De heer Olivier Van der Wilt, War Heritage Institute, gewezen conservator van het nationaal Gedenkteken van het Fort van Breendonk. - Ik wil graag het dagelijks leven van de kinderen schetsen in het bezette België tijdens de oorlog 1914-1918.
Ter herinnering: het bezette België is in drie administratieve zones verdeeld. Ik zal wat langer stilstaan bij Willebroek, met 7 à 8000 inwoners. Ik ken het wat beter, omdat ik er al 13 jaar werk. Het ligt op de grens van twee Duitse militaire zones.
Hoe verloopt het dagelijks leven daar? Vooreerst moet je als kind wennen aan een nieuw uniform: een Duits uniform dat het straatbeeld dag en nacht beheerst. Je zal ook onder het bevel van die Duitsers staan.
Je moet ook wennen aan de onophoudelijke propaganda die je steeds weer hoort. Op deze affiche zie je de Duitse keizer rechts, met bebloede handen en een mes in de hand, en 3 jonge kinderen links. Een kind vraagt: "Hoe omhelzen ze hun papa?" Men zei immers dat de Duitsers de handen van de kinderen afsneden.
Propaganda is een vorm van reclame. Het is zonder ophouden de mensen ideeën inprenten, vaak foute ideeën dan nog, met als doel hun geest te veranderen: om iemand te haten, om iemand te aanbidden...
Natuurlijk is ook je omgeving veranderd. De huizen zijn vernield, zoals je ziet op de beelden van Willebroek: overal puin, de kleine brug, de kerk met het ingestorte dak...
Jullie moeten als kind leren leven met die Duitse uniformen. Soms zullen ze zelfs jullie huis bezetten, bij jullie komen inwonen, de "inkwartiering". Op dit voorbeeld van een inkwartieringsbrief meldt de burgemeester aan je ouders dat voortaan een Duits onderofficier bij jullie zal inwonen. Jullie moeten die man verwelkomen, voeden, logeren in jullie huis. Je ben niet meer helemaal "thuis" in je eigen huis. Let erop: toen was dit document nog in het Frans geschreven, ook in Vlaanderen.
Er is ook armoede. Mensen worden werkloos, je vader is misschien naar de oorlog, je moeder moet in zijn plaats gaan werken, maar er is geen werk voor iedereen. Er heerst armoede en voedselschaarste. Je moet bijna voortdurend voedsel zoeken. In Willebroek worden dagelijks honderden, zelfs duizenden maaltijden opgediend omdat de mensen zelf geen eten meer kunnen voorzien. Kinderen eten samen in grote refters het weinige voedsel dat men hen wil geven.
In Willebroek hebben 1.254 families, of een vijfde van de bevolking, die voedselbedeling nodig.
In een land in oorlog wordt alles in je leven gereglementeerd. De prijs van aardappelen stijgt bijvoorbeeld, ze worden onbetaalbaar en er ontstaat een zwarte markt. De zwarte markt is dat men in het geheim probeert aan heel hoge prijzen iets te verkopen. Dus zal de bezetter de maximumprijzen vastleggen. Er wordt zelfs een nieuwe munt gecreëerd in Willebroek. Elke stad heeft zo haar eigen munt. Vandaag creëren we ook weer meer lokale munten in de nieuwe economieën.
In een land in oorlog, en meer nog in een bezet land, heb je geen enkele vrijheid. Je kan niet meer vrij buiten wandelen. Je moet voortdurend je doorgangsbewijs tonen. Je kan niet meer naar je vriend in het buurdorp omdat je niet meer naar de dorpen verderop mag gaan.
Hier zie je de "oorkonde" van een jongen van 17 jaar die gedeporteerd werd: hij werd verplicht om in Duitsland in een fabriek te gaan werken. Pas 17 jaar, en al gescheiden van zijn ouders, naar Duitsland gestuurd om daar te gaan helpen met de oorlogsinspanning. Hij zal zijn ouders pas jaren later terugzien. Hij heeft het geluk gehad ze nog terug te zien.
En op school. Wat leer je op school? Rekenen, lezen, geschiedenis. Maar vooral, men spreekt er veel over oorlog. Je werkt met een "oorlogsalfabet". A staat voor artillerie, K voor "kanon". Heel je omgeving, alles wat je hoort staat in verband met de oorlog.
Men conditioneert de haat ook via straffen. Als je gestraft wordt, moet bijvoorbeeld schrijven: "Haat steeds de Duitsers." Als je dit steeds weer moet neerpennen, zal je op het einde van de oorlog de Duitsers écht haten. En je kan de Duitsers vervangen door de Oostenrijkers of de Fransen. Wat je maar wil. Je wordt voortdurend gehersenspoeld.
Zelfs in de stripverhalen komt de oorlog terug: Bécassine tijdens de oorlog.
Je wordt als kleine soldaat verkleed om naar school te gaan. Op de foto zie je Brusselse leerlingen in 1915. Ze dragen een muts met een miniatuur Belgisch vlagje.
Ook je speelgoed houdt verband met de oorlog. Meisjes krijgen een pop gekleed als verpleegster. Het is Edith Cavell, een Engelse verpleegster die door de Duitsers gefusilleerd is omdat ze verzetsdaden stelde. Plots moeten alle kleine meisjes met verpleegsterpoppen spelen en heldinnen leren worden, zoals Edith Cavell.
De jongens spelen "oorlogje". Ze krijgen mini-kanonnen, een kruiwagen in de gedaante van een Duitser. Zo kunnen ze hem vernederen, hem beladen met vuil. Alles wordt gedaan om je te leren later soldaat te worden.
We zagen dat de situatie in Willebroek tijdens de oorlog erg moeilijk was: onvoldoende eten, geen werk, geen vrijheid, niet kunnen bewegen, weinig plezier, propaganda die je steeds de vijand doet haten, ...
Het is nog veel erger in oorlogsgebied, waar gevochten wordt. In de Westhoek, het westelijk deel van het front in België. Rond De Panne, Nieuwpoort, Diksmuide... waar de gevechten 4 jaar lang duren. Alles is er overstroomd. De bombardementen zijn huiveringwekkend. De steden liggen volledig plat.
Hoe is het dagelijks leven van de kinderen daar? Vooreerst: onderweg zijn, op de vlucht voor de gevechten. Vertrekken! Alles wat je kan, stapel je op een kar en neem je mee. Soms is je vader afwezig. Hij vecht mee in de oorlog; hij is soms al dood. Soms zijn gezinnen zonder hem vertrokken, en moeten ze elkaar nadien zoeken. Soms worden kinderen zelfs in kruiwagens vervoerd, zoals soldaten op deze foto doen met 2 gevonden kinderen.
Zo ziet jullie huis eruit - vernield. Misschien doet deze foto jullie denken aan foto's die we nu bijna dagelijks op de tv zien, taferelen uit Aleppo, Syrië... Op deze foto is de moeder in tranen, omringd door de puinresten van haar huis.
Een foto van de voedselbedeling. Besef hoeveel geluk jullie hebben om gewoon de koelkast open te trekken en er voedsel in te vinden, naar de supermarkt te gaan om er boodschappen te doen. Vergelijk. Maar weet dat vandaag nog, in de landen in oorlog, vandaag de dag sommige mensen zo moeten eten.
Ook de scholen worden niet vergeten. Vernielde scholen worden heropgebouwd: het zijn houten noodwoningen van het Koning Albertfonds. Er zijn militaire leerkrachten, die proberen jullie opleiding verder te zetten.
En toch, dit is het laatste beeld dat ik jullie wil tonen: deze meisjes spelen en maken plezier. Zelfs in een land in oorlog, zelfs op enkele kilometer van het front, waar ze misschien de kanonnen horen, slagen ze erin te lachen.
Ik wil deze korte uiteenzetting beëindigen met een positieve noot.
Walid, moderator. – Nu is het aan jullie, kinderen, om vragen te stellen over de oorlog. De eerste is
altijd de moeilijkste. Ik zal het ijs breken met een eerste vraag.
Mijnheer Van der Wilt, was het dagelijks leven van de kinderen toen zoals wat we nu zien op sociale media en televisie?
Was de oorlog toen zoals de oorlog nu?
De heer Olivier Van der Wilt. – De oorlog is waarschijnlijk niet hetzelfde, maar de verschrikkingen van de oorlog zijn zeer zeker dezelfde. Het leven van kinderen, en ook van volwassenen trouwens, tijdens een oorlog is altijd de hel, altijd verschrikkelijk. Misschien is het nu zelfs nog gewelddadiger. In 1914-1918 bleef de oorlog nog relatief beperkt tot de militairen. Er wordt gevochten op het front; de burgers waren "collaterale verliezen". Die helaas niet voorspelbare verliezen zijn nu een modewoord geworden. Nu zijn de burgers als dusdanig ook doelwitten. Er zijn de menselijke schilden, soms zelfs met kinderen, verkrachtingen, enz. De verschrikking van de oorlog is universeel. Het lot van kinderen is vreselijk, in welke oorlog ook.
Een meisje. – Hadden ze vroeger ook fototoestellen? Hoe komt men anders aan die foto's?
De heer Olivier Van der Wilt. – Ze hadden natuurlijk wel al fototoestellen, want de fotografie en film werden eind van tijdens de negentiende eeuw ontwikkeld. als ik met niet vergis. Er bestonden toen dus al foto's. Die zwart-witfoto's zijn afkomstig van de Cinematografische Dienst van het Leger. Tijdens de oorlog waren er militaire fotografen.
Er zijn militaire foto's sinds 1860, van de Secessieoorlog in de Verenigde Staten. Vanaf dat moment beschikken we over militaire foto's en zelfs over luchtfoto's. Dat was een nieuwe uitvinding. We hebben ook luchtfoto's van steden zoals Ieper, Diksmuide, enzovoort, waarop we kunnen zien dat die steden volledig vernield waren.
Een meisje. – Waarom moesten we vluchten?
De heer Olivier Van der Wilt. – Mensen vluchten altijd weg van hun vijand, want ze hebben er schrik van. Alle oorlogen veroorzaken uittochten. Toen noemde men dat "de vlucht"; nu spreekt men van de vluchtelingen. Maar het is precies hetzelfde: mensen hebben schrik.
In de Eerste Wereldoorlog is de Duitse inval getekend door enkele martelaarssteden, steden zoals Dinant, Leuven, Aarschot, Dendermonde, Tamines... In sommige steden richten de Duitse troepen bij hun aankomst ware slachtpartijen aan. In Dinant bijvoorbeeld zijn er 678 doden; ook vrouwen, kinderen, ouderen, worden gedood. De Duitsers hebben zelf ook schrik. Ze zeggen dat ze aangevallen werden en dus nemen ze wraak. Dat alles maakt dat de bevolking vlucht voor het oprukkende Duits leger. Vergeet niet dat vaak de papa er niet meer is om zijn gezin te verdedigen. Dus het gezin vlucht, en wordt verder en verder voortgestuwd, volgens de evolutie van het front. Het einde van het verhaal is de Westhoek, dat kleine deel van België dat niet bezet is. Veel Belgen zullen zich achter de linies vestigen, in Frankrijk, tot in de Franse stad Caen. Anderen zullen terug naar huis keren.
Er is een parallel met vandaag. Je hebt de oorlog gezien in Syrië, in Irak... Daar ook brengt die een echte uittocht mee. Niemand wil onder de bommen sterven.
Walid. - We spreken over oorlog, over vluchtelingen, woorden die tot vandaag doorklinken doorheen de foto's die u ons toont. Meer dan ooit weerklinkt dat ook in ons dagelijks leven.
Een meisje. – Is het mogelijk dat een kind zijn ouders niet teruggevonden heeft en helemaal alleen woont?
De heer Olivier Van der Wilt. - Heel veel kinderen vinden nooit hun ouders terug. We noemen ze "oorlogswezen". Zo ken ik de heer Edmond Eyken, die oorlogswees is van de Tweede Wereldoorlog, 1940-1945. Hij heeft zijn papa verloren tijdens de oorlog en heeft zonder hem moeten leren leven. De mama's zullen de dubbele rol van mama en van papa opnemen. Je moest verder leven, trouw aan de herinnering van de papa die gestorven was door de oorlog maar je moest ook verder de kinderen opvoeden.
Walid. - En wat gebeurde met de wezen?
De heer Olivier Van der Wilt. -Er is een overheidsdienst opgericht om te zorgen voor de oorlogswezen. In Frankrijk heten ze "pupillen van de Natie". De Staat vervangt de vader, meestal financieel.
Een jongen. - In onze dromen helpen mensen elkaar en houden ze van elkaar; maar waarom ontketenen ze dan steeds weer oorlogen?
De heer Olivier Van der Wilt. - Je raakt hier echt aan de menselijke ziel. Waarom voeren we oorlog? Omdat we denken dat we de sterkste zijn. Omdat we meer geld willen. Omdat we denken dat de ander inferieur is en we hem moeten uitroeien... Er zijn helaas eindeloos veel redenen, maar de tijd ontbreekt om hier dieper over te discussiëren.
Walid. – Dit zijn filosofische vragen. Jullie zijn de generatie die die boodschap van vrede kan uitdragen, de wil hebben om geen oorlog te voeren, en oplossingen te vinden zonder wapens.