrekking tot die belastingen vast te stellen vanaf het ogenblik waarop zij de dienst ervan verzekeren (artikel 5, § 4, van de bijzondere financieringswet). 
Het bepalen van de belastbare materie blijft echter een federale bevoegdheid. De belastbare materie is het element dat aanleiding geeft tot de belasting, de situatie die of het feit dat leidt tot het verschuldigd zijn van de belasting. Inzake het registratierecht op de schenkingen onder de levenden van roerende of onroerende goederen is de belastbare materie het feit van roerende of onroerende goederen onder levende te schenken. De belastbare materie onderscheidt zich van de belastbare grondslag (de heffingsgrondslag), die het bedrag is waarop de belasting wordt berekend.
Ook het aanwijzen van de belastingplichtigen is een federale bevoegdheid. Het hangt immers nauw samen met het bepalen van de belastbare materie. Bovendien is het aanwijzen van de belastingplichtigen, wat de gewestelijke belastingen betreft, niet opgenomen bij de essentiële elementen van de gewestelijke belastingen waarvoor de gewesten krachtens artikel 4 van de bijzondere financieringswet bevoegd zijn, zodat ervan kan worden uitgegaan dat het om een federale bevoegdheid gaat.
Het bepalen van de belastbare materie (en het aanwijzen van de belastingplichtigen) is een bevoegdheid van de bijzondere wetgever, en niet van de gewone wetgever. Mocht de gewone wetgever de belastbare materie kunnen wijzigen, dan zou hij immers de aard van de belasting en bijgevolg de bijzondere financieringswet bij gewone meerderheid kunnen wijzigen.

Gevolgen voor het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek der registratie-, hypotheek en griffierechten met het oog op de verplichte registratie van buitenlandse notariële akten

Volgens de Raad van State brengt één artikel van het wetsvoorstel een wijziging aan in de belastbare materie het registratierecht op de schenkingen onder de levenden, terwijl een ander betrekking heeft op de aanwijzing van de belastingplichtigen. Beide artikelen moeten volgens de Raad van State bijgevolg met een bijzondere meerderheid worden aangenomen. Ze werden in het gewone wetsvoorstel geschrapt en opgenomen in een voorstel van bijzondere wet, dat zowel door de Kamer van volksvertegenwoordigers als door de Senaat moet worden aangenomen.
Twee andere artikelen hebben volgens de Raad van State geen invloed op de reikwijdte van het registratierecht, maar betreffen de toepassingsregels die gelden voor de registratieverplichting. Een dergelijke registratieformaliteit geldt ten aanzien van de drie gewesten en kan worden aangenomen middels een gewone federale wet, waarvoor enkel de Kamer van volksvertegenwoordigers bevoegd is.