Tweetalige printerversie Eentalige printerversie

Schriftelijke vraag nr. 5-8756

van Nele Lijnen (Open Vld) d.d. 17 april 2013

aan de vice-eersteminister en minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen

Genitale verminking bij vrouwen - Clandestiene besnijdenissen in België - Cijfergegevens - Opsporing en vervolging daders - Spreekrecht zorgverleners - Maatregelen

seksuele verminking
officiële statistiek
gerechtelijke vervolging
strafsanctie
beroepsgeheim

Chronologie

17/4/2013Verzending vraag
23/9/2013Rappel
21/11/2013Rappel
7/1/2014Antwoord

Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8755
Ook gesteld aan : schriftelijke vraag 5-8757

Vraag nr. 5-8756 d.d. 17 april 2013 : (Vraag gesteld in het Nederlands)

Op 27 februari 2013 organiseerde Amnesty International een dag tegen vrouwelijke genitale verminking. De campagne "end fgm now" loopt nog steeds in samenwerking met een Britse organisatie, the Orchid Project. Wereldwijd zijn reeds 140 miljoen meisjes en vrouwen slachtoffer geworden van deze barbaarse praktijken. Drie miljoen meisjes en vrouwen lopen jaarlijks het gevaar om hetzelfde lot te ondergaan. Het gevaar op genitale verminking wordt ook steeds vaker ingeroepen om een verblijfsvergunning te krijgen. Ook in België lopen vrouwen het gevaar besneden te worden. Het aantal vrouwen dat in ons land woont en besneden is, situeert zich rond de 6000. Dit zijn niet enkel vrouwen die in het land van herkomst besneden zijn en dan hier kwamen wonen, maar ook meisjes die hier geboren zijn en tijdens vakanties in het buitenland verminkt worden. Ondanks het feit dat genitale verminking verboden is, zijn er aanwijzingen dat ook in ons land clandestiene besnijdenissen plaatsvinden. Volgens bronnen lopen momenteel zo'n 2000 meisjes in België gevaar om dit lot te moeten ondergaan. Ondanks de verhoogde aandacht voor dit probleem door Amnesty International en de verhoogde waakzaamheid van hulporganisatie GAMS wordt het probleem niet kleiner, maar alleen groter. Het aantal besneden vrouwen in België blijft stijgen.

Ik had dan ook volgende vragen voor de ministers:

1) Kunt u accurate cijfers bezorgen over het aantal vrouwen in België die een besnijdenis hebben ondergaan en dit opgedeeld in 3 categorieën: de vrouwen die reeds besneden waren voor ze hier kwamen, de meisjes die hier geboren zijn maar in het buitenland besneden zijn tijdens een vakantie en de meisjes die hier clandestien een besnijdenis hebben ondergaan.

2) Uit welke landen zijn de vrouwen die geconfronteerd worden met genitale verminking afkomstig? Graag de top 3. Plant u gerichte acties ten opzichte van deze nationaliteiten? Wat is de timing?

3) Op genitale verminking staat in België een gevangenisstraf tot zeven jaar. Hoeveel daders van dit soort misdrijven worden jaarlijks opgepakt? Graag had ik de cijfers gekregen voor 2009, 2010, 2011 en 2012.

4) Hoeveel veroordelingen vinden jaarlijks plaats wegens het plegen van genitale verminking? Ook hier graag de cijfers voor 2009, 2010, 2011 en 2012.

5) Hoe worden de daders van genitale verminking opgespoord? Hoeveel klachten worden er jaarlijks ingediend?

6) Hoeveel vrouwen bieden zich jaarlijks aan bij onze artsen met infecties na een genitale verminking? Wat zijn de meest voorkomende klachten die door deze artsen worden geregistreerd?

7) Bent u voorstander van de uitbreiding van het spreekrecht van artsen, verplegend personeel, maatschappelijk assistenten die met dit probleem worden geconfronteerd?

8) Gaat u akkoord dat we de waakzaamheid omtrent dit probleem moeten verhogen? Welke acties zult u ondernemen om dit probleem aan te pakken? Welke timing voorziet u hiervoor?

Antwoord ontvangen op 7 januari 2014 :

Het is momenteel niet mogelijk om te beschikken over gegevens betreffende de incidentie van genitale verminking in België (dit wil zeggen het aantal nieuwe gevallen hier in België of bij terugkeer naar het land van herkomst van het gezin) want de praktijk is illegaal en dus gaan ouders niet op eigen initiatief melding maken van gevallen van besnijdenis (ouders weten dat ze voor dergelijke daden vervolgd kunnen worden). De enige manier om het aantal meisjes te kennen dat in België of bij terugkeer naar hun land tijdens de vakantie besneden werd, zou erin bestaan de uitwendige geslachtsorganen van kinderen tijdens preventieve consultaties (Office de la Naissance et de l’Enfance (ONE) en Kind&Gezin (K&G), PSE en CLB) regelmatig te onderzoeken. Niettemin blijkt dat in de praktijk het onderzoeken van de geslachtsorganen van meisjes geen deel uitmaakt van het algemene onderzoek, in tegenstelling tot bij jongens (waar men onderzoekt of de teelballen goed ingedaald zijn) en dat veel meisjes in hun kindertijd nooit een onderzoek van hun uitwendige geslachtsorganen gehad hebben.

De enige mogelijke studies in deze context zijn prevalentiestudies, dit wil zeggen de raming van het aantal besneden vrouwen die op ons grondgebied wonen, en de raming van het aantal meisjes die het risico lopen op een besnijdenis. De laatste prevalentiestudie inzake vrouwelijke genitale verminking in België dateert van 2010. Die studie – die beantwoordt aan de aanbevelingen van het Europees Parlement ter verbetering van de statistieken over het onderwerp – werd op vraag van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid uitgevoerd door het Instituut voor Tropische Geneeskunde van Antwerpen. In die studie werden de gegevens geanalyseerd die op 1 januari 2008 voorhanden waren.

Uit die studie bleek dat ons land op 1 januari 2008 6 260 vrouwen telde “die hoogstwaarschijnlijk reeds besneden zijn” en 1 975 meisjes “die het risico lopen op een besnijdenis”, hetzij een totale doelgroep van 8 235. Er dient te worden verduidelijkt dat het hier gaat om schattingen op basis van de prevalentie van genitale verminking in de landen van herkomst. Die cijfers zijn niet gebaseerd op een klinisch onderzoek. Het aantal besneden vrouwen wordt verkregen door de prevalentie in de landen van herkomst toe te passen op de gegevens van het bevolkingsregister, dat de oorspronkelijke nationaliteit van de vrouwen aangeeft. Meisjes die het risico op een besnijdenis lopen, zijn in België geboren meisjes van een besneden moeder. Aangezien de sociale druk heel zwaar is, lopen zij het gevaar om ook besneden te worden.

Als het aantal besneden vrouwen en meisjes die een risico op besnijdenis lopen, in België stijgt, is dat niet door een gebrek aan impact van de gevoerde preventieacties want die stijging vloeit niet voort uit een stijging van het aantal nieuwe gevallen maar veeleer uit de jaarlijkse komst van nieuwe besneden vrouwen die zich voegen bij diegenen die al in België verblijven. Die vrouwen op reproductieve leeftijd maken kinderen, en het aantal bevallingen van besneden vrouwen en het aantal meisjes die een risico op besnijdenis lopen, stijgen dus elk jaar.

Er is een nieuwe studie voorzien voor het jaar 2013 teneinde de ramingen voor het jaar 2011 bij te werken.

De specifieke doelstellingen van die nieuwe studie zijn:

De volgende gegevens moeten worden verzameld:

Parallel met die prevalentiestudie ging begin 2013 een project van start voor de registratie van gevallen van vrouwelijke genitale verminking in ziekenhuizen, een project dat loopt van 1/1/2013 tot 31/12/2013. In een steekproef van 10 Belgische ziekenhuizen werd een testregistratie uitgevoerd, op basis van de codes uit de internationale classificatie ICD-9-CM (International Classification of Diseases- 9th Edition-Clinical Modifications). De diensten voor gynaecologie en de coderingsteams werden vooraf gesensibiliseerd. Die registratie wordt gecoördineerd door de UGENT in samenwerking met het CHU St-Pierre. Dankzij dat project zullen wij een duidelijker beeld hebben van de omvang van het probleem.

De landen die in de top 3 staan van landen van herkomst van de vrouwen die geconfronteerd worden met vrouwelijke genitale verminking in België, zijn Guinee, Somalië en Egypte, allemaal landen met een hoge prevalentie. De doelgroep Guinee en Somalië vinden we terug in de verschillende activiteiten van gespecialiseerde verenigingen zoals GAMS België. GAMS heeft de bedoeling om sleutelfiguren uit de betrokken gemeenschappen op te leiden teneinde binnen hun gemeenschap aan preventie te doen en ook op te treden als intercultureel bemiddelaar bij contacten met de medisch-sociale diensten.

Sinds 2001 bestaat er in België een specifieke wet die besnijdenis bestraft (artikel 409 van het Strafwetboek). Er wordt steeds meer melding gemaakt bij gespecialiseerde verenigingen zoals GAMS België en INTACT en bij diensten voor jeugdbijstand. Maar op heden heeft geen enkele melding aanleiding gegeven tot een straf.

Als er in België VGV toegepast worden, kan dat enkel clandestien gebeuren. Er is dus geen enkel gezin dat zal aangeven dat het zijn kind heeft laten besnijden, aangezien het dan ook kans maakt op vervolging (gevangenisstraf, boete). Als er voor kinderen die het risico lopen, geen enkel systeem wordt ingevoerd om besnijdenis op te sporen (regelmatig onderzoek van de externe geslachtsorganen), is het moeilijk om op de hoogte te zijn van de gevallen. Die regelmatige onderzoeken van de uitwendige geslachtsorganen stuiten op problemen op het vlak van ethiek en qua haalbaarheid in diensten voor gezondheidspromotie, die nu al onderbemand zijn. Bovendien bestaat er op heden geen officieel protocol ter zake om gevallen van besnijdenis op te sporen. De praktijk is zeer wisselend naargelang van de artsen en de teams: sommigen doen algemene onderzoeken waarvan het onderzoek van de externe geslachtsorganen deel uitmaakt, terwijl anderen dat niet doen.

Verschillende factoren kunnen verklaren waarom er geen veroordelingen geweest zijn sinds de wet in 2001 in het leven werd geroepen:

Het netwerk van gezamenlijke strategieën voor de strijd tegen vrouwelijke genitale verminking, dat gecoördineerd wordt door GAMS België en verschillende actoren omvat die betrokken zijn bij de problematiek, voert momenteel een studie uit naar de gemelde gevallen. Sinds 2009 werden 29 gevallen gemeld bij GAMS en/of INTACT. De meeste gevallen (20) waren risicosituaties bij een terugkeer naar het land. Er werden beschermende maatregelen genomen. We kunnen opmerken dat in één geval meisjes werden weggehaald van hun gezin om te voorkomen dat ze naar hun land zouden terugkeren en dat in een ander geval er een verbod was om het grondgebied te verlaten.

Aangezien het niet verplicht is om deze pathologie aan te geven, is het niet mogelijk om te weten hoeveel vrouwen zich bij de gezondheidswerkers melden met die verminking. Het is overigens erg waarschijnlijk dat er niet altijd een diagnose wordt gezocht (of herkend). Uit een studie die het ICRH in 2006 bij Vlaamse gynaecologen heeft uitgevoerd, bleek dat de redenen waarom besneden vrouwen op consultatie gingen, in volgorde van frequentie de volgende waren: seksualiteitsstoornissen, urineweginfecties, chronische pijn, problemen in verband met zwangerschap en bevalling, fistels, psychologische problemen, onvruchtbaarheid.

Momenteel staat het CHU Saint Pierre in voor de opvang van de gevallen die in Brussel voorkomen, samen met GAMS, die deze vrouwen psychologische ondersteuning biedt. Wij hebben voorzien om drie multidisciplinaire centra te creëren voor de integrale opvang van die mensen.

Als men een impact wil hebben op de beperking van die praktijk, is het bovendien belangrijk dat de gezondheidswerkers beter geïnformeerd worden over die praktijken en over de wetgeving die in België van kracht is.

Concreet genomen heeft België in november 2010 een vierde Nationaal Actieplan ter bestrijding van partnergeweld en andere vormen van intrafamiliaal geweld 2010-2014 aangenomen. Dat plan is er gekomen ter versterking van het vorige NAP 2008-2009, dat zich beperkte tot de bestrijding van geweld tussen partners, en omvat ook gedwongen huwelijken, eergerelateerd geweld en vrouwelijke genitale verminking. Via dat plan, waarbij zowel de federale overheid als de Gemeenschappen en de Gewesten betrokken zijn, heeft België zich ertoe verbonden om 122 nieuwe maatregelen ter bestrijding van die verschillende problematieken ten uitvoer te brengen.

Daarvan zijn er op heden 42 maatregelen voltooid (7 van het IGVM, 5 van Justitie, 2 van Binnenlandse Zaken, 5 van Volksgezondheid, 3 van het CGVS, 2 van Fedasil, 5 van de Vlaamse Gemeenschap, 5 van de Franstalige regeringen, 7 van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en 2 van de Duitstalige Gemeenschap)1 en 9 maatregelen werden niet gelanceerd. De andere maatregelen zijn momenteel nog aan de gang.

Op het vlak van vrouwelijke genitale verminking werden op federaal niveau verschillende acties gevoerd of zijn er nog verschillende acties aan de gang:

Al die acties zijn opgenomen in het actieplan 2010-2014.