De Senaat benadrukt het belang van de bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen
28/04/2023
Op vrijdag 28 april 2023 werd het voorstel van resolutie betreffende het tienjarig bestaan van het Verdrag van Istanbul besproken in de plenaire vergadering. Het dossier nr. 2-271 is te raadplegen op de website.
Het voorstel van resolutie werd ingediend op 16 juni 2021. 2021 was het jaar van het tienjarig bestaan van de ondertekening van dit Verdrag van de Raad van Europa, maar ook het jaar waarin Turkije zich uit het Verdrag heeft teruggetrokken. Het Verdrag van Istanbul is het eerste instrument op internationaal en Europees niveau dat juridisch bindende normen vastlegt die specifiek gericht zijn op gendergerelateerd geweld, de bescherming van de slachtoffers en de vervolging van de daders. Het staat ook voor een echte gelijkheid van vrouwen en mannen en wil een internationale samenwerking tot stand brengen om een einde te maken aan geweld tegen vrouwen.
In het voorstel van resolutie geeft de Senaat uiting aan zijn diepe bezorgdheid over de beslissing van Turkije om zich terug te trekken uit het Verdrag van Istanbul en wijst nadrukkelijk op de context van het opkomende conservatisme waarin die beslissing past, terwijl de vrouwenmoorden in het land toenemen. De Senaat protesteert tegen die beslissing en wijst op het belang van dat Verdrag in de strijd tegen alle vormen van geweld tegen vrouwen. De Senaat maakt zich ongerust over de opkomst, in bepaalde lidstaten van de Raad van Europa, van conservatieve stromingen die vijandig staan tegenover het Verdrag. Die stromingen zijn vaak gesteund op misvattingen over of foutieve interpretaties van de doelstellingen van het Verdrag. Ze kunnen aanleiding geven tot verklaringen en officiële standpunten tegen het Verdrag. De Senaat meent dat de lidstaten van de Raad van Europa herinnerd moeten worden aan het cruciaal belang van dit Verdrag en van de verdere bestrijding van alle vormen van geweld tegen vrouwen.
De Senaat vraagt de federale regering, in overleg met de deelstaten:
haar engagement met de deelstaten om alle vormen van geweld tegen vrouwen overeenkomstig de vereisten van het Verdrag van Istanbul te bestrijden, nogmaals uit te spreken en erop toe te zien dat het Nationaal Actieplan ter bestrijding van gendergerelateerd geweld (NAP) 2021-2025 wordt toegepast en de werking van de interdepartementale coördinatiegroep (die vertegenwoordigers van de betrokken federale, gemeenschaps- en gewestelijke departementen samenbrengt) en de interministeriële conferentie over vrouwenrechten wordt gewaarborgd;
zo snel mogelijk gevolg te geven aan de opmerkingen en aanbevelingen van GREVIO en snel de Aanbeveling van het Comité van de Partijen van het Verdrag van de Raad van Europa inzake het voorkomen en bestrijden van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld (IC-CP/Inf(2020)8) uit te voeren;
de aanbevelingen ten uitvoer te leggen van de resolutie over partnergeweld die de Senaat op 10 juli 2020 heeft aangenomen (doc. Senaat, nr. 7-123/3);
te zorgen voor genderstatistieken in verband met geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld op ons grondgebied, met een gecoördineerde aanpak tussen ministers van verschillende beleidsdomeinen waaronder gelijke kansen, justitie, binnenlandse zaken en politie, volksgezondheid, enz.;
de doeltreffendheid en de kwaliteit van de strafrechtelijke vervolging van plegers van dergelijk geweld te blijven verbeteren om de straffeloosheid te verminderen en preventieve interventie en behandelprogramma’s (conform artikel 16 van het Verdrag van Istanbul) sterk uit te bouwen;
een nauwgezette opvolging van het Nationaal Actieplan in de strijd tegen gendergerelateerd geweld 2021-2025 te bewerkstelligen met een tussentijds verslag en een eindverslag, met inbreng van de relevante stakeholders (multidisciplinair expertisecentrum en het nationaal platform middenveld);
internationale samenwerkingsprojecten om het geweld tegen vrouwen uit te schakelen, te bevorderen;
zich aan te sluiten bij de Europese en internationale initiatieven met als doel het belang te onderstrepen van het Verdrag van Istanbul voor het bestrijden van geweld tegen vrouwen en aan te dringen op een ratificatie van het Verdrag door de Europese Unie en een ondertekening en ratificatie door de landen van de Raad van Europa die dit nog niet deden;
een aanhoudend politiek pleidooi te houden om de weigerachtige ondertekenaars aan te zetten om in het Verdrag te blijven en het te bekrachtigen; voornamelijk als concrete engagementen van de bevoegdheidsdomeinen buitenlandse zaken en ontwikkelingssamenwerking;
de beslissing van Turkije om zich uit het Verdrag van Istanbul terug te trekken, te betreuren en zich aan te sluiten bij elk initiatief dat strekt om bij de Turkse autoriteiten uiting te geven aan de diepe ongerustheid van België bij die beslissing, alsook aan de hoop dat het land, nochtans bakermat en eerste ondertekenaar van het Verdrag, er weer partij zal van worden;
een gendergevoelige asielprocedure te voeren, meer bepaald door erop toe te zien dat het Verdrag van Istanbul ook voor asielzoeksters en vrouwelijke migranten ten volle van toepassing is en navolging krijgt met desbetreffende richtlijnen;
het opvangsysteem voor vluchtelingen en asielzoekers aan te passen en te allen tijde de veiligheid van meisjes en vrouwen te waarborgen, onder meer door oog te hebben voor hun specifieke behoeften binnen de infrastructuur en in de ruimere context, onder andere met kleinere opvangstructuren;
ervoor te zorgen dat slachtoffers van intrafamiliaal en seksueel geweld, die geen of slechts een precair verblijfsrecht hebben, effectief klacht kunnen indienen tegen de dader in België;
na te gaan of het mogelijk is om de subsidiëring en financiering van vrouwenrechtenorganisaties op te voeren, via het vaststellen van een reeks concrete te bereiken doelstellingen en een resultaatsverbintenis na een evaluatie, alsook de verenigingen voldoende ruimte te geven, zowel financieel als politiek, om hun werk te kunnen doen;
de opleiding te verbeteren, ongeacht of het gaat om de basisopleiding, beroepsopleiding of permanente opleiding, zodat er meer rekening wordt gehouden met de genderdimensie en de verschillende betrokken groepen worden herinnerd aan de beginselen van gendergelijkheid; en in het bijzonder op school (aangezien de school een bevoorrechte plaats is om te leren samenleven, elkaar te respecteren en verdraagzaam te zijn) door vanaf zeer jonge leeftijd leerlingen bewust te maken van genderstereotypen en de gevolgen daarvan voor het leven van iedereen; daartoe voor te stellen activiteiten te organiseren of het onderwijs aan te passen (meer bepaald de leeslijsten) met het oog op de bevordering van gendergelijkheid binnen de schoolstructuren;
bij de implementatie van het Verdrag van Istanbul en bij het nemen van concrete beleidsmaatregelen ook de linken met en de meerwaarde van andere relevante internationale regelgeving daarin mee te nemen.
De plenaire vergadering van de Senaat nam dit voorstel van resolutie aan met 35 stemmen voor en 3 onthoudingen.