8‑9 Belgische Senaat Gewone Zitting 2024‑2025 Plenaire vergaderingen Vrijdag 25 april 2025 Ochtendvergadering |
8‑9 Sénat de Belgique Session ordinaire 2024‑2025 Séances plénières Vendredi 25 avril 2025 Séance du matin |
|
|||
Handelingen |
Annales |
|
|||
Inhoudsopgave |
Sommaire |
|
|||
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid Benoeming van een afgevaardigde van de Senaat bij de Internationale Vergaderingen en Raden Parlementaire Assemblee van de NAVO Samenstelling van de commissies. Inoverwegingneming van voorstellen In overweging genomen voorstellen Interministeriële Commissie voor humanitair recht Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen Algemene vergaderingen van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken Economische Overheidsbedrijven – Telecommunicatie
|
Approbation de l’ordre du jour Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre Nomination d’un délégué du Sénat auprès des Assemblées et Conseils internationaux Assemblée parlementaire de l’OTAN Prise en considération de propositions Propositions prises en considération Commission interministérielle de droit humanitaire Cour constitutionnelle – Arrêts. Cour constitutionnelle – Questions préjudicielles Cour constitutionnelle – Recours. Tribunaux de première instance. Assemblées générales des juges de paix et des juges aux tribunaux de police Entreprises publiques économiques – Télécommunications
|
|
|||
Voorzitter: de heer Vincent Blondel (De vergadering wordt geopend om 10.05 uur.) |
Présidence de M. Vincent Blondel (La séance est ouverte à 10 h 05.) |
|
|||
Goedkeuring van de agenda |
|
||||
De voorzitter. – De agenda zoals vastgesteld door het Bureau werd elektronisch meegedeeld. Aangezien er geen opmerkingen zijn, is de agenda goedgekeurd. |
M. le président. – L’ordre du jour établi par le Bureau a été communiqué par voie électronique aux sénateurs. Puisqu’il n’y a pas d’observations, l’ordre du jour est approuvé. |
|
|||
Onderzoek van de geloofsbrieven en eedaflegging van een nieuw lid |
Vérification des pouvoirs et prestation de serment d’un nouveau membre |
|
|||
De voorzitter. – Wij gaan over tot het onderzoek van de geloofsbrieven van de heer Marc Hendrickx. Het Bureau is op vrijdag 11 april bijeengekomen voor het onderzoek van de geloofsbrieven. Ik stel u voor onmiddellijk het verslag van het Bureau te horen. Rapporteur is de heer Dalle. De heer Vanlouwe zal het verslag voorlezen. |
M. le président. – L’ordre du jour appelle la vérification des pouvoirs de M. Marc Hendrickx. Le Bureau s’est réuni le vendredi 11 avril pour la vérification de ces pouvoirs. Je vous propose d’entendre immédiatement le rapport du Bureau. Le rapporteur est M. Dalle. M. Vanlouwe donnera lecture du rapport. |
|
|||
De heer Karl Vanlouwe (N‑VA). – Bij brief van 24 maart 2025 heeft de heer Koen Dillen zijn ontslag ingediend als deelstaatsenator, met ingang van 28 maart 2025. Bij brief van 2 april 2025 heeft de voorzitster van het Vlaams Parlement aan de griffier van de Senaat meegedeeld dat de heer Marc Hendrickx door de politieke formatie C (N‑VA) is aangewezen om de heer Dillen te vervangen. Tijdens zijn vergadering van 11 april 2025 heeft het Bureau vastgesteld dat de heer Hendrickx werd aangewezen door de meerderheid van de leden van de politieke formatie waaraan de vacant geworden zetel was toegekend. Het eigenlijke onderzoek van de geloofsbrieven wordt overbodig geacht aangezien dat onderzoek reeds door het Vlaams Parlement werd verricht. Het Bureau stelt dan ook voor de heer Hendrickx toe te laten als lid van de Senaat. |
M. Karl Vanlouwe (N‑VA). – Par lettre du 24 mars 2025, M. Koen Dillen a démissionné de son mandat de sénateur d’entité fédérée avec effet au 28 mars 2025. Par lettre du 2 avril 2025, la présidente du Parlement flamand a communiqué au greffier du Sénat que M. Marc Hendrickx a été désigné par la formation politique C (N‑VA) pour succéder à M. Dillen. Lors de sa réunion du 11 avril 2025, le Bureau a constaté que M. Hendrickx a été désigné par la majorité des membres de la formation politique à laquelle était attribué le siège devenu vacant. La vérification des pouvoirs proprement dite est considérée comme superfétatoire étant donné que celle‑ci a déjà été effectuée précédemment par le Parlement flamand. Le Bureau vous propose dès lors l’admission de M. Hendrickx comme membre du Sénat. |
|
|||
De voorzitter. – Wij stemmen nu over de besluiten van het verslag. |
M. le président. – Nous passons au vote sur les conclusions de ce rapport. |
|
|||
– De besluiten van het verslag worden aangenomen bij zitten en opstaan. |
– Les conclusions du rapport sont adoptées par assis et levé. |
|
|||
De voorzitter. – Ik roep de heer Marc Hendrickx uit tot senator en verzoek hem de grondwettelijke eed af te leggen. |
M. le président. – Je proclame M. Marc Hendrickx sénateur et l’invite à prêter le serment constitutionnel. |
|
|||
– De heer Marc Hendrickx legt de eed af. |
– M. Marc Hendrickx prête serment. |
|
|||
De voorzitter. – Ik geef aan de heer Hendrickx akte van zijn eedaflegging en verklaar hem aangesteld in zijn mandaat van senator. |
M. le président. – Je donne à M. Hendrickx acte de sa prestation de serment et le déclare installé dans son mandat de sénateur. |
|
|||
(Applaus) |
(Applaudissements) |
|
|||
Voorstel van resolutie betreffende de behandeling van de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten (van de heer Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Viviane Teitelbaum, de heer Jean‑Paul Wahl, mevrouw Stéphanie Thoron, de heer Philippe Dodrimont en mevrouw Anne‑Charlotte d’Ursel; Doc. 8‑31) |
|
||||
Bespreking |
|
||||
(Voor de tekst aangenomen door de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen, zie doc. 8‑31/4.) |
(Pour le texte adopté par la commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes, voir document 8‑31/4.) |
|
|||
Mevrouw Nadia El Yousfi (PS), rapporteur. – Ik mag u hier de eindversie voorstellen van het voorstel van resolutie betreffende de behandeling van de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten, een tekst die werd ingediend op initiatief van collega’s Gaëtan Van Goidsenhoven, Viviane Teitelbaum, Jean‑Paul Wahl, Stéphanie Thoron, Philippe Dodrimont en Anne‑Charlotte d’Ursel. Dit voorstel van resolutie werd behandeld, samen met het voorstel van resolutie met betrekking tot de preventie, screening en behandeling van de ziekte van Alzheimer, ingediend door onze collega Goedele Liekens. Het voorstel van resolutie dat vandaag vrijdag 25 april ter bespreking wordt voorgelegd, werd ingediend op 2 oktober 2024 en in overweging genomen op 8 oktober 2024. Het werd vijfmaal in commissie behandeld. De tekst werd geagendeerd voor de vergadering van de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen van 13 december 2024, waarop de heer Gaëtan Van Goidsenhoven de inleidende uiteenzetting bij de tekst gaf, en ik als rapporteur werd aangewezen. Op 6 januari 2025 hoorden de commissieleden een eerste reeks deskundigen: – dokter Sophie Gillain, hoofd van de afdeling geriatrie, in het CHU Luik; – mevrouw Lydie Amici, oprichtster van het Collectif Auguste et les autres; – mevrouw Sabine Henry, voorzitster van de Alzheimer Liga; – mevrouw Gisèle Marlière, voorzitster van Esenca. De hoorzittingen werden voortgezet op 3 februari 2025 met: – de heer Jurn Verschraegen, directeur, Expertisecentrum Dementie Vlaanderen; – de heer Olivier Constant, stafmedewerker, Alzheimer Liga Vlaanderen, en de heer Eric Fissette, vertegenwoordiger van de Vlaamse werkgroep voor mantelzorgers voor mensen met dementie; – professor Stéphane Adam, Eenheid psychologie en senescentie, Université de Liège; – professor Sebastiaan Engelborghs, hoofd Neurologie UZ Brussel. Tijdens de commissievergadering van 21 februari 2025 stelde mevrouw Goedele Liekens haar voorstel van resolutie voor met betrekking tot de preventie, screening en behandeling van de ziekte van Alzheimer, een tekst waarvan de belangrijkste elementen zijn geïntegreerd in de eindtekst die hier aan de plenaire vergadering wordt voorgelegd. Op 3 maart 2025 werd een mail verstuurd, waarin de fracties werden verzocht om hun amendementen in te dienen tegen 15 maart 2025. Verschillende fracties hebben amendementen ingediend, namelijk de PS, de MR, Les Engagés, Open Vld en cd&v. In totaal werden meer dan 120 amendementen ingediend. Die werden voorgesteld en besproken tijdens de commissievergadering van 28 maart 2025. Na lange besprekingen en een vergadering van 4 uur en 15 minuten hebben de commissieleden de geamendeerde tekst aangenomen met 10 stemmen tegen 1 stem. De commissieleden hebben mij eveneens hun vertrouwen geschonken als rapporteur en daarvoor wil ik hen van harte bedanken. Ik wil alle collega’s bedanken die het mogelijk hebben gemaakt om constructief vooruitgang te boeken met dit voorstel van resolutie. Ik dank ook de commissiesecretarissen, Ariane, Virginie en Freia, die zoals altijd op een professionele manier hebben bijgedragen aan het verloop van onze werkzaamheden. Ik dank u voor uw aandacht en geef het woord aan de vertegenwoordigers van de fracties voor hun bijdragen. |
Mme Nadia El Yousfi (PS), rapporteuse. – J’ai le plaisir de vous présenter aujourd’hui la version finale de la proposition de résolution relative à la prise en charge de la maladie d’Alzheimer et autres maladies apparentées, un texte déposé à l’initiative des collègues Gaëtan Van Goidsenhoven, Viviane Teitelbaum, Jean‑Paul Wahl, Stéphanie Thoron, Philippe Dodrimont et Anne‑Charlotte d’Ursel. Cette proposition de résolution a été examinée en parallèle de la proposition de résolution relative à la prévention, au dépistage et au traitement de la maladie d’Alzheimer de notre collègue Goedele Liekens. La proposition de résolution soumise à notre examen ce vendredi 25 avril a été déposée le 2 octobre 2024 et a été prise en considération le 8 octobre 2024. Elle a été examinée à cinq reprises en commission. Le texte a été mis à l’ordre du jour de la réunion de la commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes du 13 décembre 2024, date à laquelle M. Gaëtan Van Goidsenhoven a fait l’exposé introductif du texte et où j’ai eu le plaisir d’être désignée rapporteuse. Le 6 janvier 2025, les membres de la Commission ont auditionné une première série d’experts : – la docteure Sophie Gillain, cheffe du service de gériatrie, au CHU Liège ; – Mme Lydie Amici, fondatrice du Collectif Auguste et les autres ; – Mme Sabine Henry, présidente de la Ligue Alzheimer ; – Mme Gisèle Marlière, présidente d’Esenca. Les auditions se sont poursuivies le 3 février 2025 avec : – M. Jurn Verschraegen, directeur, Expertisecentrum Dementie Vlaanderen ; – M. Olivier Constant, collaborateur stratégique, Alzheimer Liga Vlaanderen, et M. Eric Fissette, représentant du Vlaamse werkgroep voor mantelzorgers voor mensen met dementie ; – le professeur Stéphane Adam, de l’Unité de psychologie de la sénescence de l’Université de Liège ; – le professeur Sebastiaan Engelborghs, chef du service de Neurologie à l’UZBrussel. Lors de la réunion de la commission du 21 février 2025, Mme Goedele Liekens a présenté sa proposition de résolution relative à la prévention, au dépistage et au traitement de la maladie d’Alzheimer, texte dont les éléments clés ont été intégrés dans le texte final soumis ce jour à l’examen de l’assemblée plénière. Une circulaire a été envoyée le 3 mars 2025. Les groupes politiques étaient invités à déposer leurs amendements pour le 15 mars 2025. Des amendements ont été déposés par différents groupes, à savoir le PS, le MR, Les Engagés, l’Open Vld et le cd&v. Au total, plus de 120 amendements ont été déposés. Ceux‑ci ont été présentés et discutés lors de la réunion de la commission du 28 mars 2025. Au terme de longs échanges et de 4 h 15 de réunion, les membres de la commission ont adopté le texte amendé par 10 voix contre 1. Les membres de la commission m’ont également accordé leur confiance en ma qualité de rapporteuse et je les en remercie chaleureusement. Je tenais à remercier tous les collègues qui ont permis d’avancer constructivement sur cette proposition de résolution. Je remercie également les secrétaires de la commission, Ariane, Virginie et Freia, qui ont comme toujours œuvré avec professionnalisme au cours de nos travaux. Je vous remercie pour votre attention et cède la parole aux représentants des groupes politiques pour leurs interventions. |
|
|||
De heer Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Ik sta hier voor u in ons halfrond om het te hebben over een stille plaag, die verband houdt met een aandoening die bijna 192 000 mensen in België treft, en uiteraard nog miljoenen anderen over de hele wereld. De verschillende vormen van dementie nemen immers al meerdere jaren aanzienlijk toe. Tegen 2050 zou het aantal patiënten wereldwijd kunnen oplopen tot bijna 153 miljoen, wat neerkomt op een stijging van 166 % ten opzichte van 2019. De belangrijkste oorzaak hiervan is de vergrijzing van de bevolking, waaraan ook ons land niet ontsnapt. Leeftijd is inderdaad de belangrijkste factor, al is het niet de enige, aangezien ook omgevings‑, sociaal‑culturele en genetische factoren een rol spelen. Achter elke diagnose, die vaak pas na een lange strijd wordt gesteld, schuilt een vrouw, een man, een ouder, een gezin, een collega, een buur of een vriend. Er zijn herinneringen die vervagen, namen die worden vergeten, ankerpunten die verdwijnen, families die zich zorgen maken en uitgeput raken, en nog te vaak alleen achterblijven. We moeten deze realiteit nu onder ogen zien: ons gezondheidszorgsysteem is niet voldoende in staat het hoofd te bieden aan de uitdaging die de ziekte van Alzheimer vormt. Ik noem hier het gebrek aan middelen, de laattijdige diagnose als gevolg van de heterogene aard van de ziekte, de medische zoektocht van patiënten voordat de diagnose wordt gesteld, de onaangepaste opvangstructuren, het gebrek aan ondersteuning voor mantelzorgers, de enorme sociale kost als gevolg van de afhankelijkheid van de patiënten van hun naasten, de impact op de gezondheidszorgbudgetten, het tekort aan geriaters en neuropsychologen en het gebrek aan een passende opleiding voor hen. Ook de druk op het zorgpersoneel in de woonzorgcentra moet worden aangestipt, net als de enorme schok die de bekendmaking van de diagnose vaak teweegbrengt, de versnippering van de informatiebronnen, en er is nog veel meer. Dit alles moet veranderen, en dat is mogelijk als wij onze krachten bundelen en er op alle beleidsniveaus een gezamenlijke prioriteit van maken. Daarom heeft onze fractie beslist het debat op gang te brengen in onze hoge vergadering, met het oog op een globale strategie waarbij alle beleids- en veldactoren worden betrokken, want het is hier, in de Senaat, dat een dergelijk belangrijk maatschappelijk debat thuishoort. Mijn dank gaat dan ook uit naar mijn collega’s van de commissie voor Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden voor de rijke debatten die we hebben gevoerd en voor alle amendementen die de tekst hebben verbeterd en aangevuld, zodat die nog beter aansluit bij de realiteit op het terrein van de medische sector. Uit de bijdragen en de hoorzittingen in de commissie komt zonder enige twijfel een zeer brede consensus naar voren om een algemene mobilisatie op gang te brengen voor een nationaal plan voor de behandeling van de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten. Om dit te doen slagen, moeten uiteraard de representatieve patiëntenverenigingen, mantelzorgers, zorgpersoneel, thuiszorgdiensten, woonzorgcentra en iedereen die van dichtbij of veraf met de ziekte te maken heeft, bij de zaak worden betrokken. Er moeten concrete werkpistes worden uitgewerkt voor de verschillende regeringen. Een dergelijk project heeft een kostprijs, dat weten we allemaal. We moeten allemaal samen rond de tafel gaan zitten, vastberaden en met overtuiging, over de traditionele politieke tegenstellingen heen, om te discussiëren, te evalueren, knopen door te hakken, prioriteiten vast te stellen en deze nationale strategie uit te werken. Er is natuurlijk een raming nodig van de financiële impact van de voorgestelde maatregelen, in overleg met het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg, om een ambitieus maar realistisch plan uit te werken binnen een strikt en perfect beheerd budgettair kader. Er moet ook een tijdschema voor de uitvoering komen om de uitgaven te spreiden, met duidelijke deadlines om te voorkomen dat we het vooropgestelde doel uit het oog verliezen. De hoorzittingen hebben geleid tot een aantal werkpistes. We moeten absoluut een register voor alzheimergevallen opzetten, analoog aan het bestaande Kankerregister; een kadaster van de opvangstructuren uitwerken, eventueel met hulp van de provincies; mantelzorgers, de helden in de schaduw, daadwerkelijk ondersteunen; het wetenschappelijk onderzoek meer ondersteunen om de ziekte beter te begrijpen en de voortschrijding ervan te voorkomen; een heroriëntering doorvoeren in onze universitaire opleidingen voor gezondheidswerkers, die nu slechts enkele uren les krijgen over dementie; het bestaande preventiebeleid sterker richten op fysieke, cognitieve en sociale activiteiten; de huisarts opnieuw centraal stellen in het zorgproces, met ondersteuning van gespecialiseerde casemanagers, zoals die er in Vlaanderen zijn; overmatig voorschrijven van medicatie terugdringen om het recht op zelfbeschikking en autonomie van patiënten zo lang mogelijk te behouden; de woonzorgcentra grondig herbekijken om ontmenselijking te voorkomen; gecoördineerde zorgtrajecten opzetten; en nieuwe technologieën en kunstmatige intelligentie inzetten voor screening, begeleiding en, waarom niet, genezing. En tot slot moeten we het debat aandurven en de mogelijkheid analyseren om de voorafgaande wilsverklaring in het kader van de euthanasiewet uit te breiden tot personen met onomkeerbare dementie. Er is nog zoveel werk, en dat hoeft niet eens zo duur te zijn. Investeren in de behandeling van de ziekte van Alzheimer is geen uitgave, maar een maatschappelijke keuze. De strijd tegen de ziekte van Alzheimer is er één die we dringend moeten aangaan als we hem willen winnen. Ik wil mijn betoog afsluiten met een bijzonder woord van dank aan al het medisch en paramedisch personeel dat zich inzet voor personen met dementie, maar ook aan alle verenigingen – zoals de Alzheimer Liga – die al jaren proberen het verschil te maken. Ik wil tot slot, en vooral, mijn diepe waardering uitspreken voor alle mantelzorgers voor de kracht en het doorzettingsvermogen die zij elke dag opnieuw tonen. |
M. Gaëtan Van Goidsenhoven (MR). – Je me tiens devant vous aujourd’hui pour évoquer au sein de notre hémicycle un véritable fléau silencieux, lié à un type de pathologie qui touche près de 192 000 personnes en Belgique et, évidemment, des millions d’autres à travers le monde. En effet, les formes de démence augmentent significativement depuis plusieurs années. En 2050, le nombre de malades dans le monde pourrait s’élever à près de 153 millions, soit une augmentation de 166 % par rapport à 2019. En cause essentiellement, le vieillissement de la population auquel notre pays n’échappe pas. L’âge est en effet le principal facteur, même s’il n’est pas le seul, puisque les facteurs environnementaux, socioculturels et génétiques font partie des éléments mis en cause. Derrière chaque diagnostic, souvent après un long parcours du combattant pour qu’il soit confirmé, il y a une femme, un homme, un parent, une famille, un collègue, un voisin ou un ami. Il y a des souvenirs qui s’effacent, des noms qui s’oublient, des repères qui se brouillent, des familles qui s’inquiètent, s’épuisent et, trop souvent encore, se retrouvent seules. Aujourd’hui, nous devons regarder cette réalité en face : notre système de santé n’est pas suffisamment armé à la hauteur du défi que représente la maladie d’Alzheimer. Je citerai ici le manque de moyens, le retard dans le diagnostic lié à l’hétérogénéité de la maladie, l’errance médicale des patients avant que l’on mette le doigt sur la maladie, les structures d’accueil inadaptées, le manque de soutien aux aidants proches, le coût social énorme lié à la dépendance du malade à l’égard de ses proches, l’impact sur les budgets des soins de santé, le manque de gériatres et de neuropsychologues et leur manque de formation adaptée. La pression mise sur le personnel soignant dans les maisons de repos doit aussi être pointée, au même titre que la douche froide que représente souvent l’annonce de la maladie, la dispersion des sources d’information, et j’en passe. Tout cela doit changer, et cela sera possible si nous unissons nos forces et si nous en faisons une priorité concertée à tous les niveaux de pouvoir. C’est pourquoi notre groupe politique a décidé de lancer le débat dans notre haute assemblée en faveur d’une stratégie globale associant tous les acteurs politiques et de terrain concernés, parce que c’est ici, au Sénat, que ce genre de débat de société important a toute sa place. Je remercie à ce propos mes collègues de la commission des Matières transversales – Compétences communautaires, pour les riches débats que nous avons eus, pour tous ces amendements qui améliorent et complètent le texte afin qu’il colle encore davantage aux réalités de terrain du secteur médical. Il se dégage sans aucun doute des interventions et des auditions en commission un consensus très large en faveur d’un appel à la mobilisation générale pour un plan national relatif à la prise en charge de la maladie d’Alzheimer et autres maladies apparentées. Pour que cela fonctionne, il faudra bien entendu y associer les associations représentatives des patients, des aidants proches, des soignants, des services de soins à domicile, des maisons de repos et de tous ceux qui, de près ou de loin, sont concernés par la maladie. Il s’agit d’élaborer des pistes concrètes de travail à l’attention des différents gouvernements. Un tel projet a un coût, nous le savons tous. Il faudra se mettre tous autour de la table avec détermination et conviction, au‑delà des traditionnels clivages politiques, pour discuter, évaluer, trancher, prioriser et construire cette stratégie nationale. Bien sûr, il faudra une estimation de l’impact financier des mesures proposées, en concertation avec le Centre fédéral d’expertise des soins de santé, pour définir un plan certes ambitieux, mais surtout réaliste avec un cadre budgétaire strict et parfaitement maîtrisé. Il faudra aussi un calendrier de mise en œuvre pour lisser les dépenses, avec des échéances claires pour éviter de perdre le cap que nous nous serons fixé. Les auditions ont permis de dégager des pistes. Il faut absolument créer un registre des cas d’Alzheimer analogue à celui qui existe pour le cancer, créer un cadastre des structures d’accueil – pourquoi pas avec l’aide des provinces –, mettre en place un réel accompagnement des aidants proches, car ils sont les héros de l’ombre, soutenir davantage la recherche scientifique pour comprendre la maladie et éviter qu’elle progresse, réorienter la formation des professionnels au sein de nos universités, qui n’ont actuellement que quelques heures de cours sur les formes de démence, axer les politiques de prévention existantes sur l’activité physique et les activités cognitives et sociales, remettre le médecin généraliste au centre du processus, aidé par des case managers spécialisés, comme il en existe en Flandre, réduire la prescription excessive de médicaments pour maintenir le plus longtemps possible le droit à l’autodétermination et à l’autonomie du patient, repenser nos maisons de repos pour éviter toute déshumanisation, créer des parcours de soins coordonnés, explorer de nouvelles technologies et l’intelligence artificielle pour le dépistage, l’accompagnement et, pourquoi pas, la guérison. Et enfin, il faut oser discuter et analyser la possibilité d’étendre la déclaration anticipée de la loi sur l’euthanasie aux personnes atteintes de démence de manière irréversible. Il y a tant de choses à faire, qui ne sont d’ailleurs pas nécessairement coûteuses. Investir dans la prise en charge de la maladie d’Alzheimer, ce n’est pas une dépense, c’est un choix de société. Le combat contre la maladie d’Alzheimer est un combat qu’il est plus que temps de mener si nous voulons le gagner. Je terminerai mon intervention par un merci tout particulier adressé à tous les professionnels médicaux et paramédicaux investis auprès des personnes atteintes de démence, mais aussi à toutes les associations – Ligue Alzheimer et autres – qui tentent de faire bouger les choses depuis pas mal d’années. Je tire enfin, et surtout, mon chapeau à tous les aidants proches pour la force et le courage qu’ils déploient au quotidien. |
|
|||
Mevrouw Anke Van dermeersch (Vlaams Belang). – Dit is een voorstel van resolutie dat op het eerste zicht zeer nobele doelstellingen nastreeft, namelijk de zorg voor mensen met dementie. Bij nadere beschouwing valt mij echter op hoezeer dit voorstel tekortschiet op een aantal fundamentele punten die voor het Vlaams Belang van groot belang zijn. Ten eerste ontbreekt elke structurele aandacht voor Vlaamse bevoegdheden. Terwijl het voorstel spreekt over samenwerking met de federale overheid en de gemeenschappen, herhalen wij onze oproep tot een volledige overheveling van de gezondheidszorg naar Vlaanderen. Alleen zo komen we tot een beleid dat coherent en efficiënt is, zonder voortdurende inmenging van federale of Franstalige niveaus die niet altijd de noden van de Vlamingen begrijpen of respecteren. Daarnaast willen wij onze ernstige bezorgdheid uiten over de oprichting van een zogenaamde dementiemonitor. Dat klinkt misschien onschuldig, maar het raakt aan een fundamenteel recht: de privacy van onze Vlamingen. Ook al wordt de Algemene verordening gegevensbescherming vermeld, blijft het risico bestaan op misbruik of onzorgvuldige omgang met gevoelige medische gegevens. Wij verzetten ons dan ook tegen de verdere centralisering van gezondheidsdata en de groeiende controle van de overheid op het persoonlijke leven van de burgers. Dan is er nog het financiële plaatje. Het voorstel schuift allerlei maatregelen naar voren, maar zwijgt in alle talen over de kostprijs en de manier waarop dat alles gefinancierd moet worden. Wij kiezen voor meer structuur, maar niet voor duurdere structuren en wij kiezen vooral voor meer efficiëntie in de besteding van middelen. In plaats van miljoenen uit te geven aan asielopvang of internationale projecten, willen wij dat elke euro ten goede komt aan onze Vlaamse ouderen en hun mantelzorgers. Over mantelzorgers gesproken: het voorstel zegt wel dat ze betrokken worden, maar blijft bijzonder vaag over de manier waarop. Voor ons is het duidelijk: mantelzorgers verdienen heel concrete ondersteuning, onder andere via belastingvoordelen en ook via directe financiële hulp, en niet louter door deel te nemen aan vergaderingen of werkgroepen. De toon en de focus van het voorstel wekken bij ons ook wat zorgen op. Het legt de nadruk op institutionele zorg, op residentiële voorzieningen, op grootschalige wetenschappelijke analyses, terwijl het net families en gemeenschappen zijn die een warme menselijke zorg kunnen bieden voor mensen met dementie. In plaats van alles te formaliseren en te professionaliseren, willen wij liever de familiale zorgstructuur versterken. Tot slot en niet onbelangrijk: de tekst stelt ook voor om euthanasie en negatieve wilsverklaringen nadrukkelijk centraal te stellen. Dit zijn voor ons uiterst gevoelige ethische thema’s. Als Vlaams Belang pleiten wij ervoor om niet de dood als uitgangspunt te nemen, maar het leven. In plaats van te focussen op het levenseinde, moet de overheid veel meer investeren in palliatieve zorg, begeleiding en verbetering van de levenskwaliteit van alzheimerpatiënten. Wij gaan ons dan ook onthouden bij de stemmingen. |
Mme Anke Van dermeersch (Vlaams Belang). – Cette proposition de résolution poursuit à première vue des objectifs très nobles puisqu’ils concernent les soins aux personnes atteintes de démence. Mais, à y regarder de plus près, je constate que cette proposition présente des lacunes sur plusieurs points fondamentaux auxquels le Vlaams Belang accorde une grande importance. Tout d’abord, le texte ne tient aucunement compte des compétences flamandes. Il parle de collaboration avec l’autorité fédérale et les Communautés alors qu’il faudrait un transfert intégral des soins de santé à la Flandre. C’est le seul moyen de mettre en place une politique cohérente et efficace sans immixtion permanente des autorités fédérale ou francophones qui ne comprennent ni ne respectent toujours les besoins des Flamands. Ensuite, le texte parle de la création d’un baromètre de la démence, ce qui nous préoccupe sérieusement. Cela peut paraître anodin, mais il y va en l’espèce d’un droit fondamental, à savoir le respect de la vie privée de nos concitoyens flamands. Certes, on brandit le Règlement général sur la protection des données, mais cela ne nous met pas pour autant à l’abri d’une utilisation abusive ou imprudente de données médicales sensibles. Nous sommes donc opposés à une centralisation plus poussée des données de santé et au contrôle grandissant des pouvoirs publics sur la vie privée des citoyens. Enfin, il y a aussi le coût financier. La proposition avance toute une série de mesures, mais se tait dans toutes les langues sur ce qu’elles vont coûter et la manière de les financer. Nous voulons plus de structure, mais pas des structures plus chères, et surtout, plus d’efficacité dans l’affectation des moyens. Au lieu de dépenser des millions d’euros pour l’accueil des demandeurs d’asile ou des projets internationaux, on ferait mieux de s’assurer que chaque euro profite aux séniors flamands et à leurs aidants proches. À propos de ces derniers justement, la proposition dit qu’ils seront associés, mais on ne sait pas vraiment comment. Pour nous, les choses sont claires : les aidants proches méritent un soutien très concret, entre autres par le biais d’avantages fiscaux et d’une aide financière directe, et pas uniquement par une participation à des réunions ou des groupes de travail. Le ton et les accents de la proposition nous inquiètent également. Il y est beaucoup question de soins institutionnels, de structures résidentielles et d’analyses scientifiques à grande échelle alors que, pour nous, ce sont les familles et les communautés qui sont mieux à même de soigner les personnes démentes avec chaleur et humanité. Au lieu de tout formaliser et professionnaliser, il vaudrait mieux renforcer la structure de soins familiale. Enfin, un dernier point et pas le moindre : le texte propose d’accorder explicitement une place centrale à l’euthanasie et aux déclarations anticipées négatives. Ce sont là des questions éthiques très sensibles. Au Vlaams Belang, nous plaidons pour que l’on mette la vie au centre du processus, et non la mort. Plutôt que de se focaliser sur la fin de vie, les pouvoirs publics seraient bien inspirés d’investir davantage dans les soins palliatifs, l’accompagnement et l’amélioration de la qualité de vie des patients Alzheimer. Nous nous abstiendrons donc lors du vote. |
|
|||
Mevrouw Alice Bernard (PVDA‑PTB). – De PVDA‑PTB‑fractie zal de voorgestelde tekst steunen, omdat die een belangrijke kwestie aankaart die meer aandacht verdient. Wij verwelkomen alle oproepen om het probleem beter aan te pakken, en in het bijzonder de vraag naar een interfederaal actieplan om deze ziekte beter te bestrijden. Een nationaal plan is noodzakelijk. Personen met dementie in Vlaanderen, Brussel of Wallonië hebben recht op dezelfde zorg. Een van de problemen die tijdens de besprekingen aan bod kwamen, is de versnippering van de bevoegdheden. Er zijn verschillende beleidsniveaus bij de zaak betrokken; er wordt parallel beleid gevoerd, maar zonder onderlinge afstemming. Jarenlang heeft België een tendens gekend van versnippering en opsplitsing van alle bevoegdheden, en zo zijn we terechtgekomen in situaties zoals we die vandaag kennen. Op het gebied van de behandeling van alzheimer en de zorg voor personen met dementie zijn de staatshervormingen steeds ingrijpender geworden, wat ertoe heeft geleid dat in Vlaanderen, Wallonië, Brussel en op federaal niveau uiteenlopende initiatieven worden genomen. Dat is inefficiënt en personen met dementie zijn hiervan het slachtoffer. De PVDA‑PTB is van mening dat er moet worden gestreefd naar een federalisering van de gezondheidszorg, die een groot deel van de versnipperingsproblemen zou kunnen oplossen, zodat er een coherenter beleid kan komen. De tekst mist op dat punt wat ambitie. Een tweede struikelblok dat we in de tekst zien, is het gebrek aan financiering. De indieners van het voorstel willen terecht veel meer initiatieven nemen ten voordele van personen met dementie, maar tegelijkertijd stellen we vast dat het regeerakkoord van de Arizonacoalitie de groeivoet verlaagt en dus bespaart op de gezondheidszorg, terwijl er net bijkomende middelen nodig zijn. Er is een tekort aan personeel in de woonzorgcentra en de instellingen, en er is een gebrek aan budget. Er moeten dus beslissingen worden genomen, die niet worden vermeld in de tekst die ons hier wordt voorgelegd. Maar aangezien de wil er is om de zorg voor personen met alzheimer en andere vormen van dementie te verbeteren, meer initiatieven te nemen en die beter te coördineren op federaal niveau, zullen wij deze resolutie steunen. |
Mme Alice Bernard (PVDA‑PTB). – Le groupe PVDA‑PTB va soutenir le texte qui est proposé, car il soulève une question importante, qui demande une attention accrue. Nous saluons tous les appels à mieux prendre le problème en main, et notamment la demande d’un plan d’action interfédéral pour mieux lutter contre cette maladie. Un plan national est nécessaire. Une personne qui souffre de démence en Flandre, à Bruxelles ou en Wallonie a droit aux mêmes soins. Un des problèmes abordés lors des discussions concerne la fragmentation des compétences. Différents niveaux de pouvoir sont impliqués ; des politiques sont menées en parallèle, mais sans correspondances entre elles. Pendant des années, la Belgique a connu une tendance à la fragmentation, à l’éclatement de toutes les compétences, et c’est ainsi qu’on aboutit à des situations comme celle qu’on connaît. Dans le domaine de la prise en charge de la maladie d’Alzheimer et des personnes qui souffrent de démence, les réformes de l’État ont été de plus en plus profondes et ont conduit à des situations qui font que des initiatives différentes sont prises en Flandre, en Wallonie, à Bruxelles, et au fédéral. C’est inefficace, et les personnes atteintes de démence en sont les victimes. Pour le PVDA‑PTB, il faut s’orienter vers une fédéralisation des soins de santé qui pourrait résoudre bon nombre des problèmes de fragmentation, afin d’aboutir à une politique plus cohérente. Le texte manque un peu d’ambition à ce sujet. Un deuxième écueil que nous voyons dans le texte, c’est la question du manque de financement. Les auteurs de la proposition veulent à juste titre prendre beaucoup plus d’initiatives en faveur des personnes atteintes de démence, mais en même temps, on constate que l’accord de gouvernement de la coalition Arizona réduit la norme de croissance, et économise donc sur les soins de santé, alors que des ressources supplémentaires sont justement nécessaires. Il manque du personnel dans les maisons de repos et les institutions, il manque les budgets. Il y a donc des décisions à prendre, qui ne sont pas mentionnées dans le texte qui nous est présenté. Mais puisqu’il y a cette volonté de mieux prendre en charge les personnes qui souffrent d’Alzheimer et d’autres démences, de prendre plus d’initiatives et de mieux les coordonner au niveau fédéral, nous soutiendrons cette résolution. |
|
|||
Mevrouw Özlem Özen (PS). – Vandaag behandelen we in dit halfrond een cruciaal thema dat veel van onze medeburgers, hun families en hun naasten raakt: de behandeling van de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten. Ik wens de indieners van de oorspronkelijke tekst, Gaëtan Van Goidsenhoven, Viviane Teitelbaum, Jean‑Paul Wahl, Stéphanie Thoron, Philippe Dodrimont en Anne‑Charlotte d’Ursel, te bedanken voor de gelegenheid die ze ons hebben geboden om in de Senaat de verschillende aspecten van dit thema met de nodige aandacht te bestuderen. Ik wil eveneens onze collega Goedele Liekens bedanken voor haar bijdrage via het voorstel van resolutie met betrekking tot de preventie, screening en behandeling van de ziekte van Alzheimer, die de oorspronkelijke tekst verder heeft verrijkt. Tot slot wil ik de rapporteur, mijn collega Nadia El Yousfi, en de diensten van de Senaat bedanken, die zoals altijd uitstekend werk hebben geleverd om te komen tot de tekst die we vandaag bespreken. De leden van de Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen hebben de gelegenheid gehad om tal van experts te horen en met hen in debat te gaan. Aangrijpende getuigenissen hebben ons doen inzien dat neurodegeneratieve ziekten, zoals de ziekte van Alzheimer of de ziekte van Parkinson, niet zomaar ziekten zijn, maar ware menselijke beproevingen voor zowel de getroffen personen als hun omgeving. Het dagelijks leven brengt tal van uitdagingen met zich mee, niet alleen voor de patiënten, maar ook voor hun naasten. Het is onze plicht als politici om de bevolking bewust te maken van deze problematiek en ervoor te zorgen dat iedereen die door deze ziekten wordt getroffen de juiste ondersteuning en zorg krijgt. Helaas is de realiteit vaak heel anders. Families staan meestal machteloos tegenover een gezondheidszorgsysteem dat de nodige coördinatie en middelen mist. Zorgverleners, die vaak in de frontlinie staan, moeten het hoofd bieden aan moeilijke werkomstandigheden en aan een gebrek aan specifieke opleiding. In de huidige tijd, die wordt getekend door economische oorlogen, bezuinigingen en aangekondigde besparingen in de sociale zekerheid en de gezondheidszorg, is het van essentieel belang dat patiënten en hun naasten de nodige ondersteuning krijgen. Het is dan ook van het grootste belang dat we de middelen vinden om actie te ondernemen. We moeten alle beleidsniveaus sensibiliseren om een ambitieus gezondheidszorgbeleid te financieren dat een globale en aangepaste aanpak garandeert. Dit betekent dat de multidisciplinaire teams moeten worden versterkt, dat gezondheidswerkers, met name huisartsen, voortdurend moeten worden bijgeschoold en dat er ondersteuningsprogramma’s moeten worden ontwikkeld voor mantelzorgers, die vaak over het hoofd worden gezien. Mijn collega Nadia El Yousfi en ikzelf hebben samen amendementen ingediend om de mantelzorgers, die essentiële pijlers van de Belgische gezondheidszorg zijn, te ondersteunen. Mantelzorgers werken meestal in de schaduw, hun inzet blijft te vaak onzichtbaar, terwijl ze onmisbaar zijn voor het goed functioneren van onze samenleving. La Ligue des familles schat dat er in België bijna 800 000 mantelzorgers zijn. Toch hebben zij moeite om zichzelf als mantelzorger te zien, omdat de maatschappelijke erkenning uitblijft. Nochtans is hun dagelijkse inzet enorm. Ze begeleiden, ondersteunen en zorgen regelmatig voor een naaste in een afhankelijkheidssituatie. Dat geldt in het bijzonder voor mantelzorgers van mensen met een neurodegeneratieve aandoening. Wij vonden het dan ook essentieel om de aanbevelingen die het welzijn van die mantelzorgers bevorderen, verder te onderbouwen. Bovendien wilden we de genderdimensie bij mantelzorg extra in de verf zetten, aangezien mantelzorgers vaak vrouwen zijn. De PS‑fractie heeft overigens in de Senaat een tekst ingediend, een voorstel van resolutie teneinde de rol van mantelzorger door een ‘genderbril’ te bekijken. We hopen dit voorstel spoedig in commissie te kunnen bespreken. Tot slot wil ik het belang van bewustmaking benadrukken. Het is tijd om het taboe rond neurodegeneratieve aandoeningen te doorbreken en hier openlijk over te praten in de samenleving, om de uitdagingen beter te begrijpen. Stigmatisering hoort niet thuis in onze gezondheidsinstellingen of in rust- en verzorgingstehuizen. Zoals we hebben gezien bij de stemming in de commissie: samen kunnen we bouwen aan een gezondheidszorg die de mens centraal stelt. Samen kunnen we een betere toekomst bieden aan mensen met neurodegeneratieve ziekten en aan hun families. De socialistische fractie zal het voorliggende voorstel steunen, omdat dit thema volgens haar een sociale, economische en sanitaire urgentie vormt die de steun van alle partijen verdient. |
Mme Özlem Özen (PS). – Aujourd’hui, dans notre hémicycle, nous abordons une thématique cruciale qui touche beaucoup de nos concitoyens, leur famille et leurs proches : la prise en charge de la maladie d’Alzheimer et autres maladies apparentées. Je tiens à remercier les auteurs du texte initial, Gaëtan Van Goidsenhoven, Viviane Teitelbaum, Jean‑Paul Wahl, Stéphanie Thoron, Philippe Dodrimont et Anne‑Charlotte d’Ursel, de nous avoir permis d’examiner au Sénat avec toute l’attention requise les différents volets de la thématique. Je remercie également notre collègue Goedele Liekens pour sa contribution via la proposition de résolution relative à la prévention, au dépistage et au traitement de la maladie d’Alzheimer, qui a permis d’enrichir le texte de départ. Je remercie enfin la rapporteuse, ma collègue Nadia El Yousfi, ainsi que les services du Sénat, qui ont comme toujours effectué un travail remarquable pour aboutir au texte qui est soumis aujourd’hui à notre examen. Les membres de la commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes ont eu l’occasion d’entendre de nombreux experts et de débattre avec eux. Des témoignages poignants nous ont permis de comprendre que les maladies neurodégénératives, comme la maladie d’Alzheimer ou la maladie de Parkinson, ne sont pas seulement des maladies, mais de véritables épreuves humaines pour les personnes atteintes comme pour leur entourage. Les défis à relever dans la vie quotidienne sont nombreux pour ceux qui en souffrent, mais aussi pour leurs proches. Il est de notre devoir, en tant qu’hommes et femmes politiques, de sensibiliser la population sur cette thématique et de veiller à ce que chaque personne touchée par ces maladies reçoive un soutien et des soins adéquats. Malheureusement, la réalité est souvent bien différente. Les familles se retrouvent la plupart du temps désemparées, confrontées à un système de santé qui manque de coordination et de ressources. Les professionnels de la santé, qui sont souvent en première ligne, doivent faire face à des conditions de travail difficiles et à un manque de formation spécifique. Dans les temps que nous vivons, marqués par des guerres économiques, des périodes d’austérité et des économies annoncées dans la sécurité sociale et les soins de santé, il est essentiel d’assurer la prise en charge des malades et de leurs proches. Il est impératif de se donner les moyens d’agir. Nous devons sensibiliser tous les niveaux de pouvoir en vue du financement de politiques sanitaires ambitieuses qui garantissent une prise en charge globale et adaptée. Cela passe par le renforcement des équipes pluridisciplinaires, par la formation continue des professionnels de la santé, notamment des médecins de famille, ainsi que par le développement de programmes de soutien pour les aidants proches, souvent oubliés. Avec ma collègue Nadia El Yousfi, nous avons déposé des amendements visant à soutenir les aidants proches, qui sont des piliers essentiels du système de santé belge. Les aidants agissent la plupart du temps dans l’ombre, leur travail étant trop souvent invisibilisé, mais ces personnes sont réellement indispensables au bon fonctionnement de notre société. La Ligue des familles estime qu’il existe près de 800 000 aidants proches en Belgique. Ceux‑ci peinent toutefois à s’identifier comme tels, tant leur reconnaissance sociale fait défaut. Leur implication au quotidien est pourtant immense. Ils accompagnent, soutiennent, prennent en charge de manière régulière l’un de leurs proches en état de dépendance. Cela est particulièrement vrai pour les aidants proches des personnes atteintes de maladies neurodégénératives. Nous trouvions indispensable d’étayer les recommandations promouvant le bien‑être des aidants proches de personnes atteintes de maladies neurodégénératives, qui sont majoritairement des femmes. Il convenait aussi d’insister sur la dimension du genre en ce qui concerne les aidants proches. Le groupe PS a d’ailleurs déposé au Sénat un texte sur le sujet. Il s’agit d’une proposition de résolution visant à appréhender le rôle d’aidant proche sous les « lunettes du genre ». Nous espérons pouvoir bientôt l’examiner en commission. Enfin, je voudrais insister sur l’importance de la sensibilisation. Il est temps de briser le tabou qui entoure les maladies neurodégénératives et d’en parler ouvertement au sein de la société pour mieux en comprendre les enjeux. La stigmatisation n’a pas sa place dans nos structures sanitaires ou dans les maisons de repos et de soins. Nous l’avons vu lors du vote en commission : nous pouvons bâtir ensemble un système de santé qui place l’humain au cœur des préoccupations. Ensemble, nous pouvons offrir un avenir meilleur aux personnes qui souffrent de maladies neurodégénératives et à leur famille. Le groupe socialiste soutiendra le texte à l’examen, car cette thématique constitue à ses yeux une urgence sociale, économique et sanitaire qui mérite le soutien de tous les partis. |
|
|||
Mevrouw Bianca Debaets (cd&v). – Ik wil op mijn beurt, naar goede traditie, de initiatiefnemers van harte bedanken, maar ook de diensten van de Senaat, die onder meer in de laatste zitting van de commissie heel hard hebben gewerkt om alle amendementen en dergelijke in goede banen te leiden. Daarnaast wil ik ook zeggen hoe sterk ik onder de indruk was van alle experten die zijn komen spreken in onze hoorzittingen. Het zijn allemaal mensen met heel veel kennis en expertise, die zich ook bijzonder hard inzetten voor wat ze doen. Ik was ook in het bijzonder getroffen door de mantelzorger die is komen spreken, de heer Fissette. Ik wil graag één zin die hij heeft uitgesproken met jullie delen: “Wie zorgt voor een persoon die getroffen is door de ziekte van Alzheimer, kent een 24‑urenwerkdag”. Iemand die gezond is, werkt acht uur. Bij wie hard werkt, kan dat wel eens oplopen tot tien uur. Voor mensen die een aantal zaken combineren, of in verkiezingstijden, of wanneer een tekst moet worden afgewerkt, kan het wel eens elf uur worden. Maar hier gaat het om 24 uur. En eigenlijk is ook dat nog niet voldoende, aldus de heer Fissette, want je zorgt 24 uur op 24 voor je partner of voor de persoon met wie je samenleeft, maar daarbij komen dan ook nog eens de nachten waarin je wakker ligt omdat je je zorgen maakt over hoe het verder moet en hoe de toekomst er zal uitzien. Ik denk dat dit ons allemaal heel sterk heeft aangegrepen en vooral het besef heeft doen groeien dat we naar nieuwe modellen moeten evolueren, dat we de middelen goed zullen moeten inzetten en dat we zullen moeten samenwerken. Het doet ons ook beseffen dat die mantelzorgers een centrale rol opnemen, omdat zij de zwaarste fysieke en mentale last dragen. Het begint vaak al in de beginfase van de ziekte met het zoeken naar de gepaste hulp. We wonen gelukkig in een land met een goed uitgebouwd medisch- en zorgaanbod, maar toch blijft het vaak een kluwen waarin we de juiste zorg moeten vinden. Daarnaast is er ook de eenzaamheid. Ik denk dat we allemaal gezegend zijn – ik wens het jullie toe – met familie en met vrienden. Dat is ook zo voor de mensen die getroffen zijn door dementie en jongdementie. Dat zijn mensen die actief in het beroepsleven stonden, die vrienden hadden waarmee ze op restaurant of naar een museum konden gaan. En plots valt dat stil, zoals we ook konden horen in de getuigenis van de mantelzorger. Misschien zeg je iets dat niet helemaal samenhangend is, of lukken sommige zaken gewoon niet meer, en plots staat de telefoon stil en word je niet meer meegevraagd op weekend, op restaurant of met de vriendinnen om samen iets te doen. Een tweede punt dat mij heeft aangegrepen is de armoedeval, die eigenlijk heel logisch is. Als je zelf bent getroffen door de ziekte, kan je niet meer voltijds werken of misschien helemaal niet meer werken. Daardoor moet de spaarpot worden aangesproken, zeker bij jongere mensen, en die spaarpot zal langzaam leeglopen. Voorts moet ook de mantelzorger zijn beroepsactiviteit verminderen en soms zelf stopzetten, want die zorg is er 24 op 24. De armoedeval voor mensen die getroffen zijn door Alzheimer, en bij uitbreiding door andere neurodegeneratieve ziekten, is dus enorm groot. Ten derde wil ik aanhalen dat we het landschap van de ouderenzorg moeten herdenken. Het gaat dan niet alleen om investeringen; dat zou bijna eenvoudiger zijn. Het heeft ook te maken met een mentaliteitswijziging en met out of the box durven denken. Over dat punt vond ik de tussenkomst van professor Adam, professor psychologie aan de universiteit van Luik, heel treffend. Ik zou hier een quiz kunnen organiseren en vragen of onze hartslag stijgt of daalt wanneer we iemand zien die een witte schort draagt, medisch personeel dus. Wel, uw hartslag zal stijgen omdat dan onbewust het stressniveau toeneemt. Dat geldt ook wanneer je in een klinische setting of ziekenhuis komt: dan stijgt automatisch het stressniveau en stresshormoon. Anderzijds weten we allemaal, zoals onderzoekers aantonen, dat iedereen die door een ziekte, en zeker door een neurodegeneratieve ziekte, wordt getroffen, er alle baat bij heeft om in een huiselijke setting terecht te komen, een woonzorgcentrum of een zorginstelling die warm, gezellig en huiselijk aanvoelen. Meer nog, uit de hoorzitting bleek ook dat de inrichting en de kost ervan niet hoger is dan wanneer gebouwd wordt volgens een steriel model. Dan is de vraag toch waarom we onze woonzorgcentra blijven inrichten alsof dat halve ziekenhuizen zijn. Ik heb dit aan de professor gevraagd maar hij had er ook geen verklaring voor. Het is wellicht iets cultureels. Ik geloof echter dat we dat kunnen herdenken. Dit waren een drietal punten die mij, en u allen, diep geraakt hebben. Mijn conclusie is uiteraard dat wij dit als cd&v zullen steunen, en meer nog, elk initiatief steunen dat streeft naar een toekomst zonder dementie, en zolang dat niet kan, naar een beter leven met dementie. |
Mme Bianca Debaets (cd&v). – Comme nous avons coutume de le faire, j’aimerais à mon tour remercier chaleureusement les auteurs, ainsi que les services du Sénat, qui ont eu en particulier du fil à retordre lors de la dernière réunion de commission pour gérer tous les amendements et assurer le bon déroulement des travaux. Je souhaite également souligner à quel point tous les experts que nous avons entendus lors des auditions m’ont impressionnée par leurs connaissances, leur expertise et la manière dont ils s’investissent corps et âme dans ce qu’ils font. J’ai aussi été très touchée par le témoignage de l’aidant proche, M. Fissette. J’aimerais reprendre cette phrase qu’il a prononcée : « Celui qui s’occupe d’une personne atteinte de la maladie d’Alzheimer a une journée de travail de plus de 24 heures. » Une personne sans problème de santé travaille huit heures. La journée de travail d’un travailleur acharné peut monter jusqu’à dix heures, voire onze lorsque l’intéressé combine plusieurs activités, assume des responsabilités en période électorale ou doit finaliser un travail. Mais, en l’occurrence, il s’agit d’être sur le pont 24 heures sur 24 et, selon M. Fissette, cela n’est même pas suffisant, car en plus de s’occuper du malade 24 heures sur 24, l’aidant proche passe parfois des nuits blanches à se demander de quoi sera fait l’avenir et comment il devrait s’y prendre pour la suite. Je pense que ce témoignage nous a tous profondément émus et qu’il a surtout renforcé la prise de conscience que nous devons évoluer vers de nouveaux modèles, qu’il nous faudra collaborer et utiliser à bon escient les moyens disponibles. Ce témoignage nous sensibilise également au rôle central joué par les aidants proches, qui assument la charge physique et mentale la plus lourde, souvent dès les débuts de la maladie lorsqu’une aide adaptée doit être cherchée. Nous vivons heureusement dans un pays où l’offre médicale et de soins est bien étoffée, mais trouver les soins adaptés reste malgré tout souvent un parcours du combattant. À cela s’ajoute la solitude. Nous aimons tous partager des moments avec nos proches. Cela vaut aussi pour les personnes atteintes de démence ou de démence précoce. Alors qu’elles étaient actives dans la vie professionnelle et pouvaient visiter un musée ou aller au restaurant avec des amis, tout s’arrête brusquement pour elles, comme nous l’avons entendu dans le témoignage de l’aidant proche. Elles ne sont plus conviées à des sorties parce qu’elles tiennent des propos qui ne sont plus toujours cohérents ou simplement parce qu’elles ne parviennent plus à faire certaines choses. Un deuxième point qui m’a beaucoup touchée est le risque de pauvreté auquel sont logiquement exposées ces personnes frappées par la maladie. Ne pouvant plus travailler à temps plein ou parfois même plus du tout, elles sont contraintes de puiser dans leurs économies, qui s’épuisent lentement, surtout lorsque les intéressés sont encore relativement jeunes. En outre, l’aidant proche doit, lui aussi, réduire ses activités professionnelles, voire les suspendre, car il est sollicité 24 heures sur 24. Les personnes atteintes de la maladie d’Alzheimer ou d’autres maladies neurodégénératives sont donc confrontées à un risque majeur de paupérisation. Le troisième point que j’aimerais souligner est la nécessité de repenser le paysage des soins aux personnes âgées. En l’occurrence, ce n’est pas seulement une question d’investissement ; ce serait presque trop simple. Un changement de mentalité s’impose également et il faut oser pousser la réflexion hors des sentiers battus. Sur ce point, j’ai trouvé très percutante l’intervention de M. Adam, professeur de psychologie à l’université de Liège. Je pourrais faire un quizz pour demander si, à votre avis, notre rythme cardiaque augmente ou diminue lorsque nous voyons un membre du personnel soignant en blouse blanche. La réponse est qu’il augmente, car cela accroît inconsciemment notre niveau de stress. Le même phénomène se produit lorsque nous entrons dans un hôpital ou une structure hospitalière : le niveau de stress et la concentration de l’hormone du stress augmentent automatiquement. Par ailleurs, nous savons tous – et les études scientifiques le prouvent – que toute personne atteinte d’une maladie, a fortiori d’une maladie neurodégénérative, gagne à être prise en charge dans une structure aux allures domestiques, dans un centre de soins résidentiels ou un établissement de soins où il règne l’atmosphère agréable et chaleureuse d’un chez‑soi. On retiendra aussi de l’audition que le coût d’aménagement d’une telle structure n’est pas plus élevé que celui d’une structure construite selon un modèle stérile. Nous pouvons dès lors nous demander pourquoi nous continuons à aménager les centres de soins résidentiels comme des semi‑hôpitaux. J’ai posé la question au professeur, mais il n’avait pas non plus d’explication. Il y a peut‑être une dimension culturelle. Je crois en tout cas que c’est un aspect qui peut être repensé. Ces trois points m’ont profondément touchée, comme nous tous. J’aimerais conclure en soulignant que le cd&v soutiendra bien évidemment la proposition à l’examen, comme il soutiendra toute initiative visant à venir à bout de la démence et, tant que nous n’y serons pas parvenus, à promouvoir un monde où l’on peut mieux vivre avec la démence. |
|
|||
Mevrouw Marie‑Claire Mvumbi (Les Engagés). – In de eerste plaats dank ik onze collega’s van Mouvement réformateur dat ze het initiatief hebben genomen om ons de problematiek van de ziekte van Alzheimer ter kennis te brengen. Dankzij het onderzoek van dit voorstel van resolutie konden we bijzonder interessante hoorzittingen organiseren. De belangrijkste vaststelling die daaruit is naar voor gekomen, is duidelijk: personen die getroffen worden door Alzheimer en hun mantelzorgers hebben een overduidelijke nood aan betere erkenning en ondersteuning, zowel sociaal, psychisch, financieel als medisch. De hoorzittingen hebben eveneens verschillende essentiële punten onder de aandacht gebracht die we in de tekst wilden opnemen. Het was immers belangrijk voor ons eraan te herinneren dat de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten vandaag een belangrijke uitdaging op het vlak van volksgezondheid vormen. Toch is er nog steeds een enorm gebrek aan toegankelijke informatie. Verschillende sprekers hebben onderstreept dat de zieken en hun families vaak alleen staan tegenover die ziekte, zonder te weten tot wie zich te wenden of welke hulp ze kunnen vragen. Die eenzaamheid heeft voor een groot deel te maken met te weinig of zelfs onbestaande sensibilisering over die ziekte. Nochtans is het fundamenteel te onderstrepen dat 45 % van de gevallen kan voorkomen of vertraagd worden door betere preventie van de risicofactoren. Regelmatige fysieke activiteit, gezonde voeding, cognitieve en sociale stimulansen zijn allemaal middelen om de ziekte te voorkomen. Een echte sensibiliserings- en preventiecampagne is dus nodig, niet alleen om het optreden van de symptomen uit te stellen en de complicaties te beperken, maar ook om een juister, menselijker en meer genuanceerd beeld te geven van de ziekte. Elk geval is uniek maar tijdens de hoorzittingen is één zaak overduidelijk geworden: de getroffen personen hebben er nood aan omringd te worden en zoveel mogelijk hun houvast te behouden, zowel in hun woonplaats als in hun sociale omgeving. We moeten dus dringend voorrang geven aan oplossingen waarmee die houvast kan behouden blijven, in het bijzonder door thuiszorg uit te bouwen en door, in de mate van het mogelijke, de voorkeur te geven aan thuiszorg boven institutionalisering in gemedicaliseerde instellingen, die vaak niet aangepast zijn aan de specifieke behoeften van dementiepatiënten. In die optiek moeten we ook de opleiding van zorgverleners, huisartsen, geriaters, ergotherapeuten, neuropsychologen, enz. herbekijken, zodat die opleiding volledig aangepast is aan de realiteit en aan de specifieke kenmerken van de ziekte van Alzheimer. Het is ook van belang agisme en infantilisering van oudere personen tegen te gaan, door een gecoördineerd zorgtraject op te zetten vanaf de diagnose, waarbij psychologen, ergotherapeuten en gespecialiseerde maatschappelijk assistenten worden ingeschakeld. De organisatie van multidisciplinaire geheugenconsultaties, waarbij neurologen, geriaters, neuropsychologen worden betrokken, moet de norm worden. |
Mme Marie‑Claire Mvumbi (Les Engagés). – Je remercie tout d’abord nos collègues du Mouvement réformateur d’avoir pris l’initiative de porter à notre connaissance la problématique de la maladie d’Alzheimer. L’examen de cette proposition de résolution a permis d’organiser de nombreuses auditions particulièrement intéressantes. Le constat majeur qui s’en dégage est clair : les personnes atteintes de la maladie d’Alzheimer et leurs aidants proches ont un besoin criant d’une meilleure reconnaissance et d’un soutien, qu’il soit social, psychologique, financier ou médical. Les auditions ont également mis en lumière plusieurs éléments substantiels que nous avons souhaité intégrer au texte. Il était notamment important pour nous de rappeler que la maladie d’Alzheimer et les maladies apparentées représentent aujourd’hui un enjeu majeur de santé publique. Pourtant, un manque cruel d’accessibilité à l’information persiste. De nombreux intervenants ont souligné que les malades et leurs familles se retrouvent souvent seuls face à cette maladie, sans savoir vers qui se tourner ni quelles aides demander. Cette solitude est en grande partie liée à une sensibilisation encore trop faible, voire totalement absente, autour de cette pathologie. Et pourtant, il est fondamental de souligner qu’environ 45 % des cas pourraient être prévenus ou retardés par une meilleure prévention des facteurs de risque. Une activité physique régulière, une alimentation saine, une stimulation cognitive et sociale sont autant de moyens de prévenir cette maladie. Une véritable campagne de sensibilisation et de prévention s’impose donc, non seulement pour retarder l’apparition des symptômes et limiter les complications, mais aussi pour offrir une image plus juste, plus humaine et plus nuancée de la maladie. Chaque cas est unique, mais lors des auditions, une chose s’est avérée incontournable : les personnes atteintes ont besoin d’être entourées et de conserver autant que possible leurs repères habituels, qu’ils soient liés à leur lieu de vie ou à leur environnement social. Il est donc urgent de favoriser les solutions qui permettent de maintenir ces repères, notamment en développant les soins à domicile et en les préférant, dans la mesure du possible, à l’institutionnalisation dans des structures médicalisées, souvent inadaptées aux besoins spécifiques des patients atteints de démence. Dans cette optique, nous devons également revoir la formation des soignants, médecins généralistes, gériatres, ergothérapeutes, neuropsychologues, etc., afin qu’elle soit pleinement adaptée à la réalité et aux spécificités de la maladie d’Alzheimer. Il s’agit aussi de lutter contre l’âgisme et l’infantilisation des personnes âgées, en instaurant un parcours de soins coordonnés dès le diagnostic, accueillant notamment des psychologues, des ergothérapeutes et des assistants sociaux spécialisés. La mise en place de consultations mémoire pluridisciplinaires, réunissant neurologues, gériatres, neuropsychologues, doit devenir la norme. |
|
|||
Mevrouw Caroline Desalle (Les Engagés). – Een ander gegeven dat vaak wordt vergeten is jongdementie. Deze vorm van dementie treft mensen jonger dan 65 jaar, die nog werken. De patiënten krijgen te maken met specifieke financiële en sociale problemen terwijl er geen aangepaste structuur is om hen op te vangen. Het lijkt ons in deze context noodzakelijk om de oprichting van gespecialiseerde zorginstellingen voor jongdementie aan te moedigen, zoals in Vlaanderen, waar op heden 23 erkende instellingen zijn, terwijl die in Brussel en Wallonië niet bestaan. Deze instellingen worden gefinancierd door de gewesten, wat de kosten drukt voor de bewoners, terwijl de zorg gericht en aangepast is. Wallonië en Brussel zouden dit voorbeeld moeten volgen en er de nodige middelen voor inzetten. In de lijn van dit idee, pleiten wij voor de oprichting van een nationaal analyse- en onderzoekscentrum voor de ziekte van Alzheimer, of minstens de oprichting van een dergelijk centrum in Wallonië en Brussel. Dit centrum zou de opdracht hebben normen vast te leggen voor de zorg, meer bepaald wat er concreet moet worden begrepen onder “kwaliteitszorg”. Het centrum kan ook de doeltreffendheid van de verschillende initiatieven op dit gebied evalueren, rigoureuze vergelijkende studies uitvoeren om de kosten en baten van de genomen initiatieven te analyseren en het kan ook als scheidsrechter optreden bij de ontwikkeling van projecten op gewestelijk en nationaal niveau. De rol van de mantelzorgers, die vaak onzichtbaar blijven, dient geherwaardeerd en beter ondersteund te worden. Mantelzorger zijn zou nooit een verplichting mogen zijn, maar wel een geïnformeerde keuze. Tot op vandaag is de fysieke, mentale en emotionele belasting van deze mensen zeer zwaar. Het gebrek aan steun, de stress, de uitputting, de hoge kosten en het gebrek aan respijt maken hun rol nog moeilijker. Het is dus uiterst belangrijk om de verenigingen en structuren voor respijtzorg voor mantelzorgers beter te ondersteunen, zodat mantelzorgers even kunnen uitblazen, afstand kunnen nemen en daarna hun rol terug kunnen opnemen zonder daar zelf een prijs voor te moeten betalen op het vlak van gezondheid. Daarnaast is ook het opzetten van een nationaal dementieregister een noodzakelijk initiatief om een nauwkeurige epidemiologische monitoring mogelijk te maken en de coördinatie tussen de verschillende beleidsniveaus te verbeteren. Dit register zou kunnen zorgen voor een efficiëntere, coherentere en billijkere aanpak op het hele grondgebied. Al deze elementen zouden geïntegreerd moeten worden in een gestructureerd federaal Alzheimerplan, dat wordt opgesteld in overleg met alle beleidsniveaus. Het plan dient duidelijke engagementen en doordachte, uitgewerkte en op korte, middellange en lange termijn gebudgetteerde voorstellen te bevatten. Ook dient er een speciaal onderdeel aan jongdementie te worden gewijd. Vanuit dit oogpunt stellen wij voor om het Federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg (KCE) te belasten met het uitvoeren van een grondige studie over de kosten die verband houden met de ziekte van Alzheimer en hun impact op de gezondheidssector en de medisch‑sociale sector. Het is de bedoeling om uiteindelijk een waar model van aanpak uit te bouwen op nationaal niveau, dat tegelijk efficiënt, humaan en duurzaam is. Tot slot moeten de fundamentele rechten van personen die Alzheimer hebben centraal staan bij alles wat we ondernemen. Dit betekent dat we de principes van het VN‑Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap volledig moeten integreren in het overheidsbeleid met betrekking tot dementie. Dit punt wordt gesteund door een grote meerderheid van de commissieleden. Om alle reeds genoemde redenen, en ook omdat niemand weet of hij op een dag met deze ziekte te maken zal krijgen, hetzij persoonlijk, hetzij via een naaste, verzoek ik u in naam van Les Engagés om dit voorstel van resolutie te steunen. Het is het resultaat van grondige werkzaamheden in de commissie, die plaatsvonden in een sfeer waarbij samenwerking en gedeelde verantwoordelijkheid voorop stonden. Zoals mijn collega van de MR reeds zei: laten wij onze krachten bundelen! |
Mme Caroline Desalle (Les Engagés). – Un autre enjeu souvent négligé est celui de la démence précoce, qui touche les personnes de moins de 65 ans encore en activité professionnelle. Ces patients se retrouvent face à des difficultés économiques et sociales spécifiques, sans structure adaptée pour les accueillir. À ce titre, il nous semble indispensable d’encourager la création de centres de soins résidentiels spécialisés dans la démence précoce, à l’instar de ce qui existe en Flandre, où l’on compte actuellement 23 centres reconnus, alors qu’il n’en existe aucun en Wallonie et à Bruxelles. Ces établissements financés par les Régions permettraient de réduire les coûts pour les résidents tout en assurant une prise en charge spécifique et adaptée. La Wallonie et Bruxelles devraient pouvoir s’inspirer de ce modèle pour y consacrer les moyens nécessaires. Dans le prolongement de cette idée, nous plaidons pour la création d’un centre d’analyse et de recherche sur la maladie d’Alzheimer au niveau national, à tout le moins pour l’instauration d’un tel centre en Wallonie et à Bruxelles. Celui‑ci aurait pour mission de fixer des normes en matière de soins, notamment en définissant ce que l’on entend concrètement par « soins de qualité ». Il permettrait également d’évaluer l’efficacité des actions mises en œuvre, de produire des études comparatives rigoureuses sur les effets bénéfiques et les coûts des initiatives existantes et de jouer un rôle d’arbitre dans le développement de projets à l’échelle régionale et nationale. Par ailleurs, le rôle des aidants proches, souvent invisibilisés, doit être revalorisé et mieux soutenu. Être aidant proche ne devrait jamais être une obligation par défaut, mais bien un choix éclairé. Pourtant, aujourd’hui, la charge physique, mentale et émotionnelle qui pèse sur ces personnes est immense. Elle est encore alourdie par le manque de soutien, le stress, l’épuisement, les coûts de personnel élevés et l’absence de répit. Il est donc crucial de renforcer le soutien aux associations et structures de répit qui accompagnent les aidants pour leur permettre de souffler, de se ressourcer et de continuer à jouer leur rôle sans y laisser leur santé. La création d’un registre national de la démence est également un levier essentiel pour assurer un suivi épidémiologique précis et améliorer la coordination entre les différents niveaux de pouvoir. Un tel registre permettrait une prise en charge plus efficace, plus cohérente et plus équitable sur l’ensemble du territoire. Tous ces éléments devront être intégrés dans un plan fédéral Alzheimer structuré, élaboré en concertation avec l’ensemble des niveaux de pouvoir. Ce plan devra contenir des engagements clairs, des propositions concrètes et réalistes, ainsi qu’un budget adapté à court, moyen et long terme. Il devra également comporter un volet spécifique consacré à la démence précoce. Dans cette perspective, nous proposons de mandater le Centre fédéral d’expertise des soins de santé (le KCE) pour réaliser une étude approfondie sur les coûts de la maladie d’Alzheimer et leur impact sur le système de santé ainsi que sur le secteur médicosocial. L’objectif est de parvenir à l’élaboration d’un véritable modèle de prise en charge à l’échelle nationale, qui soit à la fois efficace, humain et durable. Enfin, le respect des droits fondamentaux des personnes atteintes de la maladie d’Alzheimer doit rester au cœur de toutes nos actions. Cela implique d’intégrer pleinement les principes de la Convention des Nations unies relative aux droits des personnes handicapées dans les politiques publiques en matière de démence, un point qui a été partagé par une large majorité des membres de la commission. Pour toutes les raisons que j’ai évoquées, et parce que nul n’est à l’abri d’être un jour concerné par cette maladie, que ce soit directement ou à travers un proche, je vous invite, au nom des Engagés, à soutenir cette proposition de résolution qui est le fruit d’un travail approfondi mené en commission dans un esprit de collaboration et de responsabilité partagée. Comme l’a dit mon collègue du MR, unissons nos forces ! |
|
|||
Mevrouw Nawal Maghroud (Vooruit). – Jammer genoeg ken ik ook mensen die dementie of jongdementie hebben gehad, en die niet meer onder ons zijn. Ik weet dus welke impact dat heeft op de nabije omgeving. Helaas is genezing tot op vandaag niet mogelijk, zodat ondersteuning en zorg heel belangrijk zijn. Er gebeurt al heel veel in Vlaanderen, maar niettemin is dit een heel goed initiatief van collega Liekens. Hartelijk dank daarvoor en ik dank ook de collega’s voor de verschillende amendementen. Alzheimer kent immers geen grenzen. Wie daarmee geconfronteerd is, ‘heeft het zitten’, of dat nu in Wallonië is of in Vlaanderen. Vooruit is de partij van de zorg, dus wij steunen uiteraard dit initiatief. |
Mme Nawal Maghroud (Vooruit). – J’ai malheureusement aussi connu des personnes atteintes de démence ou de démence précoce, qui ne sont plus des nôtres aujourd’hui. Je n’ignore donc pas quelle incidence cela peut avoir sur l’entourage proche. À l’heure actuelle, la guérison n’est malheureusement pas possible, si bien que le soutien et les soins sont d’une importance cruciale. Même s’il existe déjà beaucoup de choses dans ce domaine en Flandre, l’initiative prise ici par notre collègue Goedele Liekens n’en est pas moins excellente. Je tiens d’ailleurs à la remercier, ainsi que les collègues qui ont déposé des amendements. La maladie d’Alzheimer n’a, en effet, pas de limites. Celles et ceux qui y sont confrontés ne rigolent pas, que ce soit en Wallonie ou en Flandre. Vooruit est le parti des soins, raison pour laquelle nous soutiendrons bien évidemment cette initiative. |
|
|||
De heer Hajib El Hajjaji (Ecolo‑Groen). – Het voorliggende voorstel van resolutie biedt een antwoord op een belangrijke uitdaging op het vlak van de volksgezondheid. De ziekte van Alzheimer en andere neurodegeneratieve ziekten vormen een immense uitdaging voor onze samenleving, een uitdaging die uiteraard de taalgrenzen in ons land, en zelfs de Europese grenzen, overschrijdt. Men schat het aantal mensen met de ziekte van Alzheimer in België op 200 000. Dat cijfer zou kunnen verdrievoudigen tegen 2050 door de vergrijzing. Jaarlijks worden 30 000 nieuwe gevallen gediagnosticeerd. Maar achter die cijfers schuilen gezichten, families, naasten die dagelijks strijd leveren. Een van de mooiste films die subtiel en meesterlijk die ziekte in beeld brengen, is de film The father van 2020 waarin Anthony Hopkins de rol van de vader vertolkt. Die film toont de evolutie van de ziekte in het hoofd van een persoon die verward raakt, die zijn houvast in ruimte en tijd verliest, en de weerslag daarvan op zijn familie en naasten. Door vandaag voor deze resolutie te stemmen, denk ik niet alleen aan de realiteit die in die film wordt weergegeven, maar ook aan alle families en mensen in ons land die te kampen hebben met deze ziekte of die klaarstaan om waardevolle hulp te bieden aan de zieken. Het verheugt me dat deze resolutie is uitgebreid tot andere neurodegeneratieve ziekten. Die uitbreiding is er gekomen dankzij de werkzaamheden in de commissie. De ziekte van Parkinson, de ziekte van Charcot en frontotemporale dementie hebben een gemeenschappelijk kenmerk: ze evolueren traag, zijn ongeneeslijk en wegen zwaar op het leven van de zieken en hun mantelzorgers. Het is ook belangrijk om in onze aanpak het probleem van de omgevingsfactoren op te nemen. Dat punt is essentieel voor mijn fractie. Er lopen vandaag onderzoeken naar de rol van langdurige blootstelling aan bepaalde atmosferische polluenten, pesticiden en zware metalen en zelfs van chronische blootstelling aan lawaai in het optreden of het versnellen van neurodegeneratieve stoornissen. We moeten dus afstappen van de zuiver biomedische visie en erkennen dat neurologische gezondheid ook de afspiegeling is van ons milieu. Een senator heeft trouwens het belang onderstreept van gezonde voeding en sport. Onze gezondheid lijdt onder het ontbreken van een gezonde omgeving. De kwaliteit van onze voeding en van de lucht die we inademen, is afhankelijk van ons leefmilieu. Ieder van ons moet zich inzetten om ons leefmilieu te beschermen. Naast deze menselijke problematiek en het milieuaspect, is er nog een ander element waarmee we rekening moeten houden, namelijk de aanzienlijke maatschappelijke kost. In België schat men de kost van de behandeling van personen met dementie, medische zorg, huisvesting, thuishulp en indirecte kosten, op verschillende miljarden euro per jaar. Die kosten zullen pijlsnel stijgen als we niet vanaf vandaag een gecoördineerd beleid ontwikkelen op het vlak van preventie, vroegtijdige diagnose en begeleiding. Het is dus tijd om een antwoord te bieden dat opgewassen is tegen die uitdaging, een menselijk antwoord, een wetenschappelijk antwoord gebaseerd op solidariteit en wetenschap, waarover sommigen vandaag graag denigrerend doen. Taboes doorbreken, onderzoek ondersteunen, thuiszorg versterken, hulpverleners begeleiden, de oorzaken en de wortels van het probleem aanpakken, in het bijzonder op milieuvlak, dat is de collectieve verantwoordelijkheid die we opnemen door vandaag deze tekst goed te keuren. Door deze resolutie aan te nemen, bevestigen we onze wil om te handelen en informeren we de andere parlementen in ons land, zodat zij ook resoluties aannemen. Op die manier bouwen we aan een rechtvaardigere samenleving, waarin meer aandacht is voor kwetsbaren, een samenleving die veerkrachtiger is tegenover de uitdagingen van morgen. U heeft het al begrepen, de Ecolo‑Groenfractie zal deze tekst steunen in de verbeterde versie die vandaag voorligt in onze assemblee. |
M. Hajib El Hajjaji (Ecolo‑Groen). – La proposition de résolution à l’examen répond à un enjeu majeur de santé publique. La maladie d’Alzheimer ainsi que les autres maladies neurodégénératives représentent un défi immense pour notre société, un défi qui dépasse évidemment les frontières linguistiques de notre pays, voire les frontières de l’Europe. On estime qu’en Belgique, 200 000 personnes vivent avec la maladie d’Alzheimer et que ce chiffre pourrait tripler d’ici 2050 en raison du vieillissement de la population. Chaque année, 30 000 nouveaux cas sont diagnostiqués. Mais, derrière ces chiffres, il y a des visages, des familles, des proches qui se battent au quotidien. Un des plus beaux films montrant de manière aussi subtile que magistrale cette maladie est le film « The father », de 2020, dans lequel Anthony Hopkins incarne le père. Ce film montre l’évolution de la maladie dans la tête d’une personne qui confond, qui perd ses repères dans l’espace et dans le temps, et son incidence sur la famille et les proches. En votant ce texte aujourd’hui, je pense non seulement à cette réalité décrite dans le film, mais aussi à toutes les familles ainsi qu’à tous ceux qui, dans notre pays, font face à cette maladie ou se mobilisent pour apporter une aide précieuse aux malades. Je me réjouis que cette résolution élargisse le champ aux autres maladies neurodégénératives, élargissement que l’on doit aux travaux réalisés en commission. La maladie de Parkinson, la maladie de Charcot ainsi que les démences fronto‑temporales ont un point commun : elles évoluent lentement, sont incurables et pèsent lourdement sur la vie des malades et des aidants proches. Il importe également d’intégrer dans notre approche la question des facteurs environnementaux, un point essentiel pour mon groupe. L’exposition prolongée à certains polluants atmosphériques, aux pesticides et aux métaux lourds et même le bruit chronique font actuellement l’objet d’études en tant qu’ils sont des éléments pouvant contribuer à l’apparition ou à l’accélération de troubles neurodégénératifs. Nous devons donc sortir d’une vision purement biomédicale pour reconnaître que la santé neurologique est aussi le reflet de notre environnement. Une sénatrice a d’ailleurs souligné l’importance d’une alimentation saine et de la pratique du sport. La santé pâtit de l’absence d’un cadre sain. La qualité de notre alimentation et de l’air que nous respirons est tributaire de l’environnement dans lequel nous vivons. Nous devons chacun et chacune nous atteler à préserver et à protéger notre environnement. Outre cette problématique humaine et l’aspect environnemental, il y a aussi un autre élément dont il faut tenir compte, à savoir le coût social considérable. En Belgique, on estime que la prise en charge des personnes atteintes de démence, les soins médicaux, l’hébergement, l’aide à domicile, les coûts indirects représentent plusieurs milliards d’euros par an. Des coûts qui exploseront si nous ne développons pas dès aujourd’hui des politiques coordonnées de prévention, de diagnostic précoce et d’accompagnement. Il est donc temps d’apporter une réponse qui soit à la hauteur de l’enjeu, une réponse humaine, une réponse scientifique fondée sur la solidarité et sur la science, que d’aucuns se plaisent à dénigrer aujourd’hui. Briser les tabous, soutenir la recherche, renforcer les soins de proximité, accompagner les aidants, s’attaquer aux causes et aux racines du problème, notamment sur le plan environnemental, telle est la responsabilité collective que nous assumons en approuvant ce texte aujourd’hui. En adoptant cette résolution, nous affirmons notre volonté d’agir, nous éclairons aussi les autres parlements de notre pays afin qu’ils prennent eux aussi des résolutions et, partant, nous développons une société plus juste, plus attentive aux plus vulnérables, plus résiliente aux défis de demain. Vous l’aurez compris, le groupe Ecolo‑Groen soutiendra ce texte dans la version améliorée qui est présentée aujourd’hui à notre assemblée. |
|
|||
Mevrouw Goedele Liekens (Open Vld). – Deze resolutie is tot stand gekomen door samenwerking, door gedeeld enthousiasme en engagement. Dit is een heel mooi voorbeeld van samenwerking over de partijgrenzen heen. Ik had inderdaad een eigen voorstel van resolutie ingediend om enkele accenten te leggen, ter aanvulling van het voorstel van collega Van Goidsenhoven, die voor Open Vld heel belangrijk zijn. Ik zal er drie opnoemen. Voor ons is sensibilisering over de invloed van levensstijl op het ontstaan en het verloop van de ziekte heel belangrijk. Veel deskundigen hebben daar ook tijdens de hoorzittingen over gesproken en het is belangrijk dat de bevolking daarover ingelicht wordt. Ten tweede vinden wij het belangrijk om mensen heel concreet en praktisch te informeren over het opstellen van een voorafgaande zorgvolmacht en van een negatieve wilsverklaring. We weten allemaal dat je daar tijdig mee moet beginnen, zeker in afwachting van een betere euthanasiewetgeving, die er hopelijk deze legislatuur komt. Ten derde willen we de nadruk leggen op het betrekken van de niet‑professionele mantelzorgers bij het hele beleidsproces, om te luisteren naar hun noden en hun suggesties. Zij zitten er immers dag en nacht met hun neus bovenop en hebben nood aan veel ondersteuning. Het opzet was om de meest pertinente suggesties uit beide resoluties te combineren en aan te vullen met de zeer waardevolle informatie die de deskundigen ons nog hebben gegeven tijdens de vele hoorzittingen, naast de zeer aangrijpende getuigenissen. Ik heb een aantal amendementen ingediend op het initiële voorstel, die zowat allemaal zijn aangenomen. Het was dus echt een samenwerking en daarom ligt deze resolutie mij heel nauw aan het hart. Ik denk dat deze resolutie een mijlpaal is. Ze geeft voor het eerst richting aan hoe we in ons land – want deze thematiek gaat over de gewesten heen – willen omgaan met deze zeer ingrijpende ziekten, de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie. Deze aandoening zal met de vergrijzing alleen maar toenemen. Dit is des te belangrijk omdat deze ziekte niet alleen raakt aan het individu, maar aan hele families, hele gemeenschappen en aan onze zorgstructuren. Bovendien is ze heel ingrijpend. Ze raakt aan onze kwetsbaarheid, aan vragen over autonomie, waardigheid, levenskwaliteit. Ze plaatst een enorme druk op de mantelzorgers, op alle zorgverleners en het hele zorgsysteem. Daarom is dit een belangrijke resolutie. Ze biedt geen snelle oplossingen, omdat die er niet zijn. Ze bouwt wel een stevige en duurzame basis op, die inzet op preventie, op vroegtijdige diagnose, op aangepaste zorg, op het versterken en ondersteunen van de mantelzorgers en ten slotte – heel belangrijk voor Open Vld – het recht op zelfbeschikking. Ik wil tot slot nog zeggen dat deze resolutie een begin is, maar geen eindpunt. Het is aan ons om hier verder op te gaan bouwen en niet alleen om hier vandaag te stemmen, maar ook te waken over de uitvoering ervan. Laten we niet vergeten dat achter elk cijfer een heel verhaal zit, een persoon, een hele gemeenschap en een hele familie. Het is voor hen dat we dit doen. Wij stemmen voor. |
Mme Goedele Liekens (Open Vld). – La présente résolution est le fruit d’une coopération, d’un enthousiasme et d’un engagement partagés. Quel bel exemple de collaboration, au‑delà des clivages politiques. Il est vrai que pour compléter la proposition de M. Van Goidsenhoven, j’avais déposé ma propre proposition de résolution pour mettre l’accent sur certains points très importants pour l’Open Vld. J’en citerai trois. Premièrement, il est essentiel pour mon parti d’attirer l’attention du citoyen sur l’incidence de son mode de vie sur l’apparition et l’évolution de la maladie. De nombreux experts en ont parlé lors des auditions et il est important que la population en soit informée. Deuxièmement, nous estimons qu’il est essentiel de fournir à la population des informations très concrètes et pratiques sur l’établissement d’un mandat de protection future et d’une déclaration anticipée négative. Nous savons tous qu’il faut s’y prendre à temps, en particulier dans l’attente d’une meilleure législation en matière d’euthanasie qui, espérons‑le, sera adoptée sous l’actuelle législature. Troisièmement, nous souhaitons souligner l’importance d’associer les aidants proches non professionnels à l’élaboration de l’ensemble du processus de décision, afin d’écouter leurs besoins et leurs suggestions. En effet, ils soignent leurs proches jour et nuit et ont besoin de beaucoup de soutien. L’objectif était de combiner les suggestions les plus pertinentes des deux résolutions et de les compléter par les informations très précieuses que les experts nous ont fournies lors des nombreuses auditions, en plus des témoignages particulièrement émouvants. J’ai déposé plusieurs amendements à la proposition initiale, qui ont presque tous été adoptés. La résolution finale est donc le résultat d’une véritable collaboration et c’est la raison pour laquelle elle me tient fort à cœur. Je pense qu’elle constitue une étape importante. Pour la première fois, elle donne des orientations sur la façon dont notre pays – car cette thématique dépasse largement les Régions – doit aborder ces maladies très lourdes de conséquences que sont la maladie d’Alzheimer et d’autres formes de démences. Cette affection ne fera que s’accroître avec le vieillissement de la population. Elle est d’autant plus importante qu’elle touche non seulement les individus, mais aussi des familles et des communautés entières ainsi que nos structures de soins. En outre, elle a un impact totalement bouleversant. Elle touche à notre vulnérabilité, aux questions relatives à l’autonomie, à la dignité, à la qualité de vie. Elle exerce une pression considérable sur les aidants proches, sur tous les prestataires de soins et sur l’ensemble du système de soins. C’est pour cela que cette résolution est si importante. Elle ne propose pas de solutions toutes faites, car elles sont inexistantes. Elle repose sur une base solide et durable, axée sur la prévention, le diagnostic précoce, des soins adaptés, le renforcement et le soutien des aidants proches, et enfin – très important pour l’Open Vld – le droit à l’autodétermination. Enfin, je voudrais encore ajouter que cette résolution est un début, mais pas un point final. Il nous appartient de continuer à l’enrichir, et non seulement de la voter aujourd’hui, mais aussi de veiller à sa mise en œuvre. N’oublions pas que derrière chaque chiffre, il y a une personne, une communauté et une famille entières. C’est pour elles que nous avons élaboré ce texte. Nous voterons donc en faveur de la résolution. |
|
|||
– De bespreking is gesloten. |
– La discussion est close. |
|
|||
– De stemming over het voorstel van resolutie heeft later plaats. |
– Il sera procédé ultérieurement au vote sur la proposition de résolution. |
|
|||
Benoeming van een afgevaardigde van de Senaat bij de Internationale Vergaderingen en Raden |
Nomination d’un délégué du Sénat auprès des Assemblées et Conseils internationaux |
|
|||
Parlementaire Assemblee van de NAVO |
|
||||
De voorzitter. – De volgende wijziging wordt voorgesteld in de samenstelling van de Senaatsafvaardiging bij de Parlementaire Assemblee van de Noord‑Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO): |
M. le président. – La modification suivante est proposée dans la composition de la délégation du Sénat à l’Assemblée parlementaire de l’Organisation du Traité de l’Atlantique Nord (OTAN) : |
|
|||
– mevrouw Özlem Özen vervangt de heer Malik Ben Achour als plaatsvervangende afgevaardigde. |
– Mme Özlem Özen remplace M. Malik Ben Achour comme délégué suppléant. |
|
|||
(Instemming) |
(Assentiment) |
|
|||
– Hiervan zal kennis worden gegeven aan de minister van Buitenlandse Zaken en aan de voorzitter van de Parlementaire Assemblee van de NAVO. |
– Il en sera donné connaissance au ministre des Affaires étrangères et au président de l’Assemblée parlementaire de l’OTAN. |
|
|||
Samenstelling van de commissies |
|
||||
De voorzitter. – Bij de Senaat werd een voorstel ingediend tot wijziging van de samenstelling van de commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen: |
Le président. – Le Sénat est saisi d’une demande tendant à modifier la composition de la commission des Affaires transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes : |
|
|||
– De heer Marc Hendrickx vervangt de heer Koen Dillen als lid. |
– M. Marc Hendrickx remplace M. Koen Dillen comme membre. |
|
|||
(Instemming) |
(Assentiment) |
|
|||
Inoverwegingneming van voorstellen |
|
||||
De voorzitter. – De lijst van de in overweging te nemen voorstellen werd elektronisch meegedeeld. Zijn er opmerkingen? Aangezien er geen opmerkingen zijn, beschouw ik die voorstellen als in overweging genomen en verzonden naar de commissies die door het Bureau zijn aangewezen. |
M. le président. – La liste des propositions à prendre en considération a été communiquée par voie électronique. Y a‑t‑il des observations ? Puisqu’il n’y a pas d’observations, ces propositions sont considérées comme prises en considération et renvoyées à la commission indiquée par le Bureau |
|
|||
(De lijst van de in overweging genomen voorstellen wordt in de bijlage opgenomen.) |
(La liste des propositions prises en considération figure en annexe.) |
|
|||
Stemmingen |
|
||||
(De naamlijsten worden in de bijlage opgenomen.) |
(Les listes nominatives figurent en annexe.) |
|
|||
Voorstel van resolutie betreffende de behandeling van de ziekte van Alzheimer en aanverwante ziekten (van de heer Gaëtan Van Goidsenhoven, mevrouw Viviane Teitelbaum, de heer Jean‑Paul Wahl, mevrouw Stéphanie Thoron, de heer Philippe Dodrimont en mevrouw Anne‑Charlotte d’Ursel; Doc. 8‑31) |
|
||||
Stemming nr. 1 |
Vote no 1 |
|
|||
Aanwezig: 45 |
Présents : 45 |
|
|||
– Het voorstel van resolutie is aangenomen. |
– La proposition de résolution est adoptée. |
|
|||
– De resolutie zal worden overgezonden aan de eerste minister, aan de vice‑eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, aan de minister van Consumentenbescherming, Sociale Fraudebestrijding, Personen met een handicap en Gelijke Kansen, aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers, aan de voorzitters van de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten en aan de minister‑presidenten van de Gemeenschappen en de Gewesten. |
– La résolution sera communiquée au premier ministre, au vice‑premier ministre et ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, au ministre de la Protection des consommateurs, de la Lutte contre la fraude sociale, des Personnes handicapées et de l’Égalité des chances, au président de la Chambre des représentants, aux présidents des parlements des Communautés et des Régions et aux ministres‑présidents des Communautés et des Régions. |
|
|||
– Ten gevolge van deze stemming vervalt het voorstel van resolutie met betrekking tot de preventie, screening en behandeling van de ziekte van Alzheimer (van mevrouw Goedele Liekens; Doc. 8‑68). |
– À la suite de ce vote, la proposition de résolution relative à la prévention, au dépistage et au traitement de la maladie d’Alzheimer (de Mme Goedele Liekens ; Doc. 8‑68) devient sans objet. |
|
|||
De voorzitter. – Ik geef het woord aan mevrouw Capoen voor een stemverklaring. |
M. le président. – Je donne la parole à Mme Capoen pour une explication de vote. |
|
|||
Mevrouw An Capoen (N‑VA). – Allereerst wil ik de diensten bedanken en meer bepaald het secretariaat van de commissie, Ariane, Freia en Virginie. Deze dames zijn onmisbaar en hebben er meermaals voor gezorgd dat we ons met onze vele amendementen niet in de nesten werkten. Zij staan altijd klaar met correct juridisch en praktisch advies. Mijn dank daarvoor is groot. Ik kom nu bij de resolutie zelf. Uiteraard is alzheimer een groeiend probleem, maar – u zult het niet graag horen – een resolutie in de Senaat is niet de snelste weg naar een oplossing daarvoor. Uit de resolutie zelf en uit de talrijke hoorzittingen blijkt dat heel wat best practices in Vlaanderen al worden geïmplementeerd. Ik denk aan een dementieplan, duidelijke websites met informatie voor patiënten, gespecialiseerde zorgen, residentiële centra en een heleboel andere zaken. Misschien kan een snellere aanpak dan ook bestaan in een copy‑paste van deze aanpak naar Wallonië en Brussel. Ik wil graag nog een paar uitspraken van mevrouw Henry, voorzitster van de Franstalige Alzheimer liga, meegeven. Zij vroeg ons om aan realpolitik te doen en niet te eisen wat niet realiseerbaar is, geen middelen te vragen die er niet zijn en redelijk te zijn. Ze vroeg ons ook optimistisch te blijven, want het leven stopt niet na een alzheimerdiagnose. Dat kunnen we het best allemaal voor ogen houden. Ze zei ook dat iedereen kan helpen en dat we allemaal ons best moeten doen om tot een oplossing te komen. Zelf wil ik daaraan toevoegen dat we voor de oplossing niet altijd naar de overheid moeten kijken. Men zegt wel eens: it takes a village to raise a child. Misschien moeten we dat adagium ook doortrekken naar onze ouderenzorg. |
Mme An Capoen (N‑VA). – Tout d’abord, je tiens à remercier les services et, en particulier, les secrétaires de commission, Ariane, Freia et Virginie. Ce sont des femmes indispensables qui nous ont plusieurs fois tirés d’embarras avec nos nombreux amendements. Elles sont toujours de bon conseil sur le plan pratique et juridique. Je les en remercie chaleureusement. J’en viens à la résolution proprement dite. Bien entendu, la maladie d’Alzheimer est un problème de plus en plus sérieux. Cependant, même si vous ne serez pas heureux de l’entendre, l’adoption d’une résolution au Sénat n’est pas le moyen le plus rapide de résoudre ce problème. Il ressort de la résolution même et de toutes les auditions qu’un grand nombre de bonnes pratiques sont déjà appliquées en Flandre. Je songe au plan flamand sur la maladie d’Alzheimer, aux sites internet fournissant des informations claires aux patients, aux soins spécialisés, aux centres résidentiels et à toutes sortes d’autres choses. Il serait dès lors peut‑être plus rapide de copier simplement cette approche flamande en Wallonie et à Bruxelles. Je souhaiterais encore relayer quelques propos de Mme Henry, présidente de la Ligue Alzheimer francophone. Elle nous a demandé de faire de la realpolitik, de ne pas exiger l’impossible, de ne pas solliciter de moyens inexistants et d’être raisonnables. Elle nous a aussi priés de demeurer optimistes, car la vie ne s’arrête pas une fois que la maladie d’Alzheimer a été diagnostiquée ; nous ferions mieux de ne pas l’oublier. Elle a aussi déclaré que chacun pouvait apporter sa contribution et que nous devions tous faire de notre mieux pour aboutir à une solution. Personnellement, je voudrais ajouter que nous ne devons pas toujours nous reposer sur les autorités pour trouver une solution. On dit bien qu’il faut tout un village pour élever un enfant. Peut‑être devrions‑nous aussi appliquer cet adage à la prise en charge des personnes âgées. |
|
|||
(Applaus) |
(Applaudissements) |
|
|||
Regeling van de werkzaamheden |
|
||||
De voorzitter. – De agenda van deze vergadering is afgewerkt. De volgende vergadering vindt plaats op vrijdag 23 mei. |
M. le président. – L’ordre du jour de la présente séance est ainsi épuisé. La prochaine séance aura lieu le vendredi 23 mai. |
|
|||
(De vergadering wordt gesloten om 11.15 uur.) |
(La séance est levée à 11 h 15.) |
|
|||
Berichten van verhindering |
|
||||
Afwezig met bericht van verhindering: de dames Van Walle, Claes en Platteau en de heer Dodrimont, om gezondheidsredenen, en de heren Pieters, Slootmans, Buysse en Verheyden wegens andere plichten. |
Mmes Van Walle, Claes et Platteau et M. Dodrimont, pour raison de santé, MM. Pieters, Slootmans, Buysse et Verheyden, pour d’autres devoirs, demandent d’excuser leur absence à la présente séance. |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour information. |
|
|||
Bijlage |
|
||||
|
Naamstemmingen |
|
|||
|
Stemming nr. 1 |
Vote no 1 |
|||
|
Aanwezig: 45 |
Présents : 45 |
|||
|
Voor |
Pour |
|||
|
Ben Achour Malik, Bernard Alice, Blondel Vincent, Burssens Debby, Cocciolo Antonio, D'Hose Stephanie, Dalle Benjamin, Debaets Bianca, De Bue Valérie, De Roo Stijn, Desalle Caroline, Diallo Elhadj Moussa, Durenne Véronique, El Hajjaji Hajib, El Yousfi Nadia, Goffinet Anne-Catherine, Groothedde Celia, Koyuncu Hasan, Lambelin Anne, Liekens Goedele, Maghroud Nawal, Mvumbi Luzolo Marie-Claire, Özen Özlem, Segers Katia, Teitelbaum Viviane, Thoron Stéphanie, d'Ursel Anne-Charlotte, Van Gestel Raf, Van Goidsenhoven Gaëtan, Van Tendeloo Kelly, Verduyckt Kris, Wahl Jean-Paul, Witsel Thierry |
||||
|
Onthouding |
Abstention |
|||
|
Capoen An, Coel Arnout, Deckmyn Johan, Diericx Manu, Gryffroy Andries, Hendrickx Marc, Slagmulder Kristof, Tombeur Ine, Van dermeersch Anke, Vanlouwe Karl, Vanryckegem Griet, Verreyt Hans |
||||
In overweging genomen voorstellen |
|
||||
Voorstellen van resolutie |
Propositions de résolution |
|
|||
Voorstel van resolutie ter bestrijding van gendergerelateerde geweld, gelinkt aan de groeiende invloed van de “manosfeer” op jongens (van mevrouw Nadia El Yousfi en de heer Hasan Koyuncu; Doc. 8‑97/1). |
Proposition de résolution visant à lutter contre la violence genrée véhiculée par l’influence grandissante de la « manosphère » sur les jeunes garçons (de Mme Nadia El Yousfi et M. Hasan Koyuncu ; Doc. 8‑97/1). |
|
|||
– Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen |
– Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes |
|
|||
Voorstel van resolutie om de rol van vrouwen bij vredesopbouw te bevorderen (van mevrouw Özlem Özen en de heer Hasan Koyuncu; Doc. 8‑98/1). |
Proposition de résolution visant à accroître le rôle des femmes dans la construction de la paix (de Mme Özlem Özen et M. Hasan Koyuncu ; Doc. 8‑98/1). |
|
|||
– Commissie voor de Transversale Aangelegenheden – Gemeenschapsbevoegdheden – Gelijke kansen voor vrouwen en mannen |
– Commission des Matières transversales – Compétences communautaires – Égalité des chances entre les femmes et les hommes |
|
|||
Regering – Wijzigingen |
|
||||
Bij brief van 1 april 2025 zendt de eerste minister een afschrift over van het koninklijk besluit met als opschrift “Regering – Wijziging”. |
Par lettre du 1er avril 2025, le premier ministre transmet une copie de l’arrêté royal portant l’intitulé « Gouvernement – Modification ». |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Interministeriële Commissie voor humanitair recht |
|
||||
Bij brief van 12 maart 2025 zendt de voorzitster van de Interministeriële Commissie voor humanitair recht aan de Senaat over, overeenkomstig artikel 3, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 6 december 2000 betreffende de Interministeriële Commissie voor humanitair recht, het activiteitenverslag 2021 van de Interministeriële Commissie voor humanitair recht. |
Par lettre du 12 mars 2025, la présidente de la Commission interministérielle de droit humanitaire transmet au Sénat, conformément à l’article 3, § 1er, deuxième alinéa, de l’arrêté royal du 6 décembre 2000 relatif à la Commission interministérielle de droit humanitaire, le rapport d’activités 2021 de la Commission interministérielle de droit humanitaire. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Arresten |
|
||||
Met toepassing van artikel 113 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 113 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– het arrest nr. 46/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 11 en 12 van de wet van 11 juli 2023 tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, ingesteld door de vzw Aktiekomitee Red de Voorkempen en anderen (rolnummer 8152); |
– l’arrêt n° 46/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause le recours en annulation des articles 11 et 12 de la loi du 11 juillet 2023 modifiant les lois sur le Conseil d’État, coordonnées le 12 janvier 1973, introduit par l’ASBL Aktiekomitee Red de Voorkempen et autres (numéro du rôle 8152) ; |
|
|||
– het arrest nr. 47/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake de prejudiciële vragen over artikel 42 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de politierechtbank Oost‑Vlaanderen, afdeling Aalst (rolnummers 8184 en 8185); |
– l’arrêt n° 47/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 42 de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, posées par le tribunal de police de Flandre orientale, division d’Alost (numéros du rôle 8184 et 8185) ; |
|
|||
– het arrest nr. 48/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 166 van de wet van 9 februari 2024 houdende diverse bepalingen inzake economie (vervanging van artikel 67, § 2, tweede lid, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten), ingesteld door de bv Vermetal en anderen (rolnummer 8198); |
– l’arrêt n° 48/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause le recours en annulation de l’article 166 de la loi du 9 février 2024 portant dispositions diverses en matière d’économie (remplacement de l’article 67, § 2, alinéa 2, de la loi du 18 septembre 2017 relative à la prévention du blanchiment de capitaux et du financement du terrorisme et à la limitation de l’utilisation des espèces), introduit par la SRL Vermetal et autres (numéro du rôle 8198) ; |
|
|||
– het arrest nr. 49/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake de prejudiciële vraag over artikel 61, § 1, tweede lid, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, gesteld door de Raad van State (rolnummer 8210); |
– l’arrêt n° 49/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause la question préjudicielle concernant l’article 61, § 1er, alinéa 2, du décret de la Communauté flamande du 27 mars 1991 relatif au statut de certains membres du personnel de l’Enseignement communautaire, posée par le Conseil d’État (numéro du rôle 8210) : |
|
|||
– het arrest nr. 50/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 18 januari 2024 houdende diverse maatregelen betreffende het onderwijs (wijziging van artikel 16, § 2, van het decreet van 11 april 2014 tot regeling van de bekwaamheidsbewijzen en ambten in het door de Franse Gemeenschap georganiseerde en gesubsidieerde basis- en secundair onderwijs), ingesteld door Damien Piret (rolnummer 8254); |
– l’arrêt n° 50/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause le recours en annulation de l’article 3 du décret de la Communauté française du 18 janvier 2024 portant diverses mesures relatives à l’enseignement (modification de l’article 16, § 2, du décret du 11 avril 2014 réglementant les titres et fonctions dans l’enseignement fondamental et secondaire organisé et subventionné par la Communauté française), introduit par Damien Piret (numéro du rôle 8254) ; |
|
|||
– het arrest nr. 51/2025, uitgesproken op 20 maart 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 2, 4º, van de wet van 12 mei 2024 tot wijziging van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur en tot opheffing van de wet van 12 november 1997 betreffende de openbaarheid van bestuur in de provincies en gemeenten, ingesteld door Peter Verhaeghe en anderen (rolnummer 8271); |
– l’arrêt n° 51/2025, rendu le 20 mars 2025, en cause le recours en annulation de l’article 2, 4º, de la loi du 12 mai 2024 modifiant la loi du 11 avril 1994 relative à la publicité de l’administration et abrogeant la loi du 12 novembre 1997 relative à la publicité de l’administration dans les provinces et les communes, introduit par Peter Verhaeghe et autres (numéro du rôle 8271) ; |
|
|||
– het arrest nr. 52/2025, uitgesproken op 27 maart 2025, inzake de prejudiciële vragen over artikel 27 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, gesteld door het hof van beroep te Gent (rolnummers 8213 en 8214); |
– l’arrêt n° 52/2025, rendu le 27 mars 2025, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 27 de la loi du 31 mars 2010 relative à l’indemnisation des dommages résultant de soins de santé, posées par la cour d’appel de Gand (numéros du rôle 8213 et 8214) ; |
|
|||
– het arrest nr. 53/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de beroepen tot vernietiging van het decreet van het Vlaamse Gewest van 26 mei 2023 tot wijziging van de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening van 15 mei 2009, wat de woonreservegebieden betreft, ingesteld door de bv Degrimmo en Kristien Felix, door Marie Claude Crauwels en de cv CAV holdco en door de nv Herselinvest (rolnummers 8128, 8130 en 8131); |
– l’arrêt n° 53/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause les recours en annulation du décret de la Région flamande du 26 mai 2023 modifiant le Code flamand de l’aménagement du territoire du 15 mai 2009, en ce qui concerne les zones de réserve d’habitat, introduits par la SRL Degrimmo et Kristien Felix, par Marie Claude Crauwels et la SC CAV holdco et par la SA Herselinvest (numéros du rôle 8128, 8130 et 8131) ; |
|
|||
– het arrest nr. 54/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de prejudiciële vragen over de artikelen 4, § 1, tweede en derde lid, en 13, tweede lid, van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector, gesteld door de arbeidsrechtbank te Luik, afdeling Namen (rolnummer 8169); |
– l’arrêt n° 54/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause les questions préjudicielles concernant les articles 4, § 1er, alinéas 2 et 3, et 13, alinéa 2, de la loi du 3 juillet 1967 sur la prévention ou la réparation des dommages résultant des accidents du travail, des accidents survenus sur le chemin du travail et des maladies professionnelles dans le secteur public, posées par le tribunal du travail de Liège, division de Namur (numéro du rôle 8169) ; |
|
|||
– het arrest nr. 55/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de prejudiciële vraag over artikel 65/1, § 8, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, gesteld door de politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen (rolnummer 8172); |
– l’arrêt n° 55/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause la question préjudicielle concernant l’article 65/1, § 8, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière, posée par le tribunal de police d’Anvers, division d’Anvers (numéro du rôle 8172) ; |
|
|||
– het arrest nr. 56/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 107 van het Vlaamse decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, gesteld door de Raad van State (rolnummer 8187); |
– l’arrêt n° 56/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause les questions préjudicielles concernant l’article 107 du décret flamand du 18 mai 2018 relatif à la protection sociale flamande, posées par le Conseil d’État (numéro du rôle 8187) ; |
|
|||
– het arrest nr. 57/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de prejudiciële vragen betreffende artikel 26 van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande titel van het Wetboek van strafvordering, gesteld door het arbeidshof te Luik, afdeling Luik (rolnummers 8223 en 8224); |
– l’arrêt n° 57/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause les questions préjudicielles relatives à l’article 26 de la loi du 17 avril 1878 contenant le titre préliminaire du Code de procédure pénale, posées par la cour du travail de Liège, division de Liège (numéros du rôle 8223 et 8224) ; |
|
|||
– het arrest nr. 58/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake het beroep tot vernietiging van artikel 114 van de programmawet van 22 december 2023, ingesteld door de vzw FeBelGen en anderen (rolnummer 8266); |
– l’arrêt n° 58/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause le recours en annulation de l’article 114 de la loi‑programme du 22 décembre 2023, introduit par l’ASBL FeBelGen et autres (numéro du rôle 8266) ; |
|
|||
– het arrest nr. 59/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake het beroep tot vernietiging van de artikelen 19 en 20 van de ordonnantie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest van 25 april 2024 houdende wijziging van de Brusselse Huisvestingscode en het Wetboek der registratie‑, hypotheek- en griffierechten met het oog op de regeling van de gewestelijke registratie van huurovereenkomsten, ingesteld door de Ministerraad (rolnummer 8285); |
– l’arrêt n° 59/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause le recours en annulation des articles 19 et 20 de l’ordonnance de la Région de Bruxelles‑Capitale du 25 avril 2024 modifiant le Code bruxellois du logement et le Code des droits d’enregistrement, d’hypothèque et de greffe en vue d’organiser l’enregistrement régional des baux d’habitation, introduit par le Conseil des ministres (numéro du rôle 8285) ; |
|
|||
– het arrest nr. 60/2025, uitgesproken op 3 april 2025, inzake de prejudiciële vraag betreffende artikel I.1, eerste lid, 1º, a), van het Wetboek van economisch recht, gesteld door de ondernemingsrechtbank te Antwerpen, afdeling Hasselt (rolnummer 8286). |
– l’arrêt n° 60/2025, rendu le 3 avril 2025, en cause la question préjudicielle relative à l’article I.1, alinéa 1er, 1º, a), du Code de droit économique, posée par le tribunal de l’entreprise d’Anvers, division de Hasselt (numéro du rôle 8286). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Prejudiciële vragen |
|
||||
Met toepassing van artikel 77 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof aan de voorzitter van de Senaat kennis van: |
En application de l’article 77 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– de prejudiciële vraag over artikel 4 van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, gesteld door de arbeidsrechtbank Waals‑Brabant (rolnummer 8446); |
– la question préjudicielle concernant l’article 4 de la loi du 27 février 1987 relative aux allocations aux personnes handicapées, posée par le tribunal du travail du Brabant wallon (numéro du rôle 8446) ; |
|
|||
– de prejudiciële vragen over de artikelen 51/5, 51/8, 51/10, 57/1, § 3, eerste lid, 57/5ter, § 1, 57/6/7, § 4, eerste lid, en 57/24, eerste lid, van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, gesteld door de Raad van State (rolnummers 8449 en 8449, samengevoegde zaken). |
– les questions préjudicielles relatives aux articles 51/5, 51/8, 51/10, 57/1, § 3, alinéa 1, 57/5ter, § 1, 57/6/7, § 4, alinéa 1, et 57/24, alinéa 1, de la loi du 15 décembre 1980 sur l’accès au territoire, le séjour, l’établissement et l’éloignement des étrangers, posée par le Conseil d’État (numéros du rôle 8448 et 8449, affaires jointes). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Grondwettelijk Hof – Beroepen |
|
||||
Met toepassing van artikel 76 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, geeft de griffier van het Grondwettelijk Hof kennis aan de voorzitter van de Senaat van: |
En application de l’article 76 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, le greffier de la Cour constitutionnelle notifie au président du Sénat : |
|
|||
– het beroep tot gedeeltelijke vernietiging van het decreet van het Waalse Gewest van 25 april 2024 tot wijziging van diverse decreten betreffende het leefmilieu, ingesteld door de vzw Canopea (rolnummer 8447); |
– le recours en annulation partielle du décret de la Région wallonne du 25 avril 2024 modifiant divers décrets relatifs à l’environnement, introduit par l’ASBL Canopea (numéro du rôle 8447) ; |
|
|||
– het beroep tot vernietiging van de artikelen 5 en 6 van het decreet van het Waalse Gewest van 29 april 2024 tot wijziging van de artikelen 1, 2, 32, 83 en 92 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning en tot invoeging van een artikel 86bis, ingesteld door de vzw Fédération de l’énergie d’origine renouvelable et alternative en anderen (rolnummer 8450). |
– le recours en annulation des articles 5 et 6 du décret de la Région wallonne du 29 avril 2024 modifiant les articles 1er, 2, 32, 83 et 92 du décret du 11 mars 1999 relatif au permis d’environnement et insérant un article 86bis, introduit par l’ASBL Fédération de l’énergie d’origine renouvelable et alternative et autres (8450). |
|
|||
– Voor kennisgeving aangenomen. |
– Pris pour notification. |
|
|||
Hof van beroep |
|
||||
Bij brief van 9 april 2025 zendt de eerste voorzitter van het hof van beroep te Antwerpen, overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het hof van beroep te Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 2 april 2025. |
Par lettre du 9 avril 2025, le premier président de la cour d’appel d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de la cour d’appel d’Anvers, approuvé lors de l’assemblée générale du 2 avril 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Parketten |
|
||||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de procureur des Konings van Luik, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket van de procureur des Konings van Luik, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 27 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, le procureur du Roi de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet du procureur du Roi de Liège, approuvé lors de son assemblée de corps du 27 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de procureur des Konings te Oost‑Vlaanderen, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket van de procureur des Konings te Oost‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le procureur du Roi de Flandre orientale transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet du procureur du Roi de Flandre orientale, approuvé lors de son assemblée de corps du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de procureur des Konings van Waals‑Brabant, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het parket van de procureur des Konings van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, le procureur du Roi du Brabant wallon transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du parquet du procureur du Roi du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Arbeidsauditoraten |
|
||||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de arbeidsauditeur van Antwerpen, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidsauditoraat van Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, l’auditeur du travail d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée de corps du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de arbeidsauditeur van Henegouwen, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidsauditoraat van Henegouwen, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 24 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, l’auditrice du travail du Hainaut transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat du travail du Hainaut, approuvé lors de son assemblée de corps du 24 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de arbeidsauditeur van Leuven, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidsauditoraat van Leuven, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 26 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, l’auditrice du travail de Louvain transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat du travail de Louvain, approuvé lors de son assemblée de corps du 26 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 27 maart 2025 zendt de arbeidsauditeur van Waals‑Brabant, overeenkomstig artikel 346 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van het arbeidsauditoraat van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn korpsvergadering van 24 maart 2025. |
Par lettre du 27 mars 2025, l’auditeur du travail du Brabant wallon transmet au Sénat, conformément à l’article 346 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 de l’auditorat du travail du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée de corps du 24 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Rechtbanken van eerste aanleg |
|
||||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de Franstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président du tribunal de première instance francophone de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance francophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 1 april 2025 zendt de voorzitter van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 1er avril 2025, le président du tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance néerlandophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 3 april 2025 zendt de voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg van Namen, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg van Namen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2025. |
Par lettre du 3 avril 2025, la présidente du tribunal de première instance de Namur transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance de Namur, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Leuven overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, le président du tribunal de première instance de Louvain transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance de Louvain, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 28 maart 2025 zendt de voorzitster van de rechtbank van eerste aanleg van Limburg overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg van Limburg, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2025. |
Par lettre du 28 mars 2025, la présidente du tribunal de première instance du Limbourg transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance du Limbourg, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 8 april 2025 zendt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Luik, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg van Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2025. |
Par lettre du 8 avril 2025, le président du tribunal de première instance de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 29 maart 2025 zendt de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van Luxemburg, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag 2024 van de rechtbank van eerste aanleg van Luxemburg, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 27 maart 2025. |
Par lettre du 29 mars 2025, le président du tribunal de première instance du Luxembourg transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal de première instance du Luxembourg, approuvé lors de son assemblée générale du 27 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Arbeidsrechtbanken |
|
||||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitster van de arbeidsrechtbank van Antwerpen, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat, het werkingsverslag 2024 van de arbeidsrechtbank van Antwerpen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, la présidente du tribunal du travail d’Anvers transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal du travail d’Anvers, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Gent, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat, het werkingsverslag 2024 van de arbeidsrechtbank van Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président du tribunal du travail de Gand transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal du travail de Gand, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 4 april 2025 zendt de voorzitster van de arbeidsrechtbank van Henegouwen, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat, het werkingsverslag 2024 van de arbeidsrechtbank van Henegouwen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2025. |
Par lettre du 4 avril 2025, la présidente du tribunal du travail du Hainaut transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal du travail du Hainaut, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de arbeidsrechtbank van Luik, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat, het werkingsverslag 2024 van de arbeidsrechtbank van Luik, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président du tribunal du travail de Liège transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement 2024 du tribunal du travail de Liège, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Ondernemingsrechtbanken |
|
||||
Bij brief van 1 april 2025 zendt de voorzitter van de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de Franstalige ondernemingsrechtbank van Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 31 maart 2025. |
Par lettre du 1er avril 2025, le président du tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2024 du tribunal de l’entreprise francophone de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 31 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitster van de ondernemingsrechtbank van Gent, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de ondernemingsrechtbank van Gent, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, la présidente du tribunal de l’entreprise de Gand transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2024 du tribunal de l’entreprise de Gand, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de ondernemingsrechtbank van Waals‑Brabant, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de ondernemingsrechtbank van Waals‑Brabant, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 20 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président du tribunal de l’entreprise du Brabant wallon transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour 2024 du tribunal de l’entreprise du Brabant wallon, approuvé lors de son assemblée générale du 20 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Algemene vergaderingen van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken |
Assemblées générales des juges de paix et des juges aux tribunaux de police |
|
|||
Bij brief van 1 april 2025 zendt de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Brussel, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Brussel, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 24 maart 2025. |
Par lettre du 1er avril 2025, le président de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Bruxelles transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2024 de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Bruxelles, approuvé lors de son assemblée générale du 24 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Henegouwen, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Henegouwen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement du Hainaut transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2024 de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement du Hainaut, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Leuven, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Leuven, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 26 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Louvain transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2024 de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Louvain, approuvé lors de son assemblée générale du 26 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 8 april 2025 zendt de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Namen, overeenkomstig artikel 340, § 3, vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Namen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 8 avril 2025, le président de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Namur transmet au Sénat, conformément à l’article 340, § 3, alinéa 5, du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2024 de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Namur, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
Bij brief van 31 maart 2025 zendt de voorzitter van de algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement Oost‑Vlaanderen overeenkomstig artikel 340 van het Gerechtelijk Wetboek aan de Senaat over, het werkingsverslag voor 2024 van de Algemene vergadering van de vrederechters en de rechters in de politierechtbanken van het arrondissement van Oost‑Vlaanderen, goedgekeurd tijdens zijn algemene vergadering van 28 maart 2025. |
Par lettre du 31 mars 2025, le président de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Flandre orientale transmet au Sénat, conformément à l’article 340 du Code judiciaire, le rapport de fonctionnement pour l’année 2024 de l’assemblée générale des juges de paix et des juges aux tribunaux de police de l’arrondissement de Flandre orientale, approuvé lors de son assemblée générale du 28 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Economische Overheidsbedrijven
|
|
||||
Bij brief van 20 maart 2025 zenden de ombudsmannen voor telecommunicatie, overeenkomstig artikel 46, § 3, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, aan de Senaat over, het jaarverslag 2024 van de ombudsdienst voor telecommunicatie. |
Par lettre du 20 mars 2025, les médiateurs pour les télécommunications transmettent au Sénat, conformément à l’article 46, § 3, de la loi du 21 mars 1991 portant réforme de certaines entreprises publiques économiques, le rapport annuel 2024 du service de médiation pour les télécommunications. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||
Europees Parlement |
|
||||
Bij brief van 27 maart 2025 zendt de voorzitster van het Europees Parlement aan de Senaat over, de teksten aangenomen door het Europees Parlement tijdens zijn vergaderperiodes van 10 tot 13 maart 2025. |
Par lettre du 27 mars 2025, la présidente du Parlement européen transmet au Sénat les textes adoptés par le Parlement européen au cours de sa période de session du 10 au 13 mars 2025. |
|
|||
– Neergelegd ter Griffie. |
– Dépôt au Greffe. |
|
|||