3-1395/1 | 3-1395/1 |
13 OKTOBER 2005
Dezer dagen wordt het almaar moeilijker de risico's die verbonden zijn aan de erkenning van de burgerlijke aansprakelijkheid — voornamelijk in gezinsverband — te blijven dragen.
De verzekering verplaatst de financiële last van de verantwoordelijkheid voor de eigen goederen van de verzekerde naar de goederen van de verzekeraar. Zo kan de verantwoordelijkheid van de verzekerde of van de begunstigden die schade hebben berokkend, worden gedekt. Daarnaast wordt er ook voor gezorgd dat het slachtoffer vergoed wordt voor de geleden schade.
Deze schadevergoeding wordt echter slechts uitgekeerd voor zover dekking moet worden gegeven en met de eraan verbonden beperkingen.
In de huidige stand van onze wetgeving wordt de schadevergoeding voor opzettelijke daden van minderjarige kinderen die « de jaren des onderscheids » hebben bereikt, uitgesloten van de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid privé-leven, ook wel de « familiale verzekering » genoemd. De definitie die voor deze uitsluiting wordt gehanteerd, roept echter een probleem op. Bij een geschil zal de rechter immers de specifieke feiten moeten bestuderen en moeten bepalen of het kind dat schade heeft berokkend, over onderscheidingsvermogen beschikt.
Volgens de rechtspraak heeft het kind de jaren van onderscheid bereikt als het zich bewust is van de daad die het stelt en van de mogelijke gevolgen ervan, waarbij die leeftijd meestal wordt gesitueerd tussen 6 en 12 jaar, wat toch erg jong is in vergelijking met de vroegere wetgeving.
Daarin werd deze leeftijd algemeen op 16 jaar vastgelegd. In zijn oorspronkelijke formulering stond het koninklijk besluit van 12 januari 1984 de verzekeraars alleen maar toe van dekking uit te sluiten : « de schade voortvloeiend uit de persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de verzekerde die meer dan 16 jaar oud is en die hetzij opzettelijk schade veroorzaakt, hetzij als gevolg van het gebruik van verdovende middelen, van een staat van dronkenschap of alcoholintoxicatie ».
Deze wetgeving verplichtte de verzekeraars dekking te geven voor de opzettelijke fout begaan door een minderjarige die op dat ogenblik jonger dan 16 was. Dat was een duidelijke regel, die tevens ook de belangen van de verzekerden en van de slachtoffers diende.
Voor minderjarigen jonger dan 16 jaar werd immers iedere discussie vermeden over het onderscheidingsvermogen van de minderjarige en over het begrip « opzettelijk veroorzaakte schade ».
Na de goedkeuring van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en na de wijziging van de bepalingen ter zake, zijn de problemen gerezen.
In artikel 8 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst werd immers het begrip « opzettelijke fout » opgenomen, aangezien werd bepaald dat « de verzekeraar niet [kan] verplicht worden dekking te geven aan hem die het schadegeval opzettelijk heeft veroorzaakt. » Daardoor moest artikel 6, 6º, van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 worden gewijzigd. Dat artikel bevat de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven.
Aangezien artikel 8 van de vermelde wet van openbare orde is, kan het koninklijk besluit er niet van afwijken en de verzekeringsmaatschappijen niet opleggen opzettelijke fouten te vergoeden begaan door minderjarigen die de jaren van onderscheid hebben bereikt en die jonger zijn dan 16 jaar, zoals de tekst voordien bepaalde.
Artikel 6, 6º, van het gewijzigde koninklijk besluit van 12 april 1984 bepaalt voortaan dat « van de dekking kunnen worden uitgesloten : de schade voortvloeiend uit de persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de verzekerde die de jaren van onderscheid heeft bereikt en die een schadegeval veroorzaakt voortvloeiend uit gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de algemene voorwaarden van de overeenkomst zijn bepaald ».
Aangezien deze bepaling dwingend is, is elk andersluidend beding nietig, en zijn enkel bepalingen toegelaten die meer bescherming bieden voor de belangen van de verzekerden.
In de praktijk hebben een aantal verzekeraars uit commerciële overwegingen de uitsluitingsclausule in de oorspronkelijke vorm behouden of opnieuw ingevoerd. Zij blijven dus dekking bieden voor de fout van een minderjarige jonger dan 16, zonder te verwijzen naar de jaren van onderscheid, terwijl anderen zich houden aan de regel als bepaald in artikel 6, 6º, van het koninklijk besluit.
De huidige formulering van dit artikel, waarbij het weigeren van dekking niet afhangt van een welbepaalde leeftijd maar van de jaren van onderscheid, vergroot de kans op betwistingen bij geschillen, aangezien de feitenrechter na de feiten deze leeftijd moet bepalen.
Op personen die niet gedekt zijn voor aansprakelijkheid, ofwel omdat de verzekeraar het koninklijk besluit strikt toepast ofwel omdat zij geen familiale verzekering hebben afgesloten, is het gemeen verbintenissenrecht van toepassing.
In dat geval bepaalt artikel 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat de ouders aansprakelijk zijn als een minderjarige schade heeft veroorzaakt door een objectief onrechtmatige daad, dus door een daad die een fout is buiten overeenkomst als het kind de jaren van onderscheid heeft bereikt, zonder dat moet worden bewezen dat het kind die fout gemaakt heeft.
Het verbintenissenrecht hanteert, zoals inzake de burgerrechtelijke aansprakelijkheid privé-leven, een onderscheid tussen een minderjarige die de jaren van onderscheid al heeft bereikt en een minderjarige voor wie dat nog niet het geval is.
Als de minderjarige de jaren van onderscheid heeft bereikt, kan hij ook persoonlijk aansprakelijk worden gesteld, naast zijn ouders, op basis van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek (persoonlijke aansprakelijkheid). Zijn ouders, als zij burgerrechtelijk aansprakelijk worden gehouden, beschikken eveneens over de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen hun kind als dat beschikt over een persoonlijk vermogen dat niet van zijn ouders is.
Het slachtoffer kan zich dus beroepen op artikel 1384, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van de ouders en op artikel 1382 van dat Wetboek ten aanzien van het minderjarige kind als dat de jaren van onderscheid heeft bereikt.
Het zal voor het slachtoffer natuurlijk wel moeilijker zijn om volledig te worden vergoed voor de geleden schade.
Dit voorstel strekt er dan ook toe de moeilijkheden en onzekerheden weg te werken die samenhangen met het begrip « jaren van onderscheid » door precies vast te leggen welke de beperkingen zijn voor uitsluiting van de familiale verzekering in verband met opzettelijke fouten gemaakt door minderjarigen.
Enkel de schade voortvloeiend uit de persoonlijke burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst van de verzekerde die de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt en die een schadegeval veroorzaakt voortvloeiend uit gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de algemene voorwaarden van de overeenkomst zijn bepaald, kan nog worden uitgesloten van de dekking.
Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. Philippe MAHOUX. |
Artikel 1
Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet
Art. 2
In artikel 8, eerste lid, van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, worden de woorden « hem die » vervangen door de woorden « hem die de leeftijd van zestien jaar heeft bereikt en ».
Art. 3
In artikel 6, 6º, van het koninklijk besluit van 12 januari 1984 ot vaststelling van de minimumgarantievoorwaarden van de verzekeringsovereenkomsten tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid buiten overeenkomst met betrekking tot het privé-leven, gewijzigd bij koninklijk besluit van 24 december 1992, worden de woorden « die de jaren van onderscheid » vervangen door de woorden « de leeftijd van zestien jaar ».
Art. 4
Deze wet treedt in werking de eerste dag van de zesde maand na die waarin zij is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
6 juli 2005.
Joëlle KAPOMPOLÉ. Olga ZRIHEN. Philippe MAHOUX. |