4-1212/1

4-1212/1

Belgische Senaat

ZITTING 2008-2009

23 APRIL 2009


Belangenconflict tussen het Waals Parlement en het Vlaams Parlement naar aanleiding van het voorstel van decreet houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, § 1, 7º, 9º en 10º, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 (Vlaams Parlement, Stuk nr. 1163 (2006-2007) - Nrs. 1 tot 8)


VERSLAG

NAMENS DE COMMISSIE VOOR DE INSTITUTIONELE AANGELEGENHEDEN UITGEBRACHT DOOR

DE HEER VANDENBERGHE


INLEIDING

Met toepassing van artikel 32, § 1quater, eerste lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, heeft de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden het voorliggende belangenconflict besproken tijdens haar vergadering van 26 maart 2009.

Tijdens de vergadering van 23 april 2009 werd dit verslag ter goedkeuring aan de commissie voorgelegd.

In dit verslag wordt eerst een overzicht gegeven van de verschillende procedurestappen die met betrekking tot dit belangenconflict werden doorlopen (I). Vervolgens komt de bespreking aan bod die de commissie aan deze zaak heeft gewijd met het oog op de redactie van een gemotiveerd advies aan het Overlegcomité (II). Het verslag wordt afgesloten met de stemmingen over de voorstellen van gemotiveerd advies (III) en de tekst van het door de commissie aangenomen voorstel (IV).

De problematiek die aan het belangenconflict ten grondslag ligt, is dezelfde als die van de belangenconflicten die respectievelijk door het Parlement van de Franse Gemeenschap en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie werden opgeworpen naar aanleiding van het voorstel van Vlaams decreet houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, § 1, 7º, 9º en 10º, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 (1) .

I. BELANGENCONFLICT : PROCEDURE

1. Op 13 december 2007 nam de commissie voor Onderwijs, Vorming, Wetenschap en Innovatie van het Vlaams Parlement een geamendeerd voorstel van decreet aan « houdende interpretatie van de artikelen 44, 44bis en 62, § 1, 7º, 9º en 10º, van het decreet basisonderwijs van 25 februari 1997 » (2) .

2. Diezelfde dag, 13 december 2007, nam het Parlement van de Franse Gemeenschap een motie aan betreffende een belangenconflict naar aanleiding van dat voorstel van decreet (3) . Een gemengde overlegcommissie van het Vlaams Parlement en het Parlement van de Franse Gemeenschap had plaats op 11 februari 2008. Deze gemengde overlegcommissie kwam niet tot een akkoord en verwees het belangenconflict naar de Senaat. Zowel de Senaat (op 15 mei 2008) (4) als het Overlegcomité (op 11 juni 2008) moesten echter ook vaststellen dat er geen consensus was over een voorstel van oplossing, waardoor de procedure betreffende het door het Parlement van de Franse Gemeenschap op 23 december 2007 aanhangig gemaakte belangenconflict ten einde liep.

3. Bij brief van 17 juni 2008 zond de heer Doulkeridis, voorzitter van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie, de motie over die deze assemblee diezelfde dag had aangenomen (5) betreffende een belangenconflict naar aanleiding van het betwiste voorstel van decreet. De motie stelde dat de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van oordeel was dat het voorstel van decreet van die aard is dat het de Franstalige inwoners van de randgemeenten discrimineert en ernstige schade toebrengt aan de belangen van de Franstalige Belgen en bijgevolg aan de belangen van de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie. Een gemengde overlegcommissie van het Vlaams Parlement en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie had plaats op 8 juli 2008 (6) . Deze gemengde overlegcommissie kwam niet tot een akkoord en verwees het belangenconflict naar de Senaat. Zowel de Senaat (op 4 december 2008) (7) als het Overlegcomité (op 16 januari 2009) moesten echter vaststellen dat er geen consensus was over een voorstel van oplossing, waardoor de procedure betreffende het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie aanhangig gemaakte belangenconflict ten einde liep.

4. Op 14 januari 2009 heeft het Waals Parlement een motie aangenomen betreffende een belangenconflict naar aanleiding van hetzelfde betwiste voorstel van decreet (8) . De motie van het Waals Parlement stelt dat het voorstel van decreet van het Vlaams Parlement eenzijdig de vroegere akkoorden over het pedagogisch toezicht inzake de Franstalige scholen uit de zes randgemeenten in vraag stelt. Het voorstel van decreet zou afbreuk doen aan de taalfaciliteiten inzake onderwijs die werden toegekend aan de Franstaligen in die zes randgemeenten, faciliteiten die worden gegarandeerd door de Grondwet en de wetten op het gebruik van de talen. Met dit voorstel van decreet wordt ernstige schade toegebracht aan de belangen van de leerlingen en leerkrachten en wordt de goede werking van de Franstalige scholen in de Rand ondergraven door het opleggen van een leerplan, de eindtermen en ontwikkelingsdoelen van de Vlaamse Gemeenschap. Verder stelt de motie dat het voorstel van decreet moet gezien worden als een daad die schade toebrengt aan het institutioneel evenwicht tussen de twee grote gemeenschappen van het land. Het Waals Parlement verklaart ten slotte zich bewust te zijn van het respect voor het institutioneel evenwicht, enerzijds, en het recht van alle Franstaligen van het land, anderzijds, en herbevestigt door het aannemen van de motie haar solidariteit met hen.

5. Conform artikel 32, §§ 1bis en 1ter, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen vond er op 9 februari 2009 een overleg plaats tussen het Vlaams en het Waals Parlement (9) .

6. Bij brief van 6 maart 2009, ontvangen op 10 maart 2009, heeft de voorzitter van het Vlaams Parlement aan de voorzitter van de Senaat meegedeeld dat het overleg niet tot een oplossing heeft geleid en dat het geschil derhalve aanhangig wordt gemaakt bij de Senaat die, overeenkomstig artikel 32, § 1quater, eerste lid, van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, binnen dertig dagen een gemotiveerd advies dient uit te brengen aan het in artikel 31 van dezelfde wet bedoeld Overlegcomité. Het Overlegcomité beschikt vervolgens eveneens over dertig dagen om, volgens de procedure van de consensus, een beslissing te nemen.

7. Op 12 maart 2009 heeft de plenaire vergadering van de Senaat het belangenconflict verzonden naar de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden (10) .

8. De termijn van dertig dagen waarin de Senaat een gemotiveerd advies moet uitbrengen, ging in op 16 maart 2009.

Gedurende het paasreces werd de adviestermijn voor de Senaat geschorst van 4 april 2009 tot en met 19 april 2009, overeenkomstig de door de Parlementaire Overlegcommissie vastgelegde termijnen (11) .

II. BESPREKING MET HET OOG OP DE REDACTIE VAN EEN GEMOTIVEERD ADVIES VAN DE SENAAT AAN HET OVERLEGCOMITÉ

De voorzitter, de heer De Decker, herinnert eraan dat de commissie, naar aanleiding van de bespreking van het belangenconflict tussen de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en het Vlaams Parlement over dezelfde kwestie aan de plenaire vergadering van de Senaat heeft voorgesteld geen gemotiveerd advies uit te brengen (12) .

De heer Van Hauthem is van oordeel dat over het voorliggende belangenconflict inhoudelijk niets meer te zeggen valt. Alles is reeds gezegd naar aanleiding van de bespreking van de twee vorige belangenconflicten betreffende het voornoemd voorstel van decreet. Spreker vindt het dan ook nutteloos om alle argumenten nogmaals naar voren te brengen. Wat de procedure van het belangenconflict betreft, meent spreker dat er in casu misbruikt wordt gemaakt van de procedure. De Franstaligen beschikken over drie of vier parlementen die een belangenconflict kunnen opwerpen tegen een voorstel of ontwerp van decreet van het Vlaams Parlement. Men kan dit betreuren, maar de wet laat dit op dit ogenblik toe. Wat echter niet kan — en dat gaat volgens spreker in tegen de geest van de wet — is dat er successief belangenconflicten tegen dezelfde tekst worden opgeworpen. Men wordt immers met de eigenaardige situatie geconfronteerd dat het voorstel van decreet in de commissie van het Vlaams Parlement is goedgekeurd op 13 december 2007 en dat nu, in januari 2009, het Waals Parlement een belangenconflict inroept tegen dit ontwerp-decreet. Na meer dan een jaar is dit toch niet meer logisch en zelfs belachelijk. Voor spreker zouden belangenconflicten tegen een voorstel of ontwerp van wet of decreet moeten worden ingeroepen binnen een bepaalde tijdsspanne te rekenen vanaf de stemming in commissie van de betrokken assemblee. Spreker verwijst voor het overige naar zijn voorstel van bijzondere wet tot wijziging van artikel 32, § 1ter, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, betreffende de voorkoming en de regeling van belangenconflicten (13) , dat ertoe strekt te bepalen dat een belangenconflict maar ingeroepen kan worden binnen een termijn van dertig dagen. Deze termijn gaat in na de indiening van het verslag, en uiteraard voor de eindstemming.

Spreker suggereert dat de commissie aan de plenaire vergadering van de Senaat zou voorstellen te verklaren dat er in deze geen sprake is van een belangenconflict maar van een bevoegdheidsconflict.

Mevrouw Stevens sluit zich aan bij de analyse van de heer Van Hauthem. Tevens merkt zij op dat het voorstel van decreet aan Franstalige zijde vaak verkeerd wordt geduid. Het voorstel voorziet geenszins in een taalinspectie, maar in een pedagogische inspectie. Uitdrukkelijk wordt gesteld dat niet geraakt wordt aan de krachtens de Grondwet voorziene taalfaciliteiten van de Franstalige leerlingen en hun ouders. Het Vlaams Parlement kan dit grondwettelijk ook niet. In die zin is de motivering van de opeenvolgende belangenconflicten juridisch niet correct.

Zij wenst tevens te beklemtonen dat het voorstel geenszins beoogt de werking van de betrokken scholen in gevaar te brengen of de belangen van de betrokken leerlingen te schaden. De erkenning van de pedagogische eigenheid van deze scholen als brug tussen twee onderwijssystemen wordt niet in vraag gesteld. Zij is het niet eens met het standpunt dat het tot de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid van het Waals Parlement behoort om de belangen van de Franssprekenden in Vlaanderen te bewaken en te verdedigen. Hoe emotioneel begrijpbaar ook, dit druist in tegen de Grondwet en dus tegen de fundamenten van de federale staat.

Spreekster wenst vervolgens te benadrukken dat het voorstel van interpretatief decreet in eerste instantie een instrument is om juridische duidelijkheid te krijgen over de Vlaamse bevoegdheid inzake deze scholen. Daarom is het belangrijk dat het voorstel van decreet zo snel mogelijk wordt goedgekeurd in het Vlaams Parlement om zo een procedure voor het Grondwettelijk Hof uit te lokken en uiteindelijk uitsluitsel te krijgen over deze rechtsvraag.

Daarom zegt zij tot besluit dat noch zijzelf, noch een ander lid van de N-VA nog langer wenst mee te spelen in de carrousel van belangenconflicten die opgeworpen worden tegen dit voorstel van decreet, dat ondertussen anderhalf jaar geleden werd goedgekeurd in de commissie « Onderwijs » van het Vlaams Parlement. De vorige belangenconflicten werden aanhangig gemaakt door het Parlement van de Franse Gemeenschap en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie. Dat is nog enigszins begrijpelijk, aldus spreekster. Vandaag gaat het echter om een belangenconflict van het Waals Parlement. Daardoor moet de Senaat hetzelfde verhaal voor een derde keer overdoen op vraag van een parlement dat niet eens bevoegd is voor onderwijs. Dat is puur misbruik van het systeem van de belangenconflicten. Vlaanderen kan slechts eenmaal een belangenconflict inroepen, de Franstaligen zitten ondertussen al aan het derde belangenconflict. Het enige wat men hiermee bereikt, is dat alles wordt vertraagd. Het toonbeeld van de federale disloyauteit van de Franstaligen. De N-VA wenst hier niet langer in mee te spelen en zal dan ook niet verder deelnemen aan de inhoudelijke bespreking.

Hierop verlaat mevrouw Stevens de vergadering.

De heer Monfils spreekt zijn afkeuring uit over de houding van de N-VA die niet verder aan de bespreking wenst deel te nemen. Het getuigt niet echt van politieke moed, aldus spreker.

Verwijzend naar de grond van de zaak, wijst de heer Monfils erop dat alle discussiepunten reeds bij de behandeling van de vorige belangenconflicten aan bod zijn gekomen, meer bepaald wat betreft de bevoegdheid van de deelgebieden om te oordelen dat er sprake is van een belangenconflict. Het is uiteraard niet de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de Senaat die bepaalt of het belang dat wordt opgeworpen door een deelgebied al dan niet is geschaad. Vanzelfsprekend beslist het parlement in kwestie soeverein. De Vlamingen moeten niet klagen dat zij voor hun deelgebied slechts over één parlementaire assemblee beschikken die een belangenconflict kan aanvoeren en dat de Franstaligen er verschillende hebben. Het gaat hier immers om een institutionele realiteit die in de Grondwet is verankerd.

Wat de grond van de zaak betreft, zijn alle meningen bekend. Spreker gelooft niet in de minste vooruitgang vóór de regionale en Europese verkiezingen van 7 juni 2009. De heer Monfils stelt bijgevolg voor om de door de commissie aangenomen tekst van het belangenconflict tussen de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie en het Vlaams parlement te hernemen (14) .

De heer Cheron herinnert eraan dat de procedure van het belangenconflict wordt geregeld door artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen en dat het Waals Parlement het recht heeft om een belangenconflict aan te voeren. Het is niet de taak van de Senaat om te oordelen of het Waals Parlement een dergelijk conflict kan aanvoeren. Het is een feit dat het Waals Parlement een belangenconflict heeft aangevoerd, en geen bevoegdheidsconflict. Wat de grond van de zaak betreft, verwijst spreker naar de commissieverslagen met betrekking tot de vorige twee belangenconflicten (15) .

De heer Van Nieuwkerke is van oordeel dat de procedure betreffende het belangenconflict op een absurde wijze wordt gehanteerd. Dit getuigt van weinig wederzijds respect van de Belgische instellingen. De sp.a-fractie blijft erop aandringen dat de adviesprocedure in de Senaat zou vooruitgaan. Ook deze spreker is van oordeel dat inhoudelijk alles vroeger reeds is gezegd en zal, met de moed der wanhoop, een voorstel van gemotiveerd advies indienen waarin duidelijk wordt gesteld dat de Onderwijscommissie van het Vlaams Parlement de volheid van bevoegdheid had om het voorstel van decreet in te dienen, en waarom de Senaat wordt opgeroepen de bevoegdheden van het Vlaams Parlement te respecteren.

De heer Van Nieuwkerke dient vervolgens een voorstel van gemotiveerd advies in, luidende :

« De Senaat is van oordeel dat het belangenconflict met betrekking tot het voorstel van decreet van de Vlaamse Gemeenschap, opgeworpen door het Waals Parlement op 14 januari 2009, ten onrechte aanhangig werd gemaakt. Zo respecteert de Senaat de bevoegdheid van het Vlaams Parlement. »

De heer Vandenberghe, rapporteur, stelt vast dat de standpunten van de commissieleden betreffende het belangenconflict niet gewijzigd zijn ten opzichte van die welke zijn neergeschreven in het commissieverslag nr. 4-937/1 betreffende het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie opgeworpen belangenconflict. Spreker meent dan ook dat het niet zinvol is dat de commissie een ander standpunt zou innemen dan dat wat ze heeft ingenomen naar aanleiding van het belangenconflict dat werd ingeroepen door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie.

De CD&V-fractie, waartoe spreker behoort, is van oordeel dat er na de regionale en Europese verkiezingen van 7 juni 2009 een globale onderhandeling zal moeten plaatsvinden om ervoor te zorgen dat de hervorming van de Staat wordt gerealiseerd. Op dat ogenblik zal ook moeten worden onderzocht hoe de problemen met betrekking tot de behandeling van belangenconflicten meer functioneel kunnen worden opgelost. In dit verband is de heer Vandenberghe er steeds voorstander van geweest de Senaat hierin een andere rol te laten spelen, maar deze discussie zal moeten worden gevoerd in een breder perspectief. Voorts wenst spreker erop te wijzen dat, wanneer instellingen elkaar blokkeren, er geen winnaar kan zijn. De huidige economische en financiële omstandigheden zijn bovendien van die aard dat men in een ander gedachtenschema zal moeten treden en dat de verschillende politieke standpunten op een positieve manier zullen moeten worden benaderd om van daaruit tot bepaalde oplossingen te komen.

Spreker steunt ten slotte de suggestie om het voorstel over te nemen dat de commissie heeft aangenomen betreffende het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie ingeroepen belangenconflict.

De heer Vankrunkelsven sluit zich aan bij de vorige spreker. Hij herinnert er tevens aan dat het bijna een jaar geleden is dat hij zich voor een stukje heeft aangesloten bij het standpunt van de heer Cheron uit bezorgdheid voor de kinderen die schoollopen in de randgemeenten. Op dat ogenblik was spreker nog bereid om aan de betrokken onderwijsministers een signaal te geven er toch alles aan te doen om tot een vergelijk te komen (16) . De heer Vankrunkelsven betreurt echter te moeten vaststellen dat er sedertdien niets is gebeurd. De commissie kan dan ook niet anders dan opnieuw vaststellen dat er geen eensluidend advies kan worden gegeven.

De heer Van Hauthem stelt vast dat CD&V de kar voor de onderhandelingen na 7 juni 2009 wel heel erg vol aan het laden is : de splitsing van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, de Staatshervorming in het algemeen en nu ook nog de regeling van de inspectie op de basisscholen in de randgemeenten. Tijdens de vergadering van de Gemengde Overlegcommissie Vlaams Parlement-Waals Parlement heeft de heer Caluwé, CD&V-fractievoorzitter in het Vlaams Parlement, nochtans verklaard verbaasd te zijn dat het Waals Parlement het belangenconflict had ingeroepen. De heer Van Hauthem citeert als volgt uit het verslag :

« De heer Caluwé kan nog begrijpen dat het Parlement van de Franse Gemeenschap en de COCOF een belangenconflict inroepen. Maar hij betreurt met nadruk dat het Waals Parlement ook een belangenconflict inroept. Hij betwist niet het recht van het Waals Parlement om een belangenconflict in te roepen maar het wijst toch eerder op rechtsmisbruik en spelen met de instellingen om de procedure te rekken. Op die manier wordt het onmogelijk gemaakt dat het Vlaams Parlement nog tijdens de huidige legislatuur het voorstel van decreet kan stemmen. » (17)

Spreker stelt vast dat de meerderheid in de Senaat zich bij die werkwijze blijkt neer te leggen en het logisch lijkt te vinden dat de verschillende parlementen na elkaar een belangenconflict aanhangig maken en hierbij wachten tot de ene procedure is uitgeput om vervolgens een andere procedure op te starten. Dit alles met het oogpunt om de discussie over de verkiezingen van 7 juni 2009 te tillen.

Op de opmerking van de heer Monfils dat men zich in een democratie moet neerleggen bij een stemming van meerderheid tegen oppositie, repliceert de heer Van Hauthem dat deze terechte opmerking evenzeer geldt voor andere dossiers : zo bestaat er in de Kamer van volksvertegenwoordigers reeds geruime tijd een meerderheid om de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde te splitsen. Blijkbaar worden in dat dossier de mooie, democratische principes niet toegepast ...

Ten slotte wenst de heer Van Hauthem er nog voor te waarschuwen dat als men op deze wijze met de instellingen blijft spelen en van de procedures echte blokkeringsmachines maakt, men achteraf niet moet komen klagen dat de mensen in Vlaanderen geen vertrouwen meer hebben in die instellingen.

De heer Van Hauthem dient vervolgens een voorstel van gemotiveerd advies in, luidende :

« De Senaat,

Is van oordeel dat in de Grondwet en duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de vraag wie bevoegd is inzake regelgeving over het basisonderwijs in de randgemeenten, enerzijds, en de taal waarin dit onderwijs wordt gegeven, anderzijds;

Is bijgevolg van oordeel dat het Grondwettelijk Hof desgevallend een oordeel zal moeten vellen. »

De voorzitter wenst, mede in zijn hoedanigheid van co-voorzitter van de Dialoog van Gemeenschap tot Gemeenschap, te onderlijnen dat het niet volledig nutteloos is om de procedure van de belangenconflicten te hanteren. Deze procedure laat de betrokken regeringen immers voldoende tijd om te blijven zoeken naar een oplossing en de dialoog gaande te houden. In casu is deze tijd weliswaar onvoldoende nuttig kunnen worden gebruikt, maar er zijn echter wel pogingen geweest om naar een oplossing te zoeken. Zo is het probleem bijvoorbeeld formeel besproken tijdens de Dialoog van Gemeenschap tot Gemeenschap. Spreker drukt dan ook de hoop uit dat alle inspanningen uiteindelijk tot een oplossing zullen leiden en rekent erop dat onmiddellijk na de regionale en Europese verkiezingen van 7 juni 2009 er snel onderhandelingen worden opgestart om tot oplossingen te komen. Er stellen zich immers ook nog andere problemen : zo bestaat er in de Franse Gemeenschap een nijpend tekort aan germanisten om de lessen Nederlands in de scholen te geven. Misschien doet zich wel een gelijkaardig fenomeen voor in Vlaanderen voor wat het aantal romanisten betreft voor de lessen Frans. Dergelijke verontrustende fenomenen tonen voldoende aan dat het hoog tijd is dat er samenwerkingsakkoorden worden gesloten tussen de gemeenschappen om het hoofd te bieden aan de problemen en bijvoorbeeld te voorzien in uitwisselingsprojecten voor leerkrachten Nederlands en Frans. Het kan toch niet langer dat de gemeenschappen veelvuldig internationale samenwerkingsakkoorden afsluiten, maar er niet in slagen om een onderling samenwerkingsakkoord af te sluiten, dat nochtans in hun eigen belang zou zijn.

Na het aanhoren van de tussenkomsten, stelt de rapporteur, de heer Vandenberghe, voor dat de commissie dezelfde tekst zou goedkeuren als die welke ze heeft aangenomen met betrekking tot het door de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie aanhangig gemaakte belangenconflict (stuk Senaat, nr. 4-937/1).

De tekst zou dan luiden als volgt :

« In het licht van de discussie, zoals weergegeven in de commissieverslagen nrs. 4-937/1 en 4-1212/1, stelt de commissie voor om geen gemotiveerd advies uit te brengen aan het Overlegcomité bedoeld in artikel 31, § 1, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. »

III. STEMMINGEN

Het voorstel van gemotiveerd advies van de heer Vannieuwkerke wordt verworpen met 8 tegen 3 stemmen.

Het voorstel van gemotiveerd advies van de heer Van Hauthem wordt verworpen met 8 stemmen tegen 1 stem bij 2 onthoudingen.

Het voorstel van de heer Vandenberghe wordt aangenomen met 8 stemmen bij 3 onthoudingen.

IV. VOORSTEL AANGENOMEN DOOR DE COMMISSIE

« In het licht van de discussie, zoals weergegeven in de commissieverslagen nrs. 4-937/1 en 4-1212/1, stelt de commissie voor om geen gemotiveerd advies uit te brengen aan het Overlegcomité bedoeld in artikel 31, § 1, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. »


Het verslag werd eenparig goedgekeurd door de 9 aanwezige leden.

De rapporteur, De voorzitter,
Hugo VANDENBERGHE. Armand DE DECKER.

(1) Stukken Vlaams Parlement, 2006- 2007, nrs. 1163/1 tot 7; Verslagen van de heren Delpérée en Vankrunkelsven namens de commissie voor de institutionele aangelegenheden, Stukken Senaat, 2007-2008, nrs. 4-643/1 en 2; Verslag van de heren Van den Brande en Cheron namens de commissie voor de institutionele aangelegenheden, Stuk Senaat, 2008-2009, nrs. 4-937/1.

(2) Stuk Vlaams Parlement, 2006-2007, nr. 1163/5.

(3) Stuk PCF, 2007-2008, nr. 507/1; Stuk PCF, CRI, 17 juni 2008, nr. 10 (2007-2008).

(4) Stukken Senaat, nrs. 4-643/1 en 2 en Handelingen, Senaat, 15 mei 2008.

(5) Proposition de motion en conflit d'intérêts, Stuk CCF, 2007-2008, nr. 140/2; Stuk CCF, CRI, 17 juni 2008, nr. 10 (2007-2008).

(6) Verslag van de heer Voorhamme, stuk Vlaams Parlement, 2006-2007, nr. 1163/7 en Verslag van de heer du Bus de Warnaffe, stuk, CCF, 2007-2008, nr. 140/3.

(7) Stukken Senaat, nrs. 4-937/1 en 2 en Handelingen Senaat, nr. 4-51 van 4 december 2008.

(8) Proposition de motion en conflit d'intérêts, Stuk Waals Parlement, 2008-2009, nr. 908/1; Stuk Waals Parlement, CRA, 14 januari 2009, nr. 9 (2008-2009).

(9) Verslag van de heer Tavernier, stuk Vlaams Parlement, 2008-2009, nr. 1163/8.

(10) Handelingen, Senaat, nr. 4-66 van 12 maart 2009.

(11) POC, Stuk Senaat, 2008-2009, nr. 4-82/13 van 26 maart 2009.

(12) Zie Verslag van de heren Cheron en Van den Brande, stuk Senaat, 2008-2009, nr. 4-937/1 en Handelingen Senaat, 2008-2009, nr. 4-51 van 4 december 2008.

(13) Stuk Senaat, 2008-2009, nr. 4-1180/1.

(14) Verslag namens de commissie voor de Institutionele Aangelegenheden van de heren Cheron en Van den Brande, stuk Senaat, 2008-2009, nr. 4-937/1, blz. 17.

(15) Stuk Senaat, 2007-2008, nr. 4-643/1 en stuk Senaat, 2008-2009, nr. 4-937/1.

(16) Zie Verslag namens de Commissie voor de Institutionele Aangelegenheden uitgebracht door de heren Delpérée en Vankrunkelsven, stuk Senaat, 2007-2008, nr. 4-643/1, blz. 12.

(17) Verslag van de heer Voorhamme, stuk Vlaams Parlement, 2006-2007, nr. 1163/7, blz. 6 en Verslag van de heer du Bus de Warnaffe, stuk, CCF, 2007-2008, nr. 140/3, blz. 6.