Burgerschap in de Senaat
Opvoeden tot burgerzin
Begeleidende vragen - mogelijke stellingen :
1. Doel : kennis of houding ?
- Stelling A : Niet kennis is belangrijk, maar het verwerven
van waarden als solidariteit, respect voor verschillen,
verantwoordelijkheidszin,
- Stelling B : De school moet in de eerste plaats werk
maken van het overbrengen van de noodzakelijke kennis over het functioneren van
de samenleving.
2. Inhoud : actueel ?
- Stelling A : Het moet vooral gaan over actuele
onderwerpen.
- Stelling B : Actualiteit mag niet in de plaats komen van
diepgang.
3. Inhoud : nabij of mondiaal ?
- Stelling A : Het mag vooral niet gaan over dingen die
"ver-van-mijn-bed" zijn.
- Stelling B : Het moet vooral verder doen kijken dan zijn
neus lang is.
4. Werkvormen : lessen of workshops
- Stelling A : Laat de leerkracht hierover een klassieke,
maar boeiende les geven.
- Stelling B:Gebruik hiervoor maar volop actieve
werkvormen, waarin vooral de leerlingen aan bod komen.
5. Participatie : leerlingen betrekken ?
- Stelling A: Opvoeden tot burgerzin is het werk van de
leerkrachten. Daar moet je leerlingen niet bij betrekken.
- Stelling B: Opvoeden tot burgerzin is een uitstekende
gelegenheid om leerlingen te laten meedenken over hoe je dit op school best
aanpakt.
6. Context : democratische school eerst ?
- Stelling A: Opvoeden tot burgerzin heeft geen zin als er
geen democratische sfeer hangt in de school.
- Stelling B: Opvoeden tot burgerzin is juist een goede
manier om meer democratie te brengen in de school.
7. Context : democratische samenleving eerst ?
- Stelling A: Opvoeden tot burgerzin heeft slechts zin als
jongeren meer invloed kunnen uitoefenen op de samenleving.
- Stelling B: Opvoeden tot burgerzin is dé manier om
ervoor te zorgen dat de standpunten van jongeren meer gehoord worden.