Deel 1
"De vijand zal verpletterd worden, wij zullen onze gedeporteerden en krijgsgevangenen weerzien" (« L’ennemi sera écrasé. Nous reverrons nos déportés, nos prisonniers »). Dat is de rotsvaste overtuiging van Robert Gillon, Voorzitter van de Senaat, als hij de Verenigde Kamers toespreekt op dinsdag 19 september 1944. Twee weken daarvoor hebben de geallieerde troepen in Brussel een overwinningsparade gehouden. Tegen eind september zal het grootste deel van België bevrijd zijn. De nederlaag van Nazi-Duitsland ligt in het verschiet.
De voorbije oorlogsjaren hebben een hoge menselijke tol geëist, ook bij de parlementsleden. Daags na de vergadering van de Verenigde Kamers, houden Kamer en Senaat elk apart een rouwzitting. Gillon wacht de emotionele taak om vijftien senatoren en twee ministers te huldigen. De assemblee wordt gevraagd om, bij wijze van uitzondering, de indrukwekkende reeks rouwhuldes niet staand, maar gezeten te beluisteren.
Eén voor één defileren de betreurde collega's voor zijn geestesoog. Zelf had Robert Gillon, net voor zijn vertrek naar Groot-Brittannië, in Zuid-Frankrijk nog een ontmoeting met Paul-Emile Janson, gewezen senator en minister. Janson komt in maart 1944 in Duitse gevangenschap om. Hetzelfde lot is de communistische senator Walther Noël al in 1942 beschoren. En op 1 mei 1944 wordt gewezen minister en provinciegouverneur van Namen, François Bovesse, laffelijk vermoord door rexistische tegenstanders.
Terwijl de Senaat zijn doden herdenkt is het lot van vijf andere leden nog onzeker. De banken van Arthur Vanderpoorten, senator voor de Liberale Partij en minister, Isidore Heyndels en Valentin Tincler, de communistische partijgenoten van Walther Noël; de socialistische senatoren Pierre Diriken en Marius Renard blijven leeg.
De bezetter heeft hen wegens hun verzetsactiviteiten en/of politieke overtuiging gearresteerd en naar Duitse concentratiekampen gedeporteerd. Dat is ook het geval voor drie personeelsleden van de Senaat: Jean Braem, onderdirecteur van de griffie, Fernand Dustin, kamerbewaarder en Luc Somerhausen, redacteur bij het Beknopt Verslag. België is bevrijd, maar hun familieleden en vrienden kunnen dat niet vieren.
Over de terugkeer van deze weggevoerde collega's en senaatsambtenaren lijkt Gillon zich in september 1944 niet al te veel zorgen te maken. Althans niet in het openbaar. Zijn evenknie in de Kamer, Frans Van Cauwelaert toont veel meer gemengde gevoelens. De Kamervoorzitter uit publiekelijk zijn bezorgdheid om het lot van de vele landgenoten waarvan men nog geen nieuws heeft, "nog in slavendienst (worden) gehouden door den vijand, of zuchten als militaire of politieke gevangenen in Duitsche kampen en vestigingen". Van Cauwelaert begrijpt de pijnlijke onrust van hun gezinnen. Bij Gillon primeert de overwinningsmodus of zoals hij later in zijn lofrede aan Churchill zal uitroepen: « Ce sont toujours les optimistes qui ont raison ».
Laat de geëngageerde Gillon zich misschien leiden door zijn ervaringen van vijfentwintig jaar eerder? Tijdens de Groote Oorlog werd hij gearresteerd en als politiek gevangene gedeporteerd naar het kamp van Havelberg. Na een ontsnappingspoging met zes medegevangenen, kwam het tot een memorabel proces voor het Königliche Schöffengericht van Havelberg. Gillon gooide zijn volle gewicht als advocaat in de schaal. Ze gaan zelfs in beroep voor het Landgericht van Neuruppin. Desondanks werd hij veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf wegens muiterij.
Op 10 mei 1940, ongeveer een jaar na zijn verkiezing tot Senaatsvoorzitter, krijgt Gillon opnieuw te maken met de Duitse agressor. België staat er niet alleen voor, spreekt hij begeesterd zijn collega-senatoren toe. Het kan rekenen op Frankrijk en Groot-Brittannië, de bondgenoten uit de vorige oorlog met wie België voor eenzelfde ideaal geleden en gestreden heeft.
Na een lange en moeizame reis via Frankrijk en Portugal slaagt Gillon erin Londen te bereiken. Grotendeels op eigen kosten helpt hij daar de gevluchte Belgen en wordt hij voorzitter van de parlementsleden uit de bezette landen. Hij houdt lovende radiotoespraken over de senatoren die in België vervolgde landgenoten verdedigen.
Wanneer de oorlog ten einde, is maakt hij de balans van zijn overtuiging op: "Vier jaar slavernij en verdrukking hebben U geleerd wat de dictaturen waard zijn. De beste zal nooit het peil van de slechtste democratie evenaren" (« Quatre ans de servitude vous ont édifiés sur ce que valent les dictatures. La meilleure n'atteindra jamais le niveau de la pire des démocraties ».)
De ware omvang en de gruwel van die "slavernij en verdrukking" zal pas enkele maanden later aan het licht komen, wanneer het nieuws over de slachtoffers van de concentratiekampen doorsijpelt en Gillon keer op keer de zware taak krijgt om hartverscheurend nieuws over vermiste collega's aan de Hoge Assemblee mee te delen. Ook de Senaat ontsnapt niet aan het trauma van de concentratiekampen.
Dachau, het eerste Duitse concentratiekamp, wordt al in 1933 opgericht in opdracht van Reichsführer-SS Heinrich Himmler. Doel is een homogene nationale gemeenschap te creëren en ieder die daartoe een mogelijke hinderpaal vormt - politieke tegenstanders, maar ook Joden, zigeuners en asocialen - genadeloos te onderdrukken. Liever tien onschuldigen achter de prikkeldraad dan één echte tegenstander op vrije voeten, zo redeneert Himmler. Andere kampen, met namen als Sachsenhausen, Buchenwald, Flossenbürg en Mauthausen, volgen in de jaren daarna. Het SS-kampsysteem omvat op den duur meer dan duizend werk-, straf-, doorvoer- en verzamelkampen. Dat netwerk reikt tot ver in de bezette landen, met vernietigingskampen als Auschwitz-Birkenau en Treblinka.
Ook in het bezette België breidt de SS haar tentakels uit. Daar is sinds eind mei 1940 een militair bestuur actief dat vooral orde en rust wil handhaven. Enkele weken later verschijnen evenwel ook Duitse politiediensten die onder het gezag van Himmler opereren en aansturen op een keiharde repressie van elke vorm van verzet. Ze zijn ook volop aan zet in de Zivilverwaltung, het burgerlijke bestuur dat de inlijving in het Duitse rijk moet voorbereiden. Op 18 juli 1944 wordt de Zivilverwaltung plechtig in de gebouwen van de Belgische Senaat geïnstalleerd.
Buitengerechtelijke arrestaties, grootschalige razzia's, standrechtelijke executies en deportaties naar concentratiekampen behoren voortaan tot de orde van de dag.
Tijdens de zomer van 1944 gaat het SS-kampsysteem zijn meest onmenselijke fase in. Terwijl in het Westen de invasie is ingezet, komt in het Oosten een groot sovjetoffensief op gang. De SS moet inderhaast kampen die te dicht bij het front liggen, ontruimen. Eind augustus-begin september 1944 worden in Breendonk de laatste gedetineerden op transport gezet.
De ontruimingen en evacuatietransporten verhogen de druk op de kampen die het verst van beide fronten zijn gelegen: Bergen-Belsen, Dachau, Neuengamme en Flossenbürg. Overbevolking, barslechte hygiëne, epidemieën en massale sterfte drijven er de chaos ten top. Himmler blijft zweren bij de harde lijn. Er mogen geen gevangenen levend in handen van de vijand vallen. Naarmate de fronten zich sluiten, kan de SS met haar gevangenen geen kant meer op en zal ze tienduizenden op dodenmars sturen.
Wat betekent dat voor de senatoren en personeelsleden die in het netwerk van de terreur verstrikt zijn geraakt?
Ze zijn eerst opgesloten in de gevangenisinrichtingen of -vleugels die de Duitse overheid heeft opgeëist in uiteenlopende plaatsen als Breendonk, Charleroi, Hasselt, Hoei, Lyon en Sint-Gillis. Vervolgens komt het merendeel van hen in de centraal gelegen kampen terecht. Enkelen, met name Arthur Vanderpoorten en Jean Braem, heeft Gillon nog in 1940 in Frankrijk gesproken. Maar in september 1944 ligt een blij weerzien allerminst voor de hand. Voor sommigen onder hen zal Gillon uiteindelijk een rouwhulde moeten uitspreken. Anderen zullen de terreur en de willekeur - de wereld van Himmler - overleven en de vrijheid en het recht - de wereld van Gillon - terugvinden.
In de volgende Sporen uit het Verleden, schilderen we de portretten van de senatoren en personeelsleden van de Senaat die de gruwel van de kampen ondergingen. We zoeken naar de aanleiding van hun arrestatie, we volgen het traject dat ze aflegden en vernemen ten slotte hoe ze - elk met hun eigen verhaal - helden werden.
De helden van de lege banken van de Senaat.
Klik hier voor de geannoteerde versie van de tekst
De Senaat heeft alles in het werk gesteld om aan alle wettelijke voorschriften inzake de auteursrechten te voldoen. Rechthebbenden die de Senaat ondanks alle inspanningen niet heeft kunnen opsporen, worden verzocht zich kenbaar te maken.
Parlementaire Handelingen, Senaat, 10 mei 1940.
Parlementaire Handelingen, Senaat, 20 september 1944.
Parlementaire Handelingen, Senaat, 10 oktober 1972, hulde ter nagedachtenis aan de heer Robert Gillon, minister van Staat.
Parlementaire Handelingen, Verenigde Kamers, 19 september 1944.
Parlementaire Handelingen, Verenigde Kamers, 16 november 1945.
Georgette CISELET, ‘Robert Gillon, une figure du libéralisme', in La Revue Générale, maart 1979, p. 59-60.
David A. HACKETT, Der Buchenwald-Report. Bericht über das Konzentrationslager Buchenwald bei Weimar, München, 2010.
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/duitse-repressie.html, geraadpleegd op 19 maart 2020.
https://www.belgiumwwii.be/nl/belgie-in-oorlog/artikels/bronnen-van-de-strafinrichtingen-tijdens-de-tweede-wereldoorlog.html, geraadpleegd op 20 maart 2020.
Patrick NEFORS, Breendonk 1940-1945, De geschiedenis, Antwerpen, 2005.
Gie van den BERGHE, Flossenbürg: een vergeten concentratiekamp, Brussel, 1999.
Mark VAN DEN WIJNGAERT (e.a.), België tijdens de Tweede Wereldoorlog, Antwerpen, 2015.
Nikolaus WACHSMANN, KL. Een geschiedenis van de naziconcentratiekampen, Amsterdam-Antwerpen, 2016, passim.