Nieuwsbrief Senaat nr. 18

26/10/2018 Inschrijving op nieuwsbrief

                 
   
       

website

FAQ

vergaderingen

contact

U kreeg onlangs nr. 17 van de elektronische nieuwsbrief van de Senaat met de Informatieverslagen die de Senaat richt aan de verschillende wetgevende en uitvoerende niveaus in België. Daarbij aansluitend las u over Europese en internationale aangelegenheden.

In nr. 18 krijgt u meer uitleg over de wetgeving en de resoluties die de Senaat heeft aangenomen. Nr. 18 biedt u ook een overzicht van de belangenconflicten waarvoor de Senaat een gemotiveerd advies heeft uitgebracht. Tenslotte volgt onze institutionele rubriek.

In nr. 19 zal worden geschetst welke burgeracties en colloquia in de Senaat hebben plaatsgevonden.

 

Wie mag de uithuiszetting van een huurder van een woning regelen? De federale Staat of de Gewesten?
U krijgt het antwoord vanaf 13 november op www.senaat.be

 

Wetten – Resoluties – Belangenconflicten

Vrijheidsberoving van verdachte van 24 naar max. 48 uur

Artikel 12 van de Grondwet werd herzien om de maximale termijn van vrijheidsberoving van een verdachte, zonder bevel van een rechter, van 24 uur te verdubbelen tot 48 uur. De toegenomen terreurdreiging, de complexiteit van zaken van zwaar banditisme en georganiseerde misdaad en de Salduz-richtlijn van de Europese Unie over de bijstand door een advocaat vanaf het eerste verhoor, vormen de aanleiding voor deze herziening.

Op de algemene regel van 48 uur zijn geen uitzonderingen mogelijk. Zonder tussenkomst van een rechter kan het parket een verdachte dus niet langer dan 48 uur in een politiecel opsluiten. Indien het parket hem toch langer wil vasthouden, kan dat alleen op grond van een gemotiveerd bevel van een rechter dat uiterlijk na 48 uur aan de verdachte moet worden betekend.

Een verdachte moet na zijn arrestatie binnen een bepaalde termijn voor een rechter worden geleid die de wettigheid van de detentie toetst. Dit principe gaat terug tot de Middeleeuwen en staat in het Angelsaksische recht bekend als het principe van de habeas corpus.

De Senaat nam de Grondwetsherziening aan op 10 oktober 2017.

Tewerkstelling van personen met handicap op reguliere arbeidsmarkt

Traditioneel hebben personen met een handicap vooral bescherming en zorg nodig. Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (VRPH) wil hen echter 'empoweren' om volwaardig deel te nemen aan de samenleving, ook voor tewerkstelling en toegang tot zinvolle jobs. Hun tewerkstellingsgraad in België bedraagt op dit ogenblik slechts 40,7%, waarmee ons land tot de laagst scorende lidstaten van de EU behoort.

Dit onderwerp behoort tot de transversale bevoegdheid van de Senaat. Voor tewerkstelling van personen met een handicap in de publieke sector raakt de resolutie zowel aan de federale overheid als aan de deelstaten. Beide zijn inderdaad bevoegd voor aanwerving en personeelsbeleid van hun ambtenaren.

In de private sector behoren arbeidsbemiddeling en doelgroepenbeleid tot de bevoegdheid van de Gewesten, vormingen en opleiding tot deze van de Gemeenschappen. Globale loonkost, indexeringsmaatregelen en uitkeringen worden dan weer op federaal niveau geregeld.

Er moeten nieuwe pistes worden verkend voor een hogere tewerkstellingsgraad van personen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt, zowel in de publieke als in de private sector. Hiertoe zijn de volledige implementatie van het VRPH nodig, evenals een interfederale aanpak, een voorbeeldrol voor de overheid en de responsabilisering van de private sector.

De Senaat nam de resolutie aan op 10 oktober 2017.

Dr. Ahmadreza Djalali

Dr. Ahmadreza Djalali, een Iraanse urgentiearts en VUB-gastdocent, werd in Iran aangehouden en opgesloten op beschuldiging van spionage voor Israél Hij werd fysiek en emotioneel gefolterd in de gevangenis. Pas na 7 maanden kreeg hij een advocaat. Na een proces achter gesloten deuren werd hij ter dood veroordeeld.

In de resolutie roept de Senaat alle overheden op om het vonnis te veroordelen en de Iraanse regering te vragen om af te zien van de voltrekking van het doodvonnis en van foltering. Dr. Djalali moet een eerlijk en openbaar proces krijgen.

Bovendien moet de universitaire samenwerking met Iran worden opgeschort. In alle contacten met de Iraanse overheid horen de mensenrechten op de agenda staan. De hele toestand moet worden aangekaart bij Federica Mogherini, de hoge vertegenwoordiger voor Buitenlandse zaken en Veiligheidsbeleid van de Europese Unie.

Dankzij de spoedprocedure werd deze resolutie onmiddellijk in plenum besproken. De Senaat nam de resolutie aan op 24 november 2017.

Verontreiniging Noordzee - Microplastics in cosmetica

Microplastics zijn kleine deeltjes plastics die in het milieu terechtkomen. Ze ontstaan onder andere door degradatie van grotere plastics in piepkleine deeltjes, maar worden ook bewust geproduceerd als minuscule plasticbolletjes in schoonmaakproducten, verzorgingsproducten en cosmetica (peeling, gezichtsreinigers, douchegels).

Microplastics worden niet tegengehouden door zuiveringsinstallaties en komen via plankton, mosselen en vissen in de voedselketen terecht.

Zowel de Federale overheid, de Gewesten als de Gemeenschappen zijn bevoegd voor de verontreiniging van de Noordzee en het verbod op microplastics in cosmetica. Zo is er voor de bescherming van de Noordzee een federale staatssecretaris. Voor het strand, de laagwaterlijn en milieubescherming zijn de Gewesten bevoegd. De Gemeenschappen staan in voor gezondheidspreventie.

Daarom moeten alle regeringen samen een actieplan opstellen en een sensibiliserend beleid voeren. Er moet een strategie worden ontwikkeld die uiteindelijk leidt tot het verbod op microplastics. Er is nood aan bijkomende initiatieven rond afvalpreventie, optimale scheepsafvalinzameling, gescheiden inzameling en recyclage van plastic scheepsafval. Producten moeten vermelden in welke fase van de productie- en consumptieketen plastics in het leefmilieu verloren gaan. De regeringen moeten een gecoördineerd plan opstellen voor de invoering van statiegeld voor drankverpakkingen van het PMD-type.

De Senaat nam de resolutie aan op 24 november 2017.

Subsidiariteitstoets verdeeld over verschillende parlementen

De parlementen van de lidstaten van de Europese Unie zijn door het Verdrag van Lissabon (2007) betrokken bij de totstandkoming van Europese regelgeving. Ze mogen Europese wetsvoorstellen toetsen aan het subsidiariteitsbeginsel en hun bezwaren meedelen aan de Europese instellingen. Het subsidiariteitsbeginsel houdt in dat Europese instanties pas mogen optreden indien 'lagere' instanties op nationaal, regionaal of lokaal vlak de beoogde doelstellingen onvoldoende kunnen bereiken. In België zijn voor de toetsing van Europese wetsvoorstellen aan het subsidiariteitsbeginsel duidelijke afspraken nodig tussen de federale en de deelstaatparlementen.

Die afspraken zijn opgenomen in het eerste samenwerkingsakkoord tussen de parlementen in ons land. In het verleden werden al veel andere samenwerkingsakkoorden gesloten, maar telkens tussen regeringen. De parlementsvoorzitters ondertekenden het akkoord op 29 maart 2017. De Senaat keurde het samenwerkingsakkoord goed op 23 maart 2018.

Meer transparantie in de politiek

De verplichting voor politici om een lijst van hun mandaten bij het Rekenhof in te dienen, wordt uitgebreid naar overheidsbestuurders en inhoudelijke kabinetsmedewerkers. De vergoedingen voor de uitoefening van publieke en private mandaten moeten openbaar worden. Het Rekenhof publiceert voortaan elektronisch ingediende mandatenlijsten met inbegrip van de vergoedingen op zijn website. Het Rekenhof kan ook administratieve sancties opleggen bij niet-naleving van de regelgeving. De sponsoring van een onderneming, feitelijke vereniging of rechtspersoon aan politieke partijen, kandidaten en politieke mandatarissen wordt beperkt. De gewesten worden bevoegd voor de regeling van de verkiezingsuitgaven van de politieke partijen en de kandidaten voor de lokale verkiezingen.

Deze ontwerpen van bijzondere wetten en van wetten werden behandeld in het raam van een procedure, waarbij Senaat en Kamer gelijk bevoegd zijn.

Belangenconflict over pensioen van contractueel overheidspersoneel

De Federale regering wilde in een wetsontwerp, dat in de Kamer werd ingediend, de pensioenregeling voor contractuele personeelsleden bij de overheid hervormen. Er wordt een einde gemaakt aan de administratieve jurisprudentie om diensten die contractueel personeel in de publieke sector verricht, in aanmerking te nemen bij de pensioenberekening in de publieke sector, voor zover deze diensten worden gevolgd door een vaste benoeming.

Voortaan worden deze diensten wel in aanmerking genomen in het pensioenstelsel van de werknemers. Bovendien worden de lokale besturen gestimuleerd om een aanvullend pensioenstelsel in te voeren of te ontwikkelen voor hun contractuele personeelsleden. Lokale besturen zullen hun responsabiliseringsfactuur tot 50% van de gemaakte kost voor de financiering van een aanvullend pensioenstelsel kunnen aftrekken.

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) riep een belangenconflict in tegen dit wetsontwerp. Hierdoor werd het in de Kamer 60 dagen geschorst. Het overleg tussen de Kamer en de Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie leidde niet tot een oplossing.

De Senaatscommissie Institutionele aangelegenheden hoorde beide assemblees en bracht op 23 februari 2018 een gemotiveerd advies uit aan het ministerieel Overlegcomité. Dat comité beschikte over 30 dagen om een beslissing te nemen. Nadien kan de Kamer de behandeling van het wetsontwerp verderzetten.

Belangenconflict over gezondheidszorgberoepen

De Federale regering diende in de Kamer van volksvertegenwoordigers een wetsontwerp in over de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Dit wetsontwerp wilde het onevenwicht herstellen dat ontstaan is door tekorten en overtallen van arts-kandidaten. De vaststelling van de quota per gemeenschap gebeurt voortaan op basis van een verdeelsleutel die door het Rekenhof wordt berekend. Tot slot komt er een wettelijke basis voor een handhavingssysteem om de quota te doen naleven.

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) riep een belangenconflict in tegen dit wetsontwerp. De inroeping van dit belangenconflict schorste het wetsontwerp in de Kamer 60 dagen. Het overleg tussen de Kamer en de COCOF leidde ook deze keer niet tot een oplossing.

De Senaatscommissie Institutionele aangelegenheden hoorde beide assemblees. De Senaat bracht op 23 februari 2018 een gemotiveerd advies uit aan het ministerieel Overlegcomité. Dat comité beschikte over 30 dagen om een beslissing te nemen. Nadien kon de Kamer de behandeling van het wetsontwerp verderzetten.

Belangenconflict over onbelast bijklussen

Dit wetsontwerp voert onder andere de mogelijkheid in om onbelast 6 000 euro op jaarbasis bij te klussen.

De Vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF) riep een belangenconflict in tegen dit wetsontwerp. De inroeping van dit belangenconflict schorste het wetsontwerp in de Kamer 60 dagen. Het overleg tussen de Kamer en de COCOF leidde ook nu niet tot een oplossing.

De Senaatscommissie Institutionele aangelegenheden hoorde de betrokken assemblees en bracht op 20 april 2018 een gemotiveerd advies uit aan het ministerieel Overlegcomité. Dat comité beschikte over 30 dagen om een beslissing te nemen. Nadien kon de Kamer de behandeling van het wetsontwerp verderzetten.

Protocolakkoord voor mededelingen en voorlichtingscampagnes

De verschillende parlementsvoorzitters sloten een protocolakkoord over de controle van publieke mededelingen en voorlichtingscampagnes van parlementsvoorzitters en ministers tijdens de sperperiode voor de gemeenteraadsverkiezingen op 14 oktober 2018. Elk parlement afzonderlijk controleert dit met behulp van dezelfde toetsingsnorm: de mededeling of campagne dient niet om het persoonlijke imago van de betrokkene of van zijn politieke partij te verbeteren.

 

Institutioneel nieuws

Alternerende vertegenwoordiging van mannen en vrouwen nu ook voor Waals Parlement

Een bijzonder decreet van het Waals Parlement voert de alternerende vertegenwoordiging van mannen en vrouwen ook in voor de verkiezingen van het Waals Parlement. Dankzij de constitutieve autonomie mag het Waals Parlement zelf de werking en de organisatie van zijn eigen instellingen bepalen.

Franse Gemeenschap maakt gebruik van constitutieve autonomie

De Gemeenschappen en de Gewesten hebben constitutieve autonomie. Ze mogen bij bijzonder decreet aanduiden welke elementen ze zelf regelen voor de verkiezing, samenstelling en werking van de deelstaatparlementen. Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft dankzij de constitutieve autonomie de datum van zijn openingszitting gewijzigd.

Leerplicht: federale bevoegdheid nauw verbonden met die van de gemeenschappen

Verschillende wetsvoorstellen in de Kamer willen de leerplicht vervroegen tot 5 of zelfs 3 jaar. De Raad van State bevestigt dat de federale overheid bevoegd is voor deze voorstellen. De bevoegdheid van de federale wetgever is echter nauw verbonden met die van de gemeenschappen die de inhoud van de leerplicht bepalen en die de scholen financieren. Daarom moeten de federale overheid en de gemeenschappen het evenredigheidsbeginsel en de federale loyauteit in acht nemen.

Eerste gezamenlijk decreet aangenomen

Gezamenlijke decreten over onder meer de oprichting en het beheer van gemeenschappelijke diensten en instellingen, de uitoefening van eigen bevoegdheden of de gemeenschappelijke ontwikkeling van initiatieven zijn mogelijk geworden door de 6de Staatshervorming.

Het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap hebben een allereerste gezamenlijk decreet aangenomen over het hergebruik van informatie van de publieke sector en tot vaststelling van een open gegevensbeleid. Ze hebben een coördinatiecomité opgericht. In het voorontwerp van decreet was het nog de bedoeling om taken toe te vertrouwen aan publiekrechtelijke rechtspersonen die het Waals Gewest en de Franse Gemeenschap gemeen hebben met andere deelstaten. De Raad van State meende echter dat deze deelstaten dan bij het besluitvormingsproces moesten betrokken zijn.

Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor onroerende voorheffing

Enkele federale belastingen werden omgevormd tot gewestelijke belastingen. Dit is het geval voor de onroerende voorheffing. Door de Bijzondere Financieringswet staat het gewest zélf in voor de dienst van deze belasting, vanaf het 2de begrotingsjaar dat volgt op de datum van notificatie van de gewestregering aan de federale regering van de beslissing tot het zelf verzekeren van de dienst van de belasting.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering had deze notificatie gedaan in 2015 om de dienst van de onroerende voorheffing over te nemen vanaf het begrotingsjaar 2017. In 2016 heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering echter meegedeeld dat de overname werd uitgesteld tot het begrotingsjaar 2018.

Een ordonnantie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bepaalt nu de nodige materiële regels tot overname van de onroerende voorheffing door het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Zij bepaalt ook welke categorieën van personen kunnen rekenen op een vrijstelling of een vermindering van de onroerende voorheffing. De ordonnantie regelt ook de premie die dit gewest toekent voor de aanmoediging van het bezit van een eigen woning.

 

© Senaat.be - foto's © Kevin Oeyen
V.u.: Gert Van der biesen, secretaris-generaal van de Belgische Senaat

Wilt u deze nieuwsbrief niet langer ontvangen?