1-1009/1

1-1009/1

Belgische Senaat

ZITTING 1997-1998

3 JUNI 1998


Voorstel van bijzondere wet tot wijziging van het artikel 32, § 1, eerste en tweede lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen

(Ingediend door de heren Coveliers en Nothomb)


TOELICHTING


Op grond van artikel 143 van de Grondwet voorziet artikel 32 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, in een aantal procedures die tot doel hebben eventuele belangenconflicten te voorkomen en te regelen.

De notie « belangenconflict » kent echter geen enkele wettelijke definiëring. In de rechtsleer wordt het enkel als concept gesteld tegen het bevoegdheidsconflict (1). In algemene zin wordt er dan ook gesteld dat een belangenconflict ontstaat wanneer de federale Staat, een gemeenschap of een gewest maatregelen neemt die de belangen van een andere overheid ernstig kunnen schaden (2) zonder dat de oorzaak daarvan te vinden is in de schending van een rechtsregel (3). Met andere woorden, « Il n'y a conflit d'intérêts à l'état pur que lorsque l'acte ou l'abstention de nature à léser gravement l'intérêt d'une des parties publiques en présence émane d'une autorité dont la compétence est avérée. » (4).

Hieruit volgt dat de afwezigheid of het ontbreken van een beslissing eveneens grond kan zijn van een belangenconflict (5).

Een belangenconflict kan alzo zijn oorsprong vinden in een ontwerp van beslissing of een beslissing op regeringsvlak alsook in een initiatief op het parlementair niveau. In dit verband heeft men het al eens over het belangenconflict in de enge betekenis (6).

Teneinde belangenconflicten te vermijden dienen de federale Staat, de gemeenschappen, de gewesten en de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, in de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden de federale loyauteit in acht te nemen (artikel 143, § 1, van de Grondwet).

Belangenconflicten hebben uit hun aard dan ook een politiek karakter, waardoor ze niet via jurisdictionele weg maar wel door toedoen van een politieke dialoog, in casu via het Overlegcomité, opgelost dienen te worden. Dit orgaan doet niet in rechte uitspraak maar wel op grond van opportuniteit en bij consensus. Vandaar dat het inleiden van een procedure in verband met een bevoegdheidsconflict (7) automatisch de schorsing tot gevolg heeft van de hangende belangenconflictprocedure over eenzelfde onderwerp (8). Desgevallend brengt de afdeling wetgeving van de Raad van State een advies uit over de vraag of een belangenconflict al dan niet vrij is van een bevoegdheidsconflict.

Naar procedure toe op het parlementaire niveau, waar onderhavig voorstel een wijziging wenst in aan te brengen, kan een Wetgevende Kamer of een Raad met drie vierde van de stemmen een schorsing van de procedure vragen wanneer zij oordeelt ernstig benadeeld te kunnen worden door een in een andere Wetgevende Kamer of een Raad ingediend ontwerp of voorstel van wet, decreet of ordonnantie of door een amendement op deze ontwerpen of voorstellen.

Wanneer dit geschiedt, volgt er overleg tussen de betreffende assemblees. Indien bedoeld overleg binnen zestig dagen niet tot een oplossing leidt dan wordt het geschil aanhangig gemaakt bij de Senaat (9) die binnen dertig dagen een gemotiveerd advies uitbrengt aan het Overlegcomité. De Senaat dient zich bij zijn beoordeling te laten leiden door het principe van de federale loyauteit.

Bij voormelde onstentenis van overeenkomst in de schoot van de Senaat beschikt het Overlegcomité nogmaals over dertig dagen om bij consensus een eindbeslissing te nemen (10). Er is echter niet in een sanctie voorzien wanneer dit niet zou geschieden.

In dezen rijst dan ook de niet-onbelangrijke vraag naar het tijdstip waarop een wetgevende assemblee, die zich benadeeld voelt, een belangenconflictprocedure kan laten aanvangen. Uit de voorbereidende parlementaire werkzaamheden die tot de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen hebben geleid alsmede uit de dan geformuleerde adviezen van de afdeling wetgeving van de Raad van State kan er worden opgemaakt dat een wetgevend orgaan een belangenconflict kan opwerpen vanaf het ogenblik dat een ontwerp van wet of van decreet op het bureau van een andere assemblee is ingediend (11).

Een concrete toepassing van deze regel kwam tot stand toen het Vlaams Parlement op 28 januari 1998 een motie aannam waarin werd verklaard dat het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 43, § 5, en 43quinquies van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, tot aanvulling van artikel 43 van dezelfde wet en tot invoeging van een artikel43septies in die wet, de belangen van de Vlaamse Gemeenschap schaadt.

Daar bedoeld ontwerp nog geen voorwerp uitmaakte van enige bespreking in de Senaatscommissie voor de Justitie, riep de vigerende procedureregeling inzake belangenconflicten een aantal bezwaren op.

Het meest prangende is dat de ter zake bevoegde Senaatscommissie nog geen bespreking ten gronde had kunnen organiseren omtrent het betrokken ontwerp waardoor het mogelijk zou zijn geweest om, waar nodig, onduidelijkheden uit te klaren. Zulks een grondige voorafgaande bespreking is overigens noodzakelijk voor het beantwoorden van de vraag of een ontwerp al dan niet vrij is van een belangenconflict. Met betrekking tot het hier bedoeld ontwerp bevond de Senaat zich dan ook in de onmogelijkheid om laatstvermelde vraag op een adequate wijze te beslechten.

Teneinde in de toekomst dergelijke probleemstelling te vermijden, strekt onderhavig voorstel ertoe om de aanvang van het instellen van een belangenconflict door een wetgevende assemblee te situeren nadat een ontwerp of voorstel van wet in commissie is aangenomen. In het verlengde van deze gedachte zal een belangenconflict met betrekking tot een amendement enkel nog in openbare vergadering kunnen plaatsgrijpen en voor zover het werd aangenomen.

Conform de overgangsbepaling bij het artikel 143 van de Grondwet dient beoogde wijziging te geschieden door een wet, aangenomen met de meerderheid bepaald in artikel 4, laatste lid, van de Grondwet.

Hugo COVELIERS.
Charles-Ferdinand NOTHOMB.

VOORSTEL VAN BIJZONDERE WET


Artikel 1

Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet.

Art. 2

Artikel 32, § 1, eerste en tweede lid, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen wordt vervangen als volgt :

« Indien een Wetgevende Kamer of een Raad oordeelt ernstig te kunnen worden benadeeld door een in commissie van een andere Raad of, naar het geval in de Verenigde Vergadering bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen aangenomen ontwerp of voorstel van decreet of ordonnantie of door een in openbare vergadering aangenomen amendement op deze ontwerpen of voorstellen of door een in commissie van de Wetgevende Kamer aangenomen ontwerp of voorstel van wet of door een in openbare vergadering aangenomen amendement op deze ontwerpen of voorstellen, kan de betrokken Wetgevende Kamer of Raad, naargelang van het geval, met drie vierde van de stemmen om schorsing van de procedure vragen met het oog op overleg. In dat geval wordt de procedure geschorst gedurende zestig dagen.

Indien de Verenigde Vergadering bedoeld in artikel 60 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen oordeelt dat ze ernstig kan worden benadeeld door een in een commissie van een Wetgevende Kamer aangenomen ontwerp of voorstel van wet of door een in commissie van een andere Raad aangenomen ontwerp of voorstel van decreet of door een in openbare vergadering aangenomen amendement op deze ontwerpen of voorstellen, kan zij, met de meerderheid van de stemmen in elk van haar beide taalgroepen, om schorsing van de procedure vragen met het oog op overleg. In dat geval wordt de procedure geschorst gedurende zestig dagen. »

Art. 3

Deze wet treedt in werking de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Hugo COVELIERS.
Charles-Ferdinand NOTHOMB.

(1) Perin, F., en Dewez, B., « Les conflits d'intérêts » , in Administration publique , 1979-1980, mei 1980, blz. 159.

(2) Alen, A., Handboek van het Belgisch Staatsrecht , Kluwer, 1995, blz. 393.

(3) Vande Lanotte, J., Inleiding tot het Publiek Recht , deel 2, die Keure, 1994, blz. 297.

(4) Tapie, P., « La coopération et les conflits d'intérêts » , Revue de droit de l'ULB, 1990, nr. 2, blz. 80.

(5) Volledigheidshalve dient ook de niet-naleving van voorgeschreven overlegprocedures te worden vermeld (artikelen 32 en 33bis van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen).

(6) Het onderscheid tussen een belangenconflict in de enge en de ruime zin wordt gemaakt door Alen, A., o.c., blz. 392-393. In de ruime betekenis wordt het conflict bedoeld dat tussen de taalgemeenschappen kan ontstaan bij de uitoefening van de federale wetgevende macht. Het voorkomingsmechanisme ligt dan besloten in artikel 54 van de Grondwet (de alarmbelprocedure).

(7) Een bevoegdheidsconflict zal veelal ook een belangenconflict inhouden. Het overschrijden van bevoegdheden betekent dikwijls een schending van de belangen van een andere component van de Staat.

(8) Artikel 32, §§ 5 en 6, van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

(9) Krachtens artikel 143, § 2, van de Grondwet, is de Senaat exclusief bevoegd om bij wege van gemotiveerd advies uitspraak te doen over de belangenconflicten.

(10) Wanneer de motie uitgaat van een federale Kamer (of door een uitvoerende macht) is er geen verdere tussenkomst van de Senaat en neemt het Overlegcomité bij consensus een beslissing binnen de termijn van zestig dagen.

(11) Dit gegeven wordt uitvoerig belicht in : Berckx (P.), « Voorkoming en regeling van bevoegdheidsconflicten en belangenconflicten », in Tijdschrift voor bestuurswetenschappen en publiekrecht, 1989, blz. 14 e.v.